boer in het Oudeland van Moerkerken, kerkmeester (1535), heemraad (1546, 1547, 1550) van Mijnsheerenland, overl. na 31-3-1558, tr. (zeker voor ca. 1535) Maritge Cornelisdr., overl. voor 14-5-1545.
06-02-1539: Jan Meijnertsz. heeft van de prior van het klooster Vredendaal in Amersfoort 28 morgen land in bruik in Westmaas-Nieuwland. In deze akte wordt ook genoemd Cors Pietersz., die 37 morgen en 300 roeden bouwland aldaar in huur heeft van voornoemd convent. [ora Mijnsheerenland, inv. nr. 1, folio 126ve].
1543: Maritge, Jan Meijnarts weduwe, staat aangeslagen in het kohier van de 10e penning 1543 mit 3 morgen 300 roeden bouwland [Kohier 10e penning Mijnsheerenland; zoek onder HoGenDa bij L. Helms van Eis]
14-12-1548: Lenert Pietersz., broer van Cors Pietersz., draagt over aan Pieter Jansz. (‘zijn zusters man’ is doorgestreept), wonend aan de Strijense Oudelandse Westdijk, 1 morgen land in Westmaas-Nieuwland, hem aanbestorven van zijn moeder Maritge, weduwe van Jan Jacob Meijnertsz. Deze ene morgen is gelegen in het broek (drassig land) van de vrouwe van Moerkercken, ten noorden van de Bouwensweg [ora Mijnsheerenland, inv. nr. 4, fol. 99ve (1544-1583)].
01-06-1551: Kors Pietersz. is aangeërft van zijn overleden moeder Maritge, Jan Jacob Meijnertsz. weduwe, een bouwstede, timmerage, huizen, keten, bergen, wagens, ploegen, eggen, wagentouw, borninge, tuinen, glinten, horden en bomen in Westmaas Nieuwland in de hoek van de Bouwensweg en de Oudelandse Westdijk [ora Mijnsheerenland, inv. nr. 1, folio 127ve (1532-1552)].
14-03-1555: Anna Pieters, oud 19 jaar, machtigt haar broer Pieter Pietersz. om alzulk land te verkopen dat haar aangekomen is van haar grootmoeder Maritge Meijnerts.
Nota: Op 22 maart 1555 heeft Pieter Pietersz. voor hem en als gemachtigde van Anna Pieters, zijn zuster, Kors Pietersz. gifte gegeven en nog mede gifte gegeven Yeman Adriaensz. [ora Mijnsheerenland, inv. nr. 1, fol. 111ve (1532-1552)]
12 november 1549 (16ve)
Alzo Kors Pietersz. zekere 8 morgen 1 hont land belast heeft met 24 Cgulden des jaers te lossen met de penning 16 voor Lenert Pietersz., zijn broeder, zo hebben Jacob Jan Meynert, Pieter Jansz. en Yeman Adriaensz. gezamelijk en onverscheiden op heden de 13 november 1549 hem luiden en al haar goederen die zij hebben mede borg gestelt als haar principele eigen schuld tot profijt van Kors Pietersz. en wel een ieder voor de som van 16 ponden groten Vlaams, mitsgaders alle kosten, interesten en schaden die dezelfde Kors vanwege de borgtocht of tot de bovengeschreven 24 Cgulden des jaars in manieren als voren zal mogen hebben.
Leendert Pietersz (Lenaert) (van Moerkercken) |