koopakte 1784
Hij is getrouwd met Lammigje Klaas.
Ze zijn in de kerk getrouwd op 8 juni 1783 te Blijdenstein, hij was toen 29 jaar oud.
De zomer waar Geert en Lammigje getrouwt zijn was zeer warm en droog, er
was geen water meer in de sloot voor het vee en men zal ook zelf wel
te kampen hebben gehad met het drinkwater in de regenbak. Er zou een
strenge winter op volgen, er zijn barsten in de eikebomen gesprongen. De
hulst totaal bevroren, er volgde een goede zomer. Met in 1785 weer een
strenge winter met sneeuw tot in April.
Kind(eren):
De geschiedenis van Drenthe
Drenthe kan terug zien op een zeer vroege bevolking. Reeds in de ijstijd (13000 jr.v.Chr.) leiden de z.g.n. Rendierjagers een nomadenbestaan in de ijsvlakten tussen Drenthe en SleeswijkHolstein. Toen het klimaat in deze streken geleidelijk zachter werd, maakte het landijs plaats voor een landschap, dat met bos werd bedekt. Omstreeks 2000 jr.v.Chr. vinden we hier een volk dat de naam heeft gekregen van Hunnebedbouwers. Deze mensen leidden geen zwervend bestaan meer, doch vestigden zich alseerste landbouwers. Na het bos gekapt te hebben verbouwden ze tarwe op de zandgrond. Van dit volk bewaart Drenthe nog de imposante grafmonumenten. Van de wijze waarop Drenthe werd bestuurd vóór het jaar 800 weten we maar weinig. Geschriften die ons een inzicht in die periode zouden kunnen geven, ontbreken vrijwel geheel. Wel staat vast, dat de Balloërkuil bij Rolde een plaats van vroeg Germaanse rechtspleging moet zijn geweest. Omstreeks 800 leefden hier Saksische stammen, die in het jaar 795 na hevige strijd door Karel de Grote waren onderworpen. Drenthe was toen een Graafschap, waarbij de grafelijke waardigheid door de Keizer aan de Bisschop van Utrecht werd opgedragen. Bij het verdrag van Verdun (843) wordt Drenthe een deel Lotharingen, terwijl het later deel uit maakt van het Duitse rijk. Drenthe was in de middeleeuwen verdeeld in 6 dingspilen (ding= gerecht) t.w. het Zuiderveld, het Beilerdingspil, het Dieverderdingspil, het Roldeger dingspil, het Noordenveld en Oostermoer. Elk dingspil vaardigde 4 Etten of gezworenen af naar de Etstoel, ook wel de wijsheid van den Lande genoemd, vormden het hoogste gerecht in Drenthe. De zittingen van de Etstoel, lottingen genoemd, werden in de Balloërkuil en in de kerk te Rolde gehouden. In het jaar 1024 bekleedde de Duitse Koning-Keizer Hendrik II de Bisschop van Utrecht met de grafelijke macht in Drenthe. Hij is terstond begonnen met een strenge organisatie der Drenthse kerken, o.a. door de stichting van nieuwe kerkgebouwen in Beilen, Vries en Anlo waarin hij zelf alle macht in handen had. Vermoedelijk kreeg ook Diever, Emmen en Rolde van hem een kerk. Deze 6 kerken zijn centra geworden van de 6 Drenthse seenddistricten die wat oppervlakte en centrum betreft samen vielen met de nieuw ingerichte rechtsdistrikten of dingspillen. De bisschop stichte er een "hof" een soort belasting kantoor, waar men ook het bisschoppelijk landbezit beheerde. Tegen het nieuwe bewind ontstond grote oppositie, die begon inde stad Groningen, toen nog in Drenthe gelegen. Het gezag van de landheer nam echter belangrijk in kracht toe, nadat in 1393 Frederik van Blankenheim bisschop van Utrecht was geworden. Hij stelde het landrecht van Drenthe op schrift en bezegeldehet in 1412. Waarschijnlijk door de grote onenigheid is een gedeelte van Drenthe een staat op zich zelf geworden. Het betreft de tegenwoordige gemeenten Ruinen en Ruinerwold, want in 1428 wordt het landrecht van Buddinge en Haakswolde opgesteld, betreffende de Heerlijkheid Ruinen. Dit gebied is in 1766 weer aangekocht door de provincie. Hier volgt dan het landrecht (zie bijlage). In 1536 kwam Drenthe onder het bewind van Karel V. Aan het begin van de opstand der Nederlanden tegen Spanje, in1568 trok Alfa met een leger naar het noorden om de strijd aan te binden met graaf Lodewijk van Nassau. De Spaanse hertog verbleef toen geruime tijd in Rolde, en de omgeving leed zwaar onder het optreden van de Spaans soldaten. Op 11 April 1580 trad Drenthe toe als volwaardig lid van de Unie van Utrecht. In de maand Maart van dat zelfde jaar had Rennenberg zijn verraad gepleegd, waardoor Groningen weer onder Spaanse heerschappij kwam. Van hieruit werd in Mei en Juni van 1580 Drenthe weerbezet en duurde het tot 1594 eer dit gewest zich weer aan de Spaanse onderwerping kon onttrekken. Die 14 jaar zijn voor Drenthe een waar schrikbewind geweest. De Spaanse legers streken er neer als sprinkhanen en lieten het land kaal en leeggeroofdachter. Het waren de leger benden die de besmetting overbrachten. Welk een ellende in die jaren is geleden ,is met geen pen te beschrijven, hier een kleine beschrijving van een historieschrijver
van enkele jaren voor 1600: " Die Kranckheden verspreyden sich uyttet Legher onder de Huysluyden, by welcke onuytsspreeckelijk jammer werdt ghesien. Ende is gebeurt, dat Man ende Vrouw op een bedde kranck synde, d'eene sterft ende het Lyck most achte daghen by den overlevenden ligghen blyven, by gebrek van begravers ende naebuere die oft ghestorven oft ghevlucht waren; dat eenighe met Wyff en Kindt vluchtende; de vrouwen onderweghen op de wagen doot bleven en de Kinderen noch aan de borstensoghen. Dat andere in de struyken vluchtende, aldaer met kranckheyt bevielen ende noch levende, de voghelen ende ondieren niet konden sich keeren. Door het verzet van Holland werd Drenthe in 1594 niet meer als lid van de Unie der verenigde Nederlanden toegelaten. Het zou tot 1796 duren eer Drenthe als een gelijkberechtigd deelgenoot zijn plaats te midden van de andere Nederlandse gewesten weer zou innemen. Wel hield Drenthe door de steun van stadhouder Willem Lodewijk zijn zelfstandigheiden konden plannen tot inlijving Overijssel en Groningen worden verijdeld. Rechtspraak en bestuur waren tot in de 16e eeuw vrijwel niet gescheiden. De Etstoel behartigde vele zaken, die eigenlijk tot het bestuur behoorden. In de eerste helft van de 16e eeuw kwam hierin weinig verandering, tot naast de Etstoel de Landdag van Ridderschap en Eigenerfden op ging treden en deze Landdag tot bestuurscollege op ging treden. Tot in 1696 kwamen de Staten van Drenthe, zoals de Landdag ook wel genoemdwerd, in het Grollerholt in de openlucht bijeen. Na 1688 werden de zittingen van de Etstoel in het voormalige Cisterciënserklooster te Assen gehouden, waar ook de Staten van Drenthe uiteindelijk hun zetel vonden. Een belangrijke gebeurtenis op kerkelijk gebied was het feit, dat in 1598 stadhouder Willem van Nassau de reformatie in Drenthe invoerde. Op 12 Aug. 1598 vond onder leiding van Meno Alting de "Classis" te Rolde plaats, waarbij de kerkhervorming in dit gewest werd geregeld. In de Franse tijd (1795-1813) werd Assen een zelfstandige gemeente (1807) terwijl ook de huidige gemeentelijke indeling, op enkele wijzigingen na, in het midden van de vorige eeuw haar beslag vond.
Deze Geert is samen met zijn broer Jan naar Ruinerwold gekomen, beiden
als kleermaker. In welk jaar precies is niet te zeggen, vermoedelijk
rond 1780, ze waren Luthers Evangelisch gedoopt in Brandlecht, en
worden beiden tot lidmaat aangenomen op Pasen 1786 in de Ned.Herv.kerk
van Blijdenstein. Hij wordt genoemd in een momberprotocol, ook in het
haardstedenboek, en een bewijs van aankoop huisje. Zijn adres is
Dijkhuizen 119, en dat wordt later 121 door tussen gebouwde huizen.
Roofoverval aan de Knijpe 1730.
Hoort men in onze dagen haast dagelijks van overvallen op banken en postkantoren, en houdt de ene ontvoering na de andere ons bezig, ook in vroegere eeuwen ging het er altijd niet zo braaf toe. Ook toen speelden kleinere en grotere criminaliteit hoogtij. In de eerste helft van de 18e eeuw werd de landschap Drenthe, en zo ook de omgeving door rovend geboefte overspoeld, dat zelfs voor moord niet terug deinsde. Hierin kunnen we de reden vinden dat in Ruinerwold aan de hoofdweg vroeger haast geen huizen stonden, zodat het overgrote deel van de huizen aan het boerpad, of verder in landerijen aantreffen. In de tijd van oorlogshandelingen vonden er door rondtrekkende soldaten dikwijls strooptochten plaats. Zo kunnen we ergens lezen dat indetectiveachtige oorlog de troepen van prins Maurits vanaf de pas van Rouveen over Hesselingen, Meppel, Oosterboer, Blijdenstein en verder over Ruinerwold naar Groningen trokken. Dat zijn soldaten hier onderweg de koeien in de wei doodstaken omaan vlees te komen.Zo trokken er in het begin van de 18e eeuw vooral tijdens jaarmarkten misdadigers rond, waarvoor men op zijn hoede moest zijn. Deze lieden zwierven over de markten en hielden scherp in de gaten wie vee of andere waar verkocht endaarvoor geld ontving. Wijlen J.Poortman beschrijft in een van zijn boeken, ook over zo'n roofoverval, gepleegd in 1730.
Dit niet veilig zijn ondervond ook Hendrik Wildeboer, die aan de vaart bij De Knijpe woonde, naast het oude tolhuis op de grens van Oosterboer en De Schiphorst. Deze had op de Meppelermarkt zaken gedaan en het was opgevallen dat hij daarvoor geld ontvangen had. Bij het naar huis gaan was hij die avond gevolgd door vier mannen: t.w Bartus Groothuis, Albert AlbertsWillem Jacobs en Fransiscus Lampien.Groothuis was een van de beruchtste boeven in die tijd, die telkens de dans wist te ontspringen en daardoor steeds brutaler werd. Hij maakte zich dikwijls schuldig aan aanrandingen en berovingen, waarbij hij en zijn makkers veel gruweldaden bedreven. Deze Groothuis had onderdak gevonden bij Mette aan de Zomerdijk. Zij was een beruchte heleres, koppelaarster en aanbrenger, waar hij ook de drie eerder genoemde kameraden aantrof. Met hen had hij de markt in Meppel afgestruind en hadden ze Wildeboer geschaduwd. Ze waren aan de weet gekomen waar die woonde. Ze besloten om hem in zijn woning lichter te maken. Fransiscus was gewapend met beitel en mes, Bartus droeg een pistool bij zich. Ze schuimden s'avonds om het huis en verbraken de sluiting van het kelderraam, drongen daar binnen en vonden allereerst een snaphaan, waar Albert mee op wacht werd gezet. Willem Jacobs stond bij het huis op de Schiphorsterdijk op de uitkijk. Veilig was veilig. Binnenshuis werd eerst Wildeboer en toen zijn vrouw aangepakt en wel zo, dat het gejammer naar buiten doordrong. Wildeboer wilde niet zeggen waar hij het geld verborgen had. De beide schildwachten hoorden het gejammer en gingen binnen eens kijken, doch toen ze buiten iemand aan hoorden komen waren ze weer op hun post. Willem Veltcamp die daar passeerde werd aangegrepen, in huis gesleept en gebonden. Vervolgens was een gepasseerde schipper het haasje. De schildwachten bemerkten hem en joegen hem met geweld onder het plecht, waar ze hem opsloten. Ondertussen werd er binnenshuis door gewerkt. Wildeboer en zijn vrouw werden na mishandeld te zijn, aan handen en voeten gebonden. Vervolgens sloegen de boeven hem een arm stuk, bonden hem een touw onder de armen door en hingen hem op aan de balken,stopten zijn broek vol met stro en behandelden zijn vrouw op de zelfde manier. Daarna staken ze de kleren in de brand en sloegen het dodelijk beangste kind bond en blauw. Daarna vertrokken ze met de buit naar de botterboer bij Zwolle.Dit alles gebeurde na een Meppeler Septembermarkt 1730.
Enkele dagen later brak Bartus in bij de burgemeester van Harderwijk, waar hij een kabinet openbrak en diverse goederen roofde. Na verloop van tijd waagden de heren zich weer in Drenthe, omdat ze dachten dat de roofoverval vergeten was. Dat was echter niet het geval. Hun signalement was namelijk doorgegeven en goed bekend. Eerst werd Albert, bijgenaamd de Lazarus, gepakt. Er werd kort recht gedaan. Deze twintigjarige knaap werd veroordeeld om levend geradbraakt te worden, wat onmiddelijk gebeurde. Daarna werd zijn hoofd af geslagen, zijn lichaam op een rad gelegd en zijn hoofd op een pen gezet, tot gruwelijke afschrik voor andere boosdoeners. Dat gebeurde op 16 December 1730. Zijn vriend, de boosdoener Groothuis, waagde zich in 1733 weer in de Landschap. Hij werd ook herkend en gegrepen en op de eerste Mei van dat jaar veroordeeld. Hij had Wildeboer zodanig verbrand dat deze enkele dagen na de overval gestorven is, nu werd Groothuis op de zelfde wijze behandeld.
Zijn kleren werden met stro gevuld, nadat hij voor de verkrachtingsgevallen al geradbraakt was. Het stro werd in brand gestoken en na roostering nogmaals op het rad geplaatst, waarna hij tenslotte onthoofd werd. Om het vonnis volledig te maken werd zijn hoofd ook op de pen gestoken. De toepassing van het oude "oog om oog, tand om tand" was volledig geweest. Was Wildeboer gestorven, Zijn vrouw bleef invalide, terwijl van het kind niet gerept werd. Zo zien we in de geschiedenis dat er vroegerook verschrikkelijke gruweldaden werden bedreven, en dat ten aanzien daarvan men wat minder tolerant was dan nu het geval is. De straffen waren toen niet mals.
grootouders
ouders
broers/zussen
kinderen
Geert-hendriks Konjer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
1783 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lammigje Klaas | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.