Kind(eren):
Dinther vormde in de vroege middeleeuwen, net als Heeswijk en Boxtel een vrij territorium onder de Heren van Dinther. De heren van Dinther hadden vermoedelijk het huis Ter Borch als stamslot. 1165 Ridder Almelrik van Heswic (Heeswijk) wordt ergens tussen 1160 en 1170 de eerste kasteelbewoner van kasteel Heeswijk. Archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat met de bouw van het kasteel al kort voor 1100 is begonnen.
1196 Albert van Dinther De vroegst bekende persoon met de achternaam van Dinther is edelman Albert van Dinther die we tegenkomen in een oorkonde van 1196. Hierin draagt Albert van Dinther zichzelf en alles wat hij in de nabijheid van de uithof Bernheze te Heeswijk-Dinther bezit, op aan de abdij Berne aan de Maas.
Perkament met het ruiterzegel van hertog Hendrik I van Brabant, archief van de Abdij in Berne.
Op zekeren dag van het jaar 1196 kwam een edelman aan de poort des kloosters kloppen, hij wierp zich voor de voeten van den abt en verzocht om het kleed der Norbertijnen; die edelman was Albert, heer van Dinther; hij schonk aan de abdij zijn landgoed Bernheze benevens de helft van Loosbroek en het vrije gebruik van weiden, bosschen en wateren in Heeswijk ; Albert was vergezeld van een jong ridder die getroffen stond door alles wat hij in de abdij zag en hoorde, zijn hart was niet meer vrij, wie weet of hij anders zijn maarschalk niet huiswaarts terug' gezonden had met de boodschap: zeg dat uw heer zijn vriend Albert blijft gezelschap houden. Doch hij wilde niettemin aan de abdij een bewijs zijner genegenheid laten, hij bezat een huis in Bernheze, dit schonk hij haar, benevens de boomen en gewassen hem in Loosbroek toekomend en eenige grondchijnsen die de akte dezer schenking schrijven zou hem zijn naam vroeg, kreeg hij ten antwoord : Almerik, heer van Heeswijk ! Heer Almerik zeide daarop zijn vriend Albert vaarwel en reed met een peinzend gemoed naar zijn kasteel terug.
De goederen, welke de heer van Dinther aan de abdij geschonken had, waren leenroerig , hij hield ze van graaf Her-
man van Kuik, doch slechts in achterleen,want Kuik op zijne beurt erkende den graaf van Leuven daarvoor als leen-
heer; om dit alles te regelen en de abdij voor nieuwe moeielijkheden te vrijwaren, kwam op SV Servaasdag te Oirschot
eene geheele vergadering van hooge personen bijeen : in de eerste plaats Albert, zoon des heeren van Kuik , wijders Dirk van Herlaar*), Hubert van Heeswijk, Willem graaf van Megen en vele anderen zoo ridders als jonkheeren; legen
vergoeding van eenige vrije bezittingen welke Dinther aan Aa Kuik toewees, stond deze Bernheze en al het overige weder aan den graaf van Leuven af, die hem een en ander opnieuw in leen gaf maar ditmaal ten behoeve van Bern.
Het bleef hier niet bij, ook heer Herman zelf wilde eene blijk van genegenheid aan het nieuwe gesticht schenken;
hij gaf het van zijn eigen goed een kasteel te Herpen gelegen , dat hem en zijn zoon Hendrik gezamenlijk toebehoorde.
Butkens I, 154, Oudh,. en Gest. van 's Botcli 523.
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.