Kind(eren):
Uit het huwelijk van Alard van Buren en Adelisse de Vries kwam, afgezien van enkele gehuwde dochters, kwam nog een tweede zoon, Lambrecht, die - als petekind van zijn grootvader te Utrecht - al de hof te Balgoij in erfpacht kreeg.
In 1330 verkocht hij aan een reeks Nederbetuwse dorpen een watergang uit de Zoel door zijn gericht in de Korne, en van graaf Reinald is hij nogal eens borg of getuige.
In augustus 1338 verkoopt hij land aan Mariënweerd en zijn naam wordt op 2 oktober 1338 nog genoemd in een Haarlemse akte, daarna niet meer.
Ook zijn vrouw zal jong gestorven zijn.
Lambrecht werd opgevolgd door een van zijn twee zonen.
Deze zoon heette weer Alard en Otto, Allard werd voorbestemd om een al dodelijke gevolgen hebbende brouille met hun neven van Caets, de heren van Beusichem, te beslechten.
Alard IV trouwt met Mabelia van Caets, dochter van Gijsbrecht van Caets en Elisabeth van Beusinchem.
Gezien de nabije, keurig vermelde familierelatie (vierde graad), was pauselijke dispensatie noodzakelijk en deze werd op 15 april 1336 van Benedictus XII verkregen.
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.