Johannes Knottnerus (1714-1783) kwam terecht in Jarssum (later Campen en Uttum) in Ostfriesland. Johannes sr te Uttum werd nog volledig bij het Nederlandstalige predikantencorps gerekend. Ter gelegenheid van zijn overlijden in 1783 besteedde ook het Nederlandse tijdschrift "Boekzaal der Geleerde Weereld" een artikel aan hem.
Hij had weer drie zoons die predikant werden: Samuel Johannes (1753-1822) te Campen (daarna te Upleward, Landschaftspolder en Nüttermoor), Edzard (1755-1844), die zijn vader in Hinte opvolgde, en Johannes jr (1763-1835) te Veenhusen, later Cirkwehrum, Bargebur en tenslotte eveneens te Hinte. In Bargebur bij het slot Lütetsburg stond de schuilkerk waar de deftige hervormden uit de stad Norden kerkten. Dochter Anna huwde eveneens een predikant: Lambertus Hoisingh Penon te Wirdum. Bij hun nakomelingen ging de naam Knottnerus als voornaam fungeren: een van de kinderen noemde zich Knottnerus Penon, een kleindochter was Anna Knottnerus Holtkamp (1815-1885); haar kleinzoon (geb. 1885) werd op zijn beurt Annäus Knottnerus Wübbena genoemd.
Hij is getrouwd met Harbertje Edzards.
Zij zijn getrouwd
Kind(eren):