Egbert I van Meißen (ca. 1036 - 1068) was een Saksische graaf uit het geslacht der Brunonen. Hij was de tweede zoon van graaf Liudolf van Brunswijk en Gertrudis van Billung.
Van zijn vader erfde hij, tezamen met zijn broer, in 1038 het markgraafschap Brunswijk. Voor zijn Oostfaalse bezittingen was hij leenman van de bisschop van Hildesheim. In 1057 werd Egbert in één klap een belangrijke hoveling: een groep Saksische opstandelingen, onder leiding van Otto, de buitenechtelijke zoon van Bernard II van Brandenburg, probeerde in een hinderlaag de zesjarige Hendrik IV (keizer) en zijn moeder Agnes van Poitou (1024-1077) te vermoorden. Egbert en zijn broer Bruno II kwamen Hendrik en zijn moeder te hulp en wisten de aanval af te slaan. Bruno sneuvelde bij de gevechten en Egbert werd zwaargewond. Egbert genas en kreeg als beloning naast zijn eigen functies, ook de functies die zijn broer had gehouden. In die rol was hij vazal van de bisschop van Bremen. Ook trouwde hij in dat jaar de bijna twintig jaar oudere Ermengard van Susa, weduwe van Otto III van Zwaben, dochter van Manfred II Olderik van Turijn en een verwante van de keizerlijke familie.
In 1058 nam Egbert deel aan de expeditie tegen graaf Floris I van Holland. In 1063 besliste hij in de stiftkerk van Goslar, de bloedige vete tussen de bisschop van Hildesheim en de abt van Fulda in het voordeel van de bisschop. Een koninklijk onderzoek naar de gang van zaken concludeerde dat Egbert daarbij geen misdaad had begaan. Egbert was in 1062 één van de deelnemers aan de ontvoering van de minderjarige Hendrik IV, wat een coup was tegen het regentschap van diens moeder. Toen Hendrik in paniek van een schip in de Rijn sprong, is Egbert hem nagesprongen en heeft hem zo het leven gered. Na de politieke ondergang van bisschop Adelbert van Bremen in 1066, wist Egbert zijn Friese goederen aan diens leenheerschap te onttrekken.
In 1067 werd hij beleend met Meißen. Egbert maakte tijdens het kerstfeest van 1067 te Goslar, met Hendrik plannen om te scheiden van Ermengard om te trouwen met de jonge en rijke Adela van Leuven. Egbert heeft nog een brief geschreven over zijn voornemen tot scheiding en is daarna aan een plotselinge koorts overleden.
Egbert I (German: Ekbert) (died 11 January 1068) was the Margrave of Meissen from 1067 until his early death the next year. Egbert was the Count of Brunswick from about 1038, when his father, Liudolf, Margrave of Frisia, died. His mother was Gertrude, the sister of Pope Leo IX.
Egbert was the scion of the influential Eastphalian family of the Brunonen. He inherited the familial lands in Brunswick and from about 1051 he shared the chief authority in the region with the Bishop of Hildesheim. Egbert also extended his authority and estates into Frisia under the suzerainty of the Archbishop of Hamburg-Bremen.
Although closely related to the Salian dynasty, Egbert participated in the coup d'état of Kaiserswerth in 1062, whereat a group of nobles acting under Anno II, Archbishop of Cologne, tried to seize authority in the kingdom from King Henry IV and his regent mother, the Empress Agnes.
In 1058, Egbert married Irmgard (Aemilia or Immula), the daughter of Ulric Manfred II of Turin and widow of Otto of Schweinfurt. His only son, Egbert II, succeeded him in Meissen. His daughter Gertrude later brought Meissen to her husband, Henry von Eilenburg.
Hij is getrouwd met Irmengard van Susa.
Zij zijn getrouwd in het jaar 1058, hij was toen 22 jaar oud.Bron 3
Kind(eren):
grootouders
ouders
broers/zussen
kinderen
Egbert I van Meissen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1058 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Irmengard van Susa | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||