Voor het Kaageiland zie Jan Biemond De geschiedenis van Kaageiland
zie De Paternoster an het Steegoversloot 159 te Dordrecht : pp.8-10; p.35
Hij is getrouwd met Machteltgen Andriesdr van Vesanevelt.
Toestemming voor het huwelijk is 8 april 1609 verkregen te Leiden, Zuid-Holland, NederlandLeiden, Zuid-Holland, Nederland.Bron 2
Kind(eren):
https://www.genealogieonline.nl/genealogie-schapekoppen/I158191.php :veronderstelt dat Ds. J.Bocardus sr getrouwd was met Josina van Esch; dit was echter de echtgenote van zijn zoon Mr. J.Bocardus jr.
Pas op: er was ook predikant van deze naam te Riethoven [1670] en Woensel [1721].
https://gw.geneanet.org/schapekoppen?n=bocardus&oc=&p=johannes :"BOCARDUS (Joannes) of Bokkard, ook Buchardus genoemd, geboren in 1578, werd, na zich voor de predikdienst te hebben bekwaam gemaakt in 1607 of 1608 Predikant te Kage, van waar hij in 1609 of 1610 te Dordrecht werd beroepen.
Van een zwak en ziekelijk gestel zijnde verzocht hij, in 1620, ‘verligting in zijn predikambt, 't welck (klaagde hij) door de menichte der predikatiën, die in Dordrecht gedaan werden, (overmits eenige swackheyt syner borst ende gebreck syner wtspraecke), hem so swaer viel, inzonderheyt als hy de Sondaechsche predicatie te negen ure ende voorts eenige andere lange predicatiën. als belijdenisse des geloofs ende andere, moest doen.’ Voorts bood hij, die een zeer bemiddeld man was, den Kerkeraad zijne bezoldiging aan, om eenen zesden Predikant te kunnen beroepen en beloofde bovendien elken Zondag zelf eene preek te zullen doen. De Kerkeraad, toen uit de hevigste Contra-Remonstranten zamengesteld, en sedert lang op Bocardus, die veel gematigder dan zijne ambtgenooten van de Armenianen sprak en hen in geenen deele op den stoel doorhaalde, verbitterd, sloeg dit aanbod af en noodzaakte hem zijne dienst neder te leggen. Eenige maanden daarna (1620) nam hij het beroep te Hendrik-Ido-Ambacht aan, onder voorwaarde van te Dordrecht te mogen blijven wonen. Na aldaar twee jaren gediend te hebben verzocht hij der Classis van Zuid-Holland, om, ‘wegens de koude en het ongemak die hij moest lijden, van daar te mogen gaan.’ Nadat hem zulks was toegestaan ging hij, om niet geheel ledig te zijn, ‘naar Zwijndrecht tot hulp van Aegidus Becius. edoch dit harde hij niet, waarop hij naer 't Ambacht wederkeerde.’
In 1630 werd hij, na hevige twisten tusschen Classis en Kerkeraad over het regt van benoeming, tot Predikant te Dubbeldam bevestigd. Hij overleed te Dordrecht den 22sten Junij 1645. Een zijner zonen Andries Bocard huwde Machteld van Kraijestein, een ander, Mr. Johan Bocard, was Advokaat voor den Hove van Holland.
Zijn anagramma was: Sana cor, Deus boni (o God van alle goed, maak het hart gezond).
De Kerkelijke Geschiedschrijvers noemen hem een Leeraar van zeer groote bescheidenheid en matigheid. Ook werd hij voor een der grootste Godgeleerden van zijne tijd gehouden, zoodat hij door die van Zuid-Holland werd opgegeven als geschikt tot het werk der herziening eener nieuwe overzetting van den Bijbel, waartoe hij evenwel niet gebruikt werd, waarschijnlijk omdat hij verdacht was tot de Remonstrantsche partij te behooren. Hij schijnt mede de Latijnsche lier gehandteerd te hebben.
Zie Brandt, Hist. der Reform., D. III. bl. 201, 933 en 934; Algem. Konst- en Letterbods 1846, D. I. bl. 5; Schotel, Kerk. Dord., D. I. bl. 291-297, 533 en 534, dien wij hier op den voet gevolgd zijn."
Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Eerste en tweede stuk
Johannes Bocardus | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Machteltgen Andriesdr van Vesanevelt |