Hij is getrouwd met Catharina Rica Cranssen.
Zij zijn getrouwd op 22 april 1824 te Amsterdam , hij was toen 32 jaar oud.
Kind(eren):
Uit "De Nederlandsche Leeuw", jaargang 26 (1908), blz 241:
Het is hier de plaats de loopbaan van C.J. Riesz te vermelden. Meende ik eerst die wegens de ruimte welke deze in zoude nemen, te moeten beperken, gewenschter leek het mij, ze toch' in haar geheel hier neder te schrijven, omdat daarin weergegeven wordt het leven van één van die soldaten van Napoleon I - en Neder-land telde er zoo vele in dien tijd - die den grooten veldheer op al zijn veroveringen gevolgd, niet tevreden met de periode van rust, welke voor Europa na den slag van Waterloo aanbrak, in onze Oostindische bezit-tingen een ruim veld vonden om aan hun nog onbevredigden zucht naar roem en eer te voldoen. Palembang, de Padangsche Bovenlanden, Midden-Java gaven ons na het herstel der onafhankelijkheid handen vol werk en talloos zijn de dapperen, die na de oorlogen onder Napoleon te hebben medegemaakt, van af 1814 het vaderland verlieten, om in onze zoo talrijke koloniale expedities het Indisch leger met roem te helpen overladen. Zijn staat van dienst luidt dan als volgt: Kadet-élève op de artillerie- en genieschool 1 Sept. 1806, sous-luitenant bij de Pransche armee, 31 Oct. 1810, 1e luitenant, 21 Sept- 1811, kapitein, 21 Apr. 1813, op pensioen wegens bekomen wonden, 18 Sept. 1813, kapitein-provisioneel aangesteld bij het 4e bat. artillerie van linie, 10 Jan. 1814, kapitein-titulair-adjudant bij het 4e baton Landmilitie, 14 Mrt 1814, kapitein bij het 5e baton bestemd voor Oost-Indië, 22 Oct. 1814, uitgezeild van Texel aan boord van Z.M.fregat “Maria Reijgersberg”, 29 Oct. 1815, aangekomen te Batavia 31 Oct. 1816 (dus een zeereis van een jaar) en denzelfden dag aangesteld tot commandant der rijdende artillerie, majoor, 24 Aug. 1818, luitenant-kolonel, 16 Juli 1819, kolonel-commandant van het 5e reg. artillerie, 19 Apr. 1822, met verlof naar Nederland, 9 Febr. 1823, gepensioneerd 15 Oct. 1824, in Nederland benoemd tot kolonel-chef van den Algemeenen Staf in Ned.-Indië, 15 Mei 1829, vertrokken met het schip “Batavia” 4 Jan. 1830; gedetacheerd aan den Staf van den Gouverneur-Generaal, 1 Sept 1831, belast met het bevel over de Barisan, 3 Sept. 1831; generaal-majoor-titulair, 9Febr. 1832, inspecteur-generaal van de Schutterijen, de Djajang-Sekars en de Pradjoerits, 15 Aug. 1832, Commissaris van het gouvernement van ' Sumatra's Westkust en belast met het Hooge Civiel en Militair gezag, 18 Mei 1833, waarna resident van Soerabaja, 14 Jan. 1834 tot 1 Maart 1839, met verlof naar Nederland als burgerl. ambtenaar, onverminderd zijn titulairen rang, April 1839, zullende hij “na zijne terugkomst in Indië kunnen worden geplaatst in alle zulke betrekkingen, waartoe zijne reeds bewezene en bij deze door Z. M. opnieuw erkende goede diensten, mitsgaders zijne verkregen ondervinding, hem zullen in aanmerking doen komen”. (K.B. van 12 Mrt. 1842). Bij K.B. van 1 Maart 1846 op zijn verzoek eervol uit Z.M. milit. dienst ontslagen onder toekenning van f 3000,-- 's jaars, benevens eene toelage van f 2000,-- 's jaar en eene toelage uit de Koloniale kas van f 500.-- 's jaars, in te gaan 1 Maart 1839, dus 7 jaar teruggerekend).
Carel Jan Riesz | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1824 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Catharina Rica Cranssen |
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.