(1) Hij is getrouwd met NN van Putten ?.
Zij zijn getrouwd rond 1220.
Kind(eren):
(2) Hij is getrouwd met Aleydis ? van Boxtel.
Zij zijn getrouwd (1230/1240.
Hendrik III van Kuyc moet een onopvallende figuur zijn geweest. Van de schaarse oorkonden waarin zijn naam voorkomt, betreft het merendeel persoonlijke zaken. Van leenbanden merkt men weinig.
Voor de Brabantse hertog getuigt hij zelfs geen enkele maal, wel voor Holland, Gelre en Kleef. Slechts eenmaal treedt hij op voor de rooms-koning Willem II van Holland. 102 In 1233 is hij getuige wanneer graaf Otto II stadsrechten verleent aan Arnhem; hij staat dan onderde adellijke leenmannen vermeld.103 Een leenverhouding met Gelre blijkt inderdaad in 1246.104
Waarschijnlijk huwde hij tweemaal, omstreeks 1220 met een dochter van Jan heer van Putten, die hem bezit in Katendrecht aanbracht 105 en omstreeks 1230-1240 (Aleydis), erfdochter van de heerlijkheid Boxtel uit het geslacht van Randerode. Uit het eerste huwelijk stamden zijn vooroverleden zoon Albert 106 en zijn opvolger Jan I,
uit het tweede huwelijk de tak van de heren van Boxtel (Kuyc).107
Voor het eerst komt Hendrik III voor in 1226 met zijn vader, waarbij ook zijn broer Rutger I van Herpen genoemd wordt. 108 Nog tijdens het leven van zijn vader Albert is hij in 1227 getuige voor Holland bij het sluiten van een verdrag met Vlaanderen; hij staat dan na Willem van Teylingen.109
102) Sloet, OCZ, nr. 700: a. 1248 dec. 26.
103) Sloet, OGZ, nr. 564: a. 1233 jul. 12.
104) Archief Munsterabdij te Roermond, Cartularium Munsterabdij, I, nr. 47 a. 1246 z.d.
105) Voor een huwelijk met een telg uit het geslacht Putten pleit: a) het Kycs bezit van tienden te Katendrecht (vgl. htst. VI, noot 10). dat toen tot het gebied van Putten behoorde dat ten noorden van de Maas lag (zie Van der Gouw, De Ring van Putten, p. 24, nr. 5); b) de naam Jan, die bij het
geslacht van Kuyc met Jan I voor het eerst verschijnt.
106) Deze Albert was waarschijnlijk de stamvader van een bastaardtak van Deil, die zich ook wel van Kuyc noemde. Zie Rosenkrantz, Bijdrage tot de geschiedenis van Gelderland, in Geldersche Volksalmanak (1896), p. 13 e.v.;(1897), nr. 369; De Fremery, Cart. Mariënweerd, in de index op de persoonsnamen sub Cuyk.
107) Voorts waarschijnlijk een dochter die met Rudolf de Cocq, de stamvader van de heren van Waardenburg, trouwde en de zoons Willem heer van Escharen en half Asten; Gerard proost van Odilienberg en Munster. Tenslotte nog een dochter Alverade (?), de echtgenote van Jacob II van Mirlaer.
108) Zie noot 87.
109) Van den Bergh. OH/., I, nr. 305: a. 1227 apr 16.
Dr. J. A. Coldeweij. De Heren van Kuyc 1096 - 1400. STICHTING ZUIDELIJK HISTORISCH CONTACT. TILBURG-1981 p. 229
VI. Hendrik III van Kuyc, ridder.
Geboren circa 1195. Vermeld 1226-1254. Sterft 1254. Heer van Kuyc en van Grave 1233-1254. Heer van Merum en half Asten.
Trouwt 1e ± 1220: (waarschijnlijk) N. van Putten, dochter van Jan
en van Aleydis van Altena.
Trouwt 2e ± 1230: (waarschijnlijk N. van Randerode, erfdochter van Boxtel; dochter van Willem en van N.N.
Uit het eerste huwelijk:
1. Albert.
Vermeld 1240-1246. Uit hem waarschijnlijk een bastaardtak van Deil, ook van Kuyc genoemd.
2. Jan, volgt VII.
3. Dochter (Agnes?).
Trouwt (vermoedelijk): Rudolf de Cocq; vermeld 1265.
4. Gerard.
Vermeld 1265-1297. Proost van Odilienberg. Proost en thesaurier te Munster. 5. (Alveradis).
Is 1272 dood. Trouwt: Jacob II van Mirlaer (Meerlo); vermeld 1240-1268; sneuvelt 10 oktober 1268 te Keulen; zoon van Jacob I en van N.N.
Uit het tweede huwelijk:
6. Willem I van Boxtel. Hieruit de heren van Boxtel.
7. Lodewijk van Boxtel.
Vermeld 1271-1308. Sterft 1311 of 1312. Kanunnik te Keulen. Proost van Zijfflich en Munstereifel.
Hendrik III van Kuyc | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
(1) ± 1220 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
NN van Putten ? | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
(2) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aleydis ? van Boxtel |
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.