Zij heeft/had een relatie met Gerrit Gerritsz van Schayck (Schadyck).
Kind(eren):
In 1504 wordt Gerrit van Schaik, getrouwd met Bertout namens hun zoon Evert, onmondig, beleend met tiende in Bunschoten, genaamd Haarse tiende, tussen Bunschoten en de Eem in een buurt, genaamd Haar. Met lijftocht van de ouders. (Repertorium op de lenen en tijnsen van de proosdij Ten Dom, door J.C. Kort, nr. 16; HUA, 2368, 2a, fol. 26, 34; 05-12-1504).
Mooierstraat Gemene steeg bnr. 12 inv.nr. 436-1: f. 281 (1494) (*Huisnr. 19; Slits nrs. 2110-2113)
Frank van Bemmel x Mechteld
Luther Hendriksz x Petertje
Jonge Gerrit van Schaik bnr. 12 inv.nr. 436-1: f. 303v (1495)
Gerrit van Schaik x Bertraat (Gerrit en Bertraat brouwden tot 1496 aan de zz Langegracht huisnr. 32)
Achter: lege hofstede van Philips Botter, priester
Jacob Aartsz x Hildegond bezaten de verbeterschap van dit huis.
Achter: kamer met hofstede die Jonge Gerrit van Schaik had ontvangen van heer Philips Botter Ontvangen van het Sint-Barbaraklooster.
Gerrit bracht zijn goederen in de gemeenschap van goederen met Bertraat. Beiden benoemden hun gezamenlijke kinderen en de voorzoon van Gerrit tot hun erfgenamen voor een gelijk deel (bnr. 12 inv.nr. 436-1: f. 277 (1493)).
C Gerrit van Schaik Gerritsz, voorzoon, deed tbv zijn vader afstand van de erfenis van zijn moeder Nenne, behalve van de renten uit het huis op de Kamp waar Dirk Theeusz in woonde. Zou zoon Gerrit zijn vader of diens vrouw Bertraat in woorden of daden overlast bezorgen, wat iemand van de buren zou opmerken, dan zou vader Gerrit hem onterven (bnr. 12 inv.nr. 436-1: f. 145 (1486)).
Zoon Gerrit droeg de helft van het huis met de erfpacht van de hofstede op de Kamp over aan Dirk Theeusz x Agnes, ez Evert Egbertsz, az Hendrik van Zijl, voor en achter een gemene straat (bnr. 12 inv.nr. 436-1: f. 161v (1486)).
De Jonge Gerrit van Schaik ontving van heer Filips Botter – priester, want met voogd – een kamer met hofstede in de wijk Breul bij de Kortegracht, achter het huis met hofstede dat van Frank van Bemmel was geweest, ez Goort Lambertsz, az gemene steeg (bnr. 12 inv.nr. 436-1: f. 230v (1491)).
Gijsbert Botter was ouderman van het brouwersgilde in 1541 (bnr. 12 inv.nr. 436-3: f. 50v). In hun testament d.d. 28-1-1553 wezen Gijsbert en Fransje het huis met brouwerij aan de Kortegracht, een schuur en een huisje hierachter gelegen en een hof buiten de Sint-Andriespoort toe aan hun dochters Cornelia en Lutje. Hun zoon Hendrik zou mede-eigenaar worden van een huis in de Muurhuizen. In 1558 is het testament herroepen.
Na overlijden van Gijsbert en Fransje woonden dochter Cornelia x Johan van der Burch in het huis met brouwerij. Zij hadden hier al enkele jaren gewoond met weduwe Fransje (Van Hoorn-Koster, ‘Mondriaan-complex’, 34-35).
B Gijsbert zat tussen 1532 en 1568 herhaaldelijk in de magistraat, waarvan zevenmaal burgemeester tussen 1550 en 1565. Zijn wapen bevatte een dwarsbalk vergezeld van drie lelies.
Johan Verburch trouwde met Cornelia, dochter van brouwer Gijsbert Hendriksz Botter x Fransje. Na overlijden van Gijsbert zouden Jan en Cornelia met Fransje de brouwerij aan de zz Kortegracht runnen. Cornelia erfde huis en brouwerij, waarin ze bleven wonen en werken. Zij kregen zes kinderen (Van Hoorn-Koster, Flehite, ‘Mondriaan-complex’, 35).
Jacob Gerritsz en Gerrit Gerritsz wezen een derde deel van een huis aan het Kerkhof en van het huis in de Krommestraat met de brouwketel, waaraan Jan Verburch gerechtigd zou zijn, toe aan Bart Outenz om een schuld op te verhalen (bnr. 1 inv.nr. 6: 308 (1529)).
Cornelia (Nenne) Botter van Snellenberg | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gerrit Gerritsz van Schayck (Schadyck) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.