Frater Gulielmus in de Orde der Minderbroeders.
Op 8 Juni overleed te Venray fr. Gulielmus Helsloot.
Hendrikus Hermanus Helsloot werd geboren te Amsterdam 8 Januari 1906, trad na zijn studiën volbracht te hebben aan het Gymnasium te Megen in het noviciaat te Slenaken, waar hij op 7 September 1928 het kleed der Orde ontving. Op 8 September 1929 legde hij de kleine professie af te Venray.
Fr. Gulielmus kenmerkte zich reeds als kleine jongen door een groote godsvrucht en een buitengewone eerbied in de kerk, iets, wat hem èn als student èn als frater steeds is bijgebleven. Zijn gymnasiale studiën volbracht hij te Megen, die hij echter eemge malen voor geruime tijd moest onderbreken wegens een kwaadaardige keelziekte : tot tweemaal heeft hij pen zware operatie ondergaan, waarbij tenslotte het heele verhemelte moest weggesneden worden en vervangen door een gummi-plaat. Ofschoon dit zijn spraak zeer belemmerde, schijnt het toch geen nadeelige invloed te hebben gehad op zijn verstandelijke vermogens, want hij bleef behooren tot de beteren van zijn klas. De laatste twee maanden openbaarde zich echter een verandering. Hij begon moeilijk te eten ; de studie kostte hem zeer veel inspanning, blijkbaar kon hij niet alles meer verwerken ; en ook met zijn geestelijk leven had hij meer last : het zuivere onderscheid en het houden van het juiste midden vielen hem zeer zwaar. De laatste week had hij last van duizelingen en buitengewone zwakte. Op Sacramentsdag 4 Juni maakte hij nog gewoon de processie mee door de kloostertuin ; eerst ’s middags kwam hij vertellen, dat hij de laatste dagen met goed was. De dokter vond de toestand bedenkelijk. Vanaf Zaterdag 6 Juni begon met een langzaam bewustzijnverlies een algeheele verlamming van de linkerzijde zich te openbaren. Diezelfde namiddag werden hem de laatste H. Sacramenten toegediend. Zondagmiddag 2 uur begon de doodstrijd, totdat Maandagmorgen rond 9 uur zijn schoone ziel opging tot haar Schepper.
Als waarschijnlijke doodoorzaak constateerde de dokter een hersenbloeding, die in verband stond met de vroeger ondergane keeloperaties.
Wat hij als student steeds was geweest, werd hij nog meer in het klooster : een voorbeeld van oprechte godsvrucht en ongekunstelde ijver : hij moest eerder getemperd worden dan aangespoord. Maar als hij eenmaal de wil of wensch van zijn Oversten kende, vroeg hij niet verder naar hoe of waarom, dan gebeurde het eenvoudig ; ofschoon deze volgzaamheid wel eens de schijn had overdreven te zijn, was het toch een ware, bovennatuurlijke geest van gehoorzaamheid, die in alles hem leidde ; hieruit kwam ook voort zijn goedheid, die in alles zijn broeders ter wille was. Beiden werden gedragen door een oprechte geest van gebed en innige godsvrucht : voortdurend streefde hij ernaar zooveel mogelijk bewust vereenigd te zijn en te blijven met Christus.
Zijn gedachtenis zal een gezegend aandenken blijven.
[bron: Neerlandia seraphica; van het leven en werken onzer provincie, jrg 5, 1931, no 6, 1931]