(1) Hij is getrouwd met Jacoba Johanna Smit.
Zij zijn getrouwd op 6 augustus 1874 te Nieuw Lekkerland, Netherlands, hij was toen 25 jaar oud.
Kind(eren):
(2) Hij is getrouwd met Geesina Carsten.
Zij zijn getrouwd op 25 augustus 1892 te 's-Gravenhage-Netherlands, hij was toen 43 jaar oud.
Kind(eren):
De Nieuwe Rotterdamse Courant van zaterdag 2 september 1933 wijdde een uitgebreid artikel aan zijn overlijden; tevens De Ingenieur 48e Jaargang nummer 45 van 10 november 1933 (hoewel hij niet voor ingenieur was opgeleid); een gedeelte van de volgende informatie is hieruit afkomstig.
Hij volgde een opleiding van 1865-1867 aan de Hogere Handelsschool te Dresden-Duitsland. In 1869 voer hij met een zeilschip van zijn vader rond de Kaap naar Banjuwangi, Java-Indonesië waar de koffie-onderneming Bendô was gevestigd. Hij trok vervolgens Java door, en voer vervolgens met hetzelfde schip van Surabaja, Java-Indonesië naar Bangkok-Thailand en via Singapore naar Batavia (het huidige Jakarta, Java-Indonesië). Per stoomschip (P & O Mail) reisde hij verder naar Point de Galle-Ceylon (Sri-Lanka), vandaar naar Bombay-India, Aden, door het zojuist in datzelfde jaar geopende Suez Kanaal, Cairo-Egypte en Alexandrië-Egypte. Hij ging verder naar Ithaki-Griekenland, waarna in Triest-Italië zijn eerste grote reis eindigde. Later bezocht hij o.a. Noorwegen, Zweden, Zwitserland, vele malen Engeland en Schotland (voor zaken). Een reisverslag naar de Shetland Eilanden is bewaard gebleven. Hij bezocht verder
Rusland: St. Petersburg (via Kiev), Moskou, Konstantinopel-Turkije, Odessa; deed vele reizen over de Brennerpas naar Merano-Italië; hij ging verder naar de Pyreneeën, Duitsland, Frankrijk (o.a. Rivièra), Algerije (van Algiers tot Biskra); Spanje en de V.S. Hij legde vele reisherinneringen vast in nog bewaard gebleven schetsen. Hij trok zich terug uit de zaken van zijn vader, en stichtte met anderen de firma Hoogerwerff & Co., gevestigd te Kinderdijk en Vlaardingen: Zeevisserij en agenturen. Hiervan was hij later nog 20 jaar commissaris. Hij bezat enige haringloggers, die Vlaardingen als thuishaven hadden. Volgens de memoires van zoon Berend Jan Murk Lels (zie blz. 190) kostten deze schepen hem alleen maar geld, maar weigerde hij ze van de hand te doen. Hoogerwerff was de naam van een Vlaardingse haringreder, die er geen moeite mee had dat de nieuwe firma naar hem werd genoemd. De "Co." was Jan Lels, maar dat wist vele jaren slechts een hand vol ingewijden. Het bedrijf kreeg de agentuur van de Engelse staalfabrikant
Bullivant (British Ropes Ltd.) te Londen-U.K. Zijn vader, Murk Lels (zie blz. 129), stelde dat de zoon van een vlooteigenaar eenvoudig niet door het leven kon gaan als vertegenwoordiger/agent van een Engelse industrie ! Doch Jan Lels kon niet meer terug, want de contracten waren op de dag van deze uitspraak al getekend ! In 1873 ging hij voor de Nederlandse Stoombootrederij de Rijn langs ter bestudering van de uitbreiding van de vaart boven Mannheim tot Basel en verder. Hierover bracht hij een lijvig rapport uit, het begin van zijn belangstelling voor de Rijnvaart. Deze stoombootrederij was toen in verval. Hij volgde zijn vader op als commissaris bij deze rederij in 1888/1889; hij was dit tot 1893 en werd in 1890 secretaris van het college van commissarissen. Hij was direkteur van de Nederlandse Stoombootrederij te Rotterdam van 4 december 1893 tot 1 mei 1913. Deze rederij, gevestigd aan de Prins Hendrikkade 59 a-d op het Noordereiland te Rotterdam, onderhield met raderboten gecombineerde passagiers- en vrachtdiensten met Mannheim, een reis die ongeveer een week duurde, èn - alleen voor personen - een sneldienst tussen Keulen en Mainz. Mede door zijn energiek bestuur kwam deze stoombootrederij weer tot een bloeiend bestaan. Op velerlei gebied heeft hij zich bewogen. Hij werkte o.a. op het gebied van de schelpenvisserij en de berging van vaartuigen ), is direkteur geweest (van 1895 tot 1901 en van 1908 tot 1917) van het onder zijn leiding gebouwde eerste elektriciteitsbedrijf in Nederland te Kinderdijk in 1885: N.V. Electrische Verlichting Kinderdijk. De stroomvoorziening werd op 1 juli 1917 overgenomen door de centrale in Dordrecht, waarbij het bedrijf beëindigd werd. Hij was een voorvechter van de liberale politiek (was lid van de Gemeenteraad Alblasserdam van 1881-1893), lid van het Koninklijk Nederlandsch
Aardrijkskundig Genootschap (KNAG) sedert de oprichting in 1873, president-direkteur van de Koninklijke Zuid-Hollandse Maatschappij tot Redding van Schipbreukelingen van 1917 tot 1925. Van 1930 tot 1964 heeft te Hoek van Holland een reddingboot dienst gedaan met de naam "President Jan Lels". In Hoek van Holland is tevens een straat naar hem genoemd. De Stichting President Jan Lels heeft de reddingboot thans in eigendom, en uitgeleend aan het "Reddingmuseum Jan Lels" te Hoek van Holland. Hij was verder lid en vice-voorzitter van de Centrale Werkgevers Risico Bank, waarvan hij één der oprichters was, lid van de commissie Kraus voor de Scheveningse Vissershaven, lid van de internationale commissie inzake het "höchstzulässige Passagierszahl" in verband met de Rijnvaartakte, lid van de commissie voor het binnenaanvaringsreglement. Verder is hij nog geweest: Commissaris van de Holland-
Amerika Lijn (van 1912 tot 1931); commissaris (1913 t/m 1928) van de Maatschappij van Scheep- & Werktuigbouw "Fijenoord" te Rotterdam en van 1929-1930 van het hieruit onstane Wilton-Fijenoord; president-commissaris van de Nederlandse Kabelfabriek te Delft (in 1914 mede door hem opgericht) en van de Hollandse Deurenfabriek (Bruynzeel) vanaf de oprichting in 1920 tot 1931 te Zaandam. Ook van de laatste was hij mede-oprichter. Verder was hij in ieder geval in 1915 en 1916 voorzitter van de Commissie voor de Rijnvaart. Hij werd benoemd tot Officier in de Orde van Oranje Nassau bij Koninklijk Besluit van 10 maart 1913 no. 4 en Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw in 1924. De laatste jaren voor zijn dood leefde hij teruggetrokken in zijn huis aan de Kinderdijk, tot hij op 84-jarige leeftijd overleed. Dit huis werd in 1944 afgebroken t.b.v. een Duitse tankmuur als onderdeel van de "Atlantikwall"; thans is
het terrein de parkeerplaats van Hotel Kinderdijk. Een foto van hem hangt in de receptie van dit hotel.
De vader van Geesina, Dr. Berend Carsten, had een zuster Jentien Carsten, geboren te Assen op 22 augustus 1827, overleden aldaar op 24 januari 1909. Deze laatste huwde te Assen op 4 augustus 1852 met Mr. Hendrik van Lier, geboren te Assen op 27 november 1828, overleden aldaar op 24 augustus 1904. Hij was advokaat, procureur en notaris te Assen, lid van de Provinciale Staten te Assen en lid van de Eerste Kamer der Staten Generaal. Dit echtpaar had geen kinderen en bezat huize "Overcingel" te Assen. Om ervoor te zorgen, dat dit goed door een van Lier bewoond zou blijven en om de naam van Lier voor uitsterven te behoeden is in overleg tussen Jan Lels en Hendrik van Lier besloten, dat Jan's jongste zoon, Hendrik de achternaam van Lier toegevoegd zou krijgen. Hendrik (zie blz. 202) was toen dit in 1902 werd vastgelegd 6 jaar oud, en gezien zijn leeftijd onmondig. Broer Berend (zie blz. 190), toen 9 jaar, was dit ook gevraagd, maar weigerde. Bij het overlijden van Van Lier in 1904 erfde vader Jan tevens "Overcingel", hetgeen op zijn beurt bij zijn overlijden in 1933 toebedeeld werd aan Hendrik, zoals oorspronkelijk de opzet was. De zaken gingen naar Berend, die ook een gedeelte van het terrein verkreeg behorend bij "Overcingel" voor een correcte 50 % verdeling van de boedel van vader Jan. De weduwe van van Lier bleef tot haar dood in "Overcingel" wonen, waarna het huis werd bewoond door Anna van Lier, als huisbewaarster voor Jan Lels, die er 's zomers verbleef.
Jan Lels | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(1) 1874 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jacoba Johanna Smit | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(2) 1892 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geesina Carsten |
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.