wonende te Vries.
Op 4 april 1922 werd uit zijn nalatenschap op een openbare verkoping in Annen een huis met bouwland en nabijgelegen veen verkocht aan Jacob Nijborg sr
te Zuidlaren voor 2.611 gulden.
Hij is getrouwd met Jantien Kuipers.
Zij zijn getrouwd op 19 juli 1884 te Zuidlaren, Tynaarlo, Drenthe, Nederland , hij was toen 22 jaar oud.Bron 3
Kind(eren):
In de nacht van 18 op 19-9-1885 is brand ontstaan in het huis bewoond door Pieter Nijborg, arbeider te Annen. Het huis was eigendom van Hindrik Tjarks, landbouwer te Zuidlaren. Het huis is met de gehele inboedel en twee geiten met uitzondering van een enkel meubelstuk verloren gegaan. Huis en inboedel waren verzekerd, behalve 17 voet hooi en 5 of 6 voet haver. De brand schijnt ontstaan te zijn op zolder, doch de oorzaak is onbekend. (Brief burgemeester T. Braamse Anloo d.d. 20-9-1885, nr.255).
Later heeft zijn broer Arend Nijborg voornoemde Henderikus Tjarks mishandeld. Hiervan is door rijksveldwachter Hendrik Klaucke proces-verbaal opgemaakt, waarvan burgemeester G.H. Krull van Anloo op 25 februari 1896 melding maakt aan de Officier van Justitie te Assen. De aanleiding van dit conflict is onduidelijk evenals de gang van zaken bij de Asser rechtbank.
Pieter (Pedro) ging in de herfst van 1896 als kolonist samen met zijn vrouw en kinderen naar Chili. Er gaan ook verhalen dat Pieter iets op zijn kerfstok had en daarom naar Chili vertrok.
In Chili werd nog een paar kinderen geboren.. De reis ging per schip naar het uiterste puntje , in de nabijheid van Vuurland. Toen zij per boot reisden van Valdivia naar Punta Arenas verging het schip, waarbij alle eigendommen verloren gingen. Het hele gezin werd gered. Het gezin vestigde zich in Punta Arenas. In 1920 of 1921 ging Pieter alleen terug naar Nederland. Zijn vrouw liet hij achter in Chili, samen met zijn kinderen. Pieter is op 26 mei 1921 op de Annerstreek overleden. Hij ligt begraven op het kerkhof in Zuidlaren. (tegenover de voormalige kazerne)
Jantien is niet weer in Nederland teruggeweest en is in Chili gestorven en daar ook begraven. De zoon van Pieter, Aaldert, krijgt een zoon Alberto en die krijgt ook weer een zoon Alberto.
Aaldert woonde in 1918 in Puenta Arenas en was herder op een landgoed in Pechet. Later was hij handwerksman "smeedwerk" (=gietijzer) op de werkplaats Minerva.
Daarna ging hij naar Los Angelos in 1939, waar hij een varkensfokkerij had. Vervolgens is hij naar Talca verhuisd en heeft daar als "herderchef" tot in 1944 gewerkt. Hij heeft een tijdje in St. Barnard gewoond en tenslotte tot zijn dood in 1958 in Santiago gewoond. Aaldert bezat in 1958 de nederlandse nationaliteit. Hij was een vrolijke, opgewekte en intelligente man.
In Chili bedrogen uitgekomen.
Een paar jaar geleden werd druk gewerkt voor landverhuizing naar Chili. Een tiental arbeidersgezinnen uit Groningen en Friesland hebben, uitgelokt door de schoone voorspiegelingen, de verre,verre reis ondernomen, doch zijn bitter bedrogen uitgekomen. Dat is niet de schuld van de Chiloensehe regeering, die hare toezeggingen gestand heeft gedaan, maar van hare agenten en ingenieurs, die de vruchtbaarheid van den te ontginnen bodem veel te hoog hebben opgegeven. De landverhuizers kregen van de Chileensche regeering: vrije reiskosten vanaf Antwerpen, een jaar lang een maandgeld van f 30, een huisje, een bunder bouwgrond en 70 bunder bosch.
In de eerste brieven der vooruittrekkende kolonisten werd de toestand opzettelijk (op wiens aansporing, wordt niet gezegd) veel te rooskleurig voorgesteld. Daardoor werden meerdere gezinnen overgehaald, de reis te ondernemen
en zich in het ongeluk te storten. De zoogenaamde "vruchtbare" grond bestond uit een dun laagje bladaarde en daaronder harde rots. De woning was een houten schaaphok en lag uren ver van de beschaafde maatschappij verwijderd. Enkele kolonisten vluchtten, maar anderen zijn door gebrek gedwongen te blijven. Over een paar maanden houdt de rijksuitkeering op en dan zijn de menschen aan den hongerdood prijsgegeven.
De heer D. R. Mansholt publiceert in het "Friesch Vbl." een brief, door hem van den arbeider Jan Luit ontvangen,die verleden jaar met vrouw en vijf kinderen naar Chili is vertrokken.
Luit schrijft o.a.: Toen wij hier aankwamen, dachten wij, dat voor ons een bunder land klaar zou liggen, maar jawel, daar lag een bunder met omgekapte boomen, zoo hoog,
dat wij verbaasd waren om daar land van te moeten maken. Een hut stond er midden op. Geen voet goede grond zit er op de rots. Als wij de boomen verb.i.iidr.n, dan brandt alles op wat op de rots zit en waaien er boomen om, wat
dikwijls gebeurt met regen en harden wind, dan scheidt het heele katje (teellaag?) zich bij de rots af. Nu, Mijnheer M., wij zijn hier allen slim bedrogen.
De eerste twee maanden bracht men ons eten aan huis met ossenkarren, en zoon kar was daarvoor twee dagen onderweg. De wegen zijn zoo slecht, ge kunt het niet gelooven ; allemaal bergen.
Toen kregen wij allen een paard om het eten zelf te halen. Daar zagen wij tegen op, want we wisten nooit, of het paard niet dood aan den weg zou vallen. Die stomme dieren, evenals de koeien, gaan zoo maar dood. Wij kregen ook een koe met een kalf en onze vrouwen dachten reeds, nu krijgen wij ook wat melk, maar om melk te krijgen, moest het kalf eerst opzuigen en dan kregen we nog niet eens genoeg voor onze koffie. Gras is hier onbekend. De koeien gingen daags in het wilde bosch, den kalveren konden wij niets anders te eten geven dan wat kielbamboes. Ze gingen gauw dood en toen zijn de koeien ook niet weer gekomen.
Haver en boonen zijn hier een klein beetje. Als de Staat ons geen geld meer geeft, wat moeten wij dan beginnen? Nog tweemaal heb ik wat te beuren? Hier zijn 28 Hollanders. Centen hebben we niet en te verdienen valt hier ook niets. Nu
wilden wij, U heer M. wel verzoeken of gij er ook wat aan doen kunt: naar Holland terug of ander land van de regeering hier. Kleeren en schoenen kunnen we niet meer koopen en de oude zijn niet veel meer.
Onderwijs voor de kinderen hebben we hier ook niet in het bosch. die moeten wij ook maar in 't wilde bosch opgroeien laten."
De brief is mede ondertekend door P. Nijborg, K. Heeren, Bouke Kingina, R. Gerding, K. Rijks en K. Pennema.
De heer Mansholt schrijft er o.a. bij:
Er moet geholpen worden en wel zoo spoedig mogelijk. Uit brieven, aan de familie gericht, merk ik, dat eene som van pl.m. f 650 voldoende zou zijn, om deze misleide kolonisten te verlossen.
Zou het "rijke" Nederland niet in staat zijn. om deze som bijeen te brengen ?
Pieter (Pedro) Nijborg | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1884 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jantien Kuipers |