Zij is getrouwd met Coenraad van Steenbeek.
Zij zijn getrouwd op 15 februari 1754 te RK Kromme Elleboog (get: Gerardus van Steenbeeck, Joanna van Steenbeeck) (#) te Amersfoort.
Op 18 december 1756 koopt Coenraadt van Steenbeek, bombazijdewerker, van Willem Muijs en zijn vrouw Johanna Vlugh, een huis, erf en grond in de Korte Sint Jansstraat aan de zuidzijde. Op 14 juni 1764 betaalt Coenraadt van Steenbeek de som van f 399 met rente voor een huis en erf in de Korte Sint Jansstraat aan Cornelis Put en zijn vrouw Maria Verhagen, mede erfgenamen van Sara Struijvenbergh. Zij lenen hiervoor op 18 juni 1764 van Anthonij van Veerssen, notaris, een bedrag van 300 gulden tegen een jaarlijkse rente van 5% en bij correcte betaling 4%. Het huis aan de Korte Jansstraat dient als onderpand. Op 5 september 1768 verkopen Coenraed van Steenbeek en zijn vrouw Hendrina Fennis het huis aan Pieter van den Bosch. Dezelfde Peter van den Bosch toont op 2 september 1768 een kwitantie van een bedrag van 317 gulden ter voldoening van de uitstaande plecht en de renten, waarna de plecht op 5 september 1768 is geroijeerd.
Op 14 november 1767 verkopen Coenraad van Steenbeek en zijn vrouw Hendrina Fennis aan Frederik Musman, zekere huizinge, erve en grond met een tabakschuur daar annex, alsmede een hof en driekwart morgen land daarbij en achter gelegen, in de Stadsvrijheid buiten de Slijkpoort, aan de Leusdbroekerweg of Bavoortsewegh (tegenwoordig Arnhemseweg). Op het perceel rust een plecht van 250 gulden ten behoeve van Cornelis van Elst.
Op 28 maart 1759 benoemen de Juffrouwen Gouda van Toll, geestelijke dochters, en Beatrix van Toll, bejaarde dochter, gezusters en borgeressen, de eerste comparante ziekelijk van lichaam en de twee comparante ook zwakkelijk, tot wettige erfgenamen de langstlevende van haarlieden beijde. Niettemin zal, als de langstlevende zal wezen overleden, te legateren: eerstelijk aan haar nichte Agnes de Faij, bejaarde dochter wonende te Amsterdam, haar zilveren theeketel etc. met comfoor en twee zilveren kandelaars; item aan haar neeft een nichte Andries en Jacoba van Sanderdaal tezamen de somme van 200 gulden en na overlijden van beiden op ‘t overlijden van de langstlevende alsdan haar zuster Maria Sanderdeel; item aan haar neef Bart Fennis en nichte Hendrina Fennis, huisvrouw van Coenraad Steenbeek, kinderen van haar neef Frederik Steenbeek, tezamen 200 gulden, item langstlevende etc.; aan haar neef Andries van Heerd, meester schoenmaker gelijke somme van 200 gulden en meede alsdan overleden zijnde aan zijn huijsvrouw Maria Oudendoelen; tevens te legateren aan haar nichte Cornelia van Sandendaal, woonagtig te Nijkerk, jaarlijks de somme van een honderd vijf en twintig gulden te betalen door de weduwe Bartholomeus Ravensberg hetgeen weduwe Ravensberg schuldig is etc; nog zal Jan Hofbergen bruijker van haar hofstede in Asgat bij overleden van de langstlevende, de keuze hebben het gemelde erf met landerijen te kopen voor 700 gulden, vrijgeld voor de erfgename. Verder over de rest: Pieter Sanderdaal voor het eerste derde part, Gouda van Sanderdaal voor het tweede derde part en Henric Sanderdaal, wonende te Utrecht, voor het laatste derde part.
Op 5 maart 1766 compareerden Coenraad van Steenbeek en Hendrina Fennis ‘beijde redelijke welvarende, althans met ons gaande en staende, mitsgaders kloek van verstand, oordeel en uijtspraak zooals het een en ander mogte blijken’ voor notaris Methorst in Amersfoort om hun testament op te stellen. Zij wijzen elkaar aan als erfgenaam over ‘allen haaren inboedels en huijsraadt, niets daer van uijtgesondert’ (#). In het register van de weeskamer is in mei 1771 aangetekend ‘Henderijna Fennis wegens Coenraad Steenbeek, haere man, dewelke exhibeerde Testamentaire dispositie met insertie van acte van seclusie op den 5e maart 1766 voor den Notaris Jan Gijsbert Methorst en zekere getuigen binnen deze stad gepasseert’.
Hendrina Fennis | ||||||||||||||||||
1754 | ||||||||||||||||||
Coenraad van Steenbeek |
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.