Stamboom Van Den Bruele / Van Den Brule » Carolus van den Brule (1654-1721)

Persoonlijke gegevens Carolus van den Brule 


Gezin van Carolus van den Brule

Hij is getrouwd met Wilhelmina Jacobi Cluts.

Zij zijn getrouwd rond 1676 te Standdaarbuiten (Noord-Brabant, Nederland).


Kind(eren):

  1. Cornelius van den Brule  1684-± 1748 
  2. Adriana van den Brule  1690-1766 


Notities over Carolus van den Brule

CAREL
VAN DEN BRULE
HET LEVEN VAN EEN
CHIRURGIJN
door
JAN BUURON
Een Vlaming in West-Brabant
Carel van den Brule werd op achttien januari 1654 te Hofstade in Oost-Vlaanderen in de buurt van Aalst gedoopt. Hij was de jongste van de acht kinderen van het echtpaar Lucas van den Brule en Catharina Baeyens. Hun kinderen werden allen katholiek gedoopt te Hofstade. De ouders moeten rond 1629 getrouwd zijn, wan hun oudste kind Joanna werd gedoopt op 23 mei 1630. Zij zal jong gestorven zijn, want in 1640 is er weer een Joanna gedoopt. De andere kinderen zijn: Judocus (1636), Anna (1637), Antonius (1643), Petrus (1645) en Joannes (1652).
Tegenwoordig is Hofstade een onderdeel van Aalst en het moet niet verward worden met het Hofstade tussen Antwerpen en Brussel. Soms wordt vermeld, dat de van de Brules afkomstig waren uit Ostade, maar kennelijk verstonden de pastoors, dominees of notarissen, die alles opschreven, het dialect niet altijd even goed.
Van Carels jeugd is niets bekend. In 1677 treffen we hem in West-Brabant aan. Hij woont met zijn vrouw in Standdaarbuiten. Het echtpaar laat dan een testament op de langstlevende maken bij een notaris in Zevenbergen. Ondanks het feit, dat katholieken officieel niet openlijk hun godsdienst mochten belijden en geen openbare ambten mochten bekleden, bleef er op het eind van de 17e eeuw en begin 18e eeuw toch een bevolkingstrek van de Zuidelijke Spaanse Nederlanden (het tegenwoordige België) naar het zuiden van de Zuidelijke Staatse Nederlanden, met name naar het tegenwoordige Noord-Brabant. Vanwege de grotere welvaart en vrede hier ? In de praktijk viel die discriminatie op het eind van de 17e eeuw trouwens wel mee, zeker in katholieke streken. Bij gebrek aan protestanten treft men daar overwegend katholieke schepenen, gemeentemannen of gezworenen aan. Dat zal waarschijnlijk in Standdaarbuiten niet het geval geweest zijn. Het was wel een katholiek dorp, maar het was een enclave gebleven in het protestantse polderland.
Het Echtpaar
De vrouw van Carel was Willemijntje Cluts (Cloots en alle variaties daarop). Ze was katholiek gedoopt in Standdaarbuiten op negentien november 1658. Ze was de dochter van Jacob Gijsebrechts Cluts en Cornelia Ambrosius Laurijssen. Carel en Willemien trouwen rond 1676, maar het huwelijk heb ik niet gevonden in Standdaarbuiten, evenmin als een daar geboren kind. Het eerste teken van leven van het echtpaar vinden we dus in 1677, wanneer ze dat testament op de langst levende laten maken. Die zal alles erven en alle rechten over de kinderen krijgen. Carel was toen dus 23 en Willemijntje 19 jaar oud. Zij is dan in verwachting, waarschijnlijk de reden voor het opstellen van het testament, want de langstlevende belooft de kinderen te onderhouden, een berope te laten leren, ze te laten lezen en schrijven, zoals toen gebruikelijk was in een testament. In het onderhavige testament zullen de kinderen op 18 jarige leeftijd of eerder bij huwen of op een andere manier zelfstandig worden 100 (gouden) Carolus gulden (toen ongeveer 200 gulden) en boven op hun wettelijk aandeel krijgen. Het echtpaar was dus op dat moment al niet onbemiddeld.
Hoe werd Carel Chirurgijn ?
Carels 17 jaar oudere zuster, Anna, woonde al in West-Brabant sinds 1668 en wel in Oudenbosch. Daar was haar man, Philip van Campenhout, sinds die tijd chirurgijn. Dit echtpaar was tevoren in Hofstade getrouwd. Philip was in de leer gegaan bij zijn oudere broer Jan, die al chirurgijn in Hilvarenbeek was. Het gildenvak van chirurgijn was alleen in de praktijk te leren. Men kon in het vak de meesterproef afleggen en meester worden. Het is dan ook niet onwaarschijnlijk, dat Carel bij zijn zwager in de leer gegaan is en bij hem dat vak geleerd heeft. Philip heeft namelijk ook zijn neef Cornelis van Campenhout uit Hilvarenbeek in huis en in de leer gehad. Die laatste was van 1693 tot zijn dood in 1727 chirurgijn in Hoeven. Philip heeft waarschijnlijk ook zijn zonen Michiel en Johannes Baptista tot chirurgijn opgeleid. In 1705 zijn die in ieder geval chirurgijn in respectievelijk Oudenbosch en Oude Tonge, zoals blijkt uit een akte te Princenhage opgemaakt door een notaris te Breda.
Voor Philip is 1676 een belangrijk jaar. Hij trouwt na de dood van zijn eerste vrouw met Anna de Haas te Zundert. Misschien was dit de aanleiding voor Carel en zijn vrouw om te verhuizen en/of een andere baan aan te nemen. Hoe dat gegaan is, weet ik niet, maar in 1706 bestaat er in ieder geval een vriendschappelijke verhouding, want dan staat Carel borg voor 100 gulden schuld van Philip, die pas in 1715 afgelost wordt.
Naar Princenhage
In 1676 heette Princenhage nog niet zo. Men sprak in die tijd en lang daarna tot aan de Franse tijd in 1795 nog van de heerlijkheid van “De Hage”. Waarschijnlijk zijn Carel en zijn vrouw daar in 1677 naar toe verhuisd. Dan laat namelijk Aagje Jansen van Chaam, de moeder van Carels schoonmoeder, voor de schepenbank vanPrincenhage een akte opmaken, waarin ze Carel het beheer van haar goederen toevertrouwt. Vanaf 31 maart 1678 wonen Carel en zijn vrouw in ieder geval in Princenhage, want dan laten ze hun eerste kind daar dopen. Aagje treedt daarbij in naam als meter (=doopgetuige) op, maar ze is niet aanwezig. Woont ze nog in Standdaarbuiten ? Daar heeft ze in ieder geval haar bezittingen zoals blijkt uit haar testament. Tot 31 januari 1698 laten Carel en Willemijntje negen kinderen katholiek dopen in Princenhage. Daar is geen Lucas bij zoals Carels vader heette. Toch treffen we in 1696 in Breda een Lucas van den Bruele, die in Princenhage woont, aan. Hij tekent dan als klerk en getuige een akte van schulddelging bij een notaris in Breda. De akte heeft niets met de familie te maken. De doop van Lucas is niet te vinden in Standdaarbuiten of Princenhage of West-Brabant. Het oudste kind van Carel en Willemien in Princenhage heet Bartholomeus. Misschien is dat een fout in het doopboek. Carl heet op die plaats tenslotte ook Bacx. Lucas kan echter ook de vader van Carel zijn. Die moet dan al wel over de 70 jaar oud geweest zijn. De handtekening van Lucas is echter groot en krachtig, niet die van een oude man. De bedoelde Lucas kan ook een neef van Carel zijn, een zoon van één van zijn broers. Noch van Lucas noch van Carels kinderen Bartholomeus, Jacobus en Joannes vinden we daarna nog een spoor terug in de omgeving van Breda. Wel blijken er in 1702 en 1703 nog twee zonen te leven, maar van hen is alleen Cornelis verder te vinden in de archieven.
Carel Vermogend
Het verhaal van het beheer van haar goederen doet Aagje in Breda in 1682 voor een notaris daar. Ze woont dan ook in Princenhage en vertelt in de akte van kwijting, dat Carel sinds 1677 haar goederen voortreffelijk beheerd heeft en dat hij een goede verantwoording van het financieel beheer gegeven heeft. Ze is uiterst tevreden. Ze dechargeert hem over de afgelopen periode en verzoekt hem op grond van de machtiging van 1677 in dezelfde geest door te gaan. Carel wordt hier voor de eerste keer meester chirurgijn genoemd net als in haar testament van dezelfde datum. In dit testament vermaakt Aagje alles aan haar kleinkinderen Willemien en Ambrosius Cluts. Het testament begint ook in deze geest. Dan wordt dit stuk doorgestreept en wordt Willemien in het nieuwe begin nicht genoemd, waarschijnlijk omdat Aagje Carel haar neef noemt. Toch blijkt uit het doopboek wel degelijk, dat Willemien en Ambroisus volle broer en zus zijn, of kinderen uit één bed, zoals men toen zei. Vervolgens verdeelt Aagje 19 ½ gemet. Dit alles zonder voorwaarden. Willemien krijgt bovendien alle goud, zilver en meubels en al de inkomsten zoals de opbrengst van de huur van Aagje, omdat haar stukken land wat kleiner zijn dan die van haar broer. Ze moet dan echter ook voor alle eventuele onkosten opdraaien en mag die niet afwentelen op haar broer. Carel is dus vermogend geworden via de moeder van zijn schoonmoeder, want land was toen wat geld nu is. Op het einde van zijn leven heeft hij nog steeds ruim tien gemet grond, alleen ligt die dan in Princenhage of in de buurt daarvan. Het echtpaar woont dan in het huis. De Prins Kardinaal in het dorp met oorspronkelijk een erf van zes roeden. Carel heeft er daarna drie roeden erf aan zijn huis bijekocht van bakker Bernaert Bogaerts en later nog eens 16 roeden van de vorster Adriaen van Rethy.
Carel Chirurgijn te Princenhage
Waarschijnlijk is Carel tot meester chirurgijn bevorderd bij zijn zwager en heeft hij als zodanig een plaats gevonden Princenhage. In de resolutieboeken van schout en schepenen heb ik zijn benoeming echter niet gevonden. Over chirurgijnen wordt nogal eens neerbuigend gedaan. Het zouden maar aderlaters en steen(puisten)snijders, ofwel veredelde kwakzalvers zijn. Welwillend bekeken zouden het alleen maar mensen met een (verouderde) praktijkervaring zijn. Men vergeet dan wel, dat medische universitair geschoolde doktoren zich alleen bezig hielden met inwendige kwalen en het voorschrijven van geneesmiddelen. Voor het handwerk zoals amputaties, botbreuken, schedelboringen en verwondingen moest men wel bij de chirurgijn zijn. Aderlaten was wel de specialiteit van een chirurgijn. In de 17e eeuwmocht hij dat in Middelburg niet doen in de voet van jonge vrouwen, die weduwe waren geworden, of in de arm van zqangere vrouwen, want dat beschouwde men als een middel om abortus op te wekken. Ook bij moorden is het oordeel van de chirurgijn belangrijk, waqnt hij stelt de doodsoorzaak vast. Hij beslist dus soms indirect over schuldig of onschuldig. Onderzoeksrapporten van Carel in moordzaken heb ik niet gevonden. Van Philip van Campenhout bestan die wel. Wel zal uit dit verhaal blijken, dat de chirugijnen Carel van den Brule en Philip van Campenhout in maatschappelijk aanzien stonden en behoorlijk welvarend waren. Zo moet Carel op 10 januari 1684 binnen acht dagen iemand gevonden hebben, die borg voor hem wil staan, als hij (officeel) inwoner van Princenhage wil worden. Zo niet, dan krijgt hij de boete die daarvoor staat. Dat is geen probleem, want op 22 januari verschijnt Carel samen met Jacob Jacobse Hendrikse Bellekens voorde schepenen. De laatste wil zich wel borg stellen voor het inwonerschap en familie van meester Carel. Dus die boete zal Carel wel niet betaald hebben. Jacob was namelijk de zoon van Jacob Hendrikse Bellekens, een invloedrijk koopman in Princenhage tot aan zijn door in 1674. Jacob junior was eigenaar van de herberg “Het Roode Hert” en de brouwerij op het 1600 m2 grote terrein erachter midden in het dorp aan de markt gelegen. Op 23 november 1684 is hij peter (=doopgetuige) bij de geboorte van Carels zoon, Cornelis.
Naast Carel als chirurgijn vestigde zich volgens de resolutieboeken in Princenhage in 1673 de medische doktor, Johan Montens. In 1702 en 1703 stellen de schepenen de vroedvrouw Fijken van Si€bergen aan en in 1707 Marie Geert van Dijck.
Grotere Welvaart
In 1687 herroepen Carel en Willemien het testament van 1677. Er is niet veel veranderd. Ze wonen nog steeds in Princenhage. Carel is nog steeds meester chirurgijn, maar wel ziekelijk “zittend op eenen stove bij het vuur”. Willemien is kerngezond en zal een maand later in verwachting zijn van Catharina. Ook n laten ze weer een testament maken op de langslevende, die alles zal erven en alle rechten krijgt. Vooral belangrijk voor Willemien, omdat toen echtgenotes die rechten niet automatisch kregen. De langstlevende moet de kinderen natuurlijk weer opvoeden, lezen en schrijven en een vak of beroep laten leren. Voor de kinderen is er deze keer een bedrag van 1200 Rijnsgulden (28 stuiver in een gulden in plaats van 20). Daarvan zal ieder kind zijn legitieme portie krijgen, als ze 20 jaar zijn, huwen of op een andere manier zelfstandig worden. Belangrijk is verder dat geen enkele weeskamer zich de boedel, de goederen of de kinderen mag aanmatigen. Sterft een kind, dan erven de anderen dat deel. In 1708 herroepen de echtlieden het testament opnieuw. He nieuwe is ongeveer als alle vorige testamenten. Carel en Willemien stellen nu 4800 gulden voor de kinderen beschikbaar. Ieder kind zal daarvan zijn legitieme portie krijgen, als het twintig of zelfstandig wordt. Cornelis wordt gekort met 400 gulden vanwege de kosten van zijn huwelijk. Ook nu sluiten ze uit angst het familiebezit te verliezen door verkoop bij voorbeeld – alle heren, magistraten, weesmeesters en oppervoogden uit. Alleen de langstlevende mag voogd zijn. Bij ieder testament blijkt er voor de kinderen weer steeds meer geld te zijn.
Groeiend Aanzien
Materieel gaat het Carel voor de wind. In 1688 sluit hij een akkoord met de familie van Poppel, die ook nogal wat invloed heeft in het dorp. Ze verdelen de pacht en beloven elkaar niet voor de voeten te lopen. Samen met de broers Adriaen, Paulus en Matthijs Janssen van Poppel pacht Carel dan namelijk in dorp en heerlijkheid de landelijke belasting van het gemaal, het hoorngeld van het vee. Het bezaaide land en het kleinvee. Het gemaal was een lage jaarlijkse belasting per hoofd van de bevolking, ook wel hoofdgeld genoemd. Meestal betaalde men voor volwassenen één gulden voor kinderen beneden de 16 jaar de helft daarvan. Ook voor het gehoornde vee, het bezaaide land en het kleinvee moest jaarlijks een klein bedrag betaald worden. Om te mogen pachten moest men dikwijls grote bedragen neertellen. Dat bewijst, dat het innen een lucratieve zaak was. Wie van de contractanten zich niet aan het hierboven vermelde akkoord hield, zou eenmalig 100 gulden aan de armen van Princenhage moeten betalen, een groot bedrag in die tijd. In 1694 zeggen ze het akkoord voor dezelfde notaris ook weer op. Alleen Matthijs is er dan niet bij. Was die eerder er uitgestapt,al of niet met een conflict ? Tussen Adriaen en Carel blijven in ieder geval goede verhoudingen bestaan. Op 11 januari 1705 worden die zelfs bezegeld met een huwelijk. Carels zoon, Cornelis, trouwt met Adriaens dochter, (Maria) Theresia. In 1717 trouwt Carels dochter Catharina bovendien ook nog eens met Adriaens zoon Alexander.
In 1710 pachten Carel van den Brule en Simon Roels de belasting op het hoorngeld en de bezaaide landen over het dorp Zundert. In 1712 spant Pieter Dircken Tecx, die onder Zundert woont, daarover een proces aan voorde Raad van Staten in ’s Gravenhage, of hij dreigt daarmee. Hij stelt in ieder geval daarvoor een procureur aan. De partijen zijn Carel van den Brule met Simon Roels aan de ene kant en aan de andere kant de drossaard van stand en landen van Breda.
In 1717 en 1718 blijkt Carel pachter te zijn van de belasting op de iberen in de heerlijkheid De Hage. Hij heeft op 30 november 1717 Hendrik van den Broek, brouwer op De Leur, aangeslagen voor een paard met wagen met bier. Van diens schoonzoon, Cornelis Hagers, heeft Carel 200 gulden gekregen, waarvan Carel de helft aan de schout van De Hage, Laureijs Bacx, moet betalen. In deze akte treedt ook Carels zoon, Cornelis, op als procureur.
Carel als Schepen en Landbouwer
Ondertussen is Carel ook op ander gebieden in Princenhage vrij snel in aanzien gestegen. Voor het jaar 1690 en 91 en tenslotte in 97 en 98 benoemt de heer van stad en land van de baronie van Breda – op voordracht van zijn drossaard op advies van de schout en schepenen van Princenhage – Carel daar tot schepen. Die heer is zijna majesteit de koning van Groot Brittanië, omdat stadhouder Willem III, de heer van Breda, sinds 1688 ook koning van Engeland is. De benoeming van 1697 komt terloops ter sprake in het resolutieboek 5 van schout en schepenen te Princenhage op bladzijde zes. In de tekst van de obligatie van 3 mei 1698 blijkt Carel ook schepen te zijn. Op 27 januari 1690 treffen we Carel in Breda aan op een koopdag in de herberg de Drie Snoeken. Hij doet daar een bod op één van de zes kavels uit de erfenis van Joffer Catherina Hagens. Voor 29 gulden koopt hij zes zware, schone en groot opgaande eikenbomen van Catharinas hofstede, het Peerdeken, in het dorp Princenhage en van de hofstede die ernaast ligt. Het is een koppelverkoop. Hij moet er bij handslag ook een varken of vier konijnen bij kopen, afhankelijk van het feit, wat het meeste opbrengt.
In 1692 koopt Carel van de advocaat Gerard Frans Montens via zijn halfzuster Allegonda van Lengen of Lingen, weduwe van secretaris van Nouwelant, alle struiken in een bos ongeveer een bunder groot, gelegen in de buurt van Gerards hofstede in de buurt van de Heijlaarstraat. De voorwaarden zijn nogals streng. De pachter Thomas Heijligers moet ruim 10 roeden struik krijgen. Carel moet het land beter achter laten dan tevoren, want de grond moet daar 1 ½ Bredase voet diep omgespit en gemest worden. Zo niet, dan verbeurt hij dries stuiver per roede en nog eens zeven stuiver, als aan de andere voorwaarden niet voldaan zal zij. De struiken moeten geruimd zijn vóór half april 1693. Wat dan nog op het land staat is voor Allegonda. Bovendien moet Carel voor iedere niet gerooide struik één gulden en vijs stuiver betalen. Op iedere roede, die volgens Allegonda niet goed opgeleverd is, komt een boete te staan van zeven stuiver. Opgeworpen dammen moeten geslecht worden. Van noord naar zuid moet er een slott gegraven worden en die moet ook nog eens beplant worden. Bovendien moet Carel half april 1693 betalen. In oktober 1693 verklaart Allegonda de bij de koop overeengekomen 85 gulden ontvangen te hebben. Carel heeft dus geen cent boete betaald, al heeft hij misschien niet alle voorwaarden voldaan. Of was mevrouw in de parktijk soepeler dan op papier ?
Het Meningsverschil over de Prijs
Volgens het verpondingsboek had Carel aan de Haaagse straat naast de Steenweg tussen Breda en Princenhage twee gemet land liggen. Daar lag ook de herberg de (Oude) Blomkool, halverwege ongeveer tussen Princenhage en de Haagpoort in Breda. In de herberg woonde in 1693 Jan Janssen Weggen. Op woensdag 25 februari van dat jaar kwamen Carel en (schout) Adriaen van Ham uit Rijsbergen daar voorbij. Adriaen zat te paard en Carel was te voet. Ze waren op weg van Breda naar Princenhage. Het moet ’s middags om een uur of vier geweest zijn tijdens het luiden van de klok van de stadspoort, als waarschuwing dat die voor het donker dicht ging. Van de andere kant kwamen de brandewijnstoker Hendrik Couwenbergh en de bakker Jan van Dooren, beiden burgers van Breda. Het viertal kwam elkaar tegen bij de herberg en het roggeveld van Carel van den Brule. Blijkbaar wist Hendrik, dat de rogge van Carel was, want hij vroeg hem of die te koop was en voor hoeveel per zak of viertel. Na enig loven en bieden noemde Carel een prijs. Couwenbergh vroeg, of Carel morgen kon leveren en zei, dat hij dan contant zou betalen. Carel zei, dat hij morgen of overmorgen kon leveren, maar niet meer dan 25 a 26 viertel of zakken, omdat zijn eigen voorraad van die op het veld staande rogge er nog af moest. Tot zover was er geen verschil van mening, alleen over de genoemde prijs zijn ze het achteraf niet eens. Voor de notaris verklaren Adriaen van Ham uit Rijsbergen en Jan Weggen op verzoek van Carel, dat die als prijs twee decatons (=ongeveer zes gulden) per viertel genoemd had. Voor Couwenbergh verklaren Jan van Dooren en Johan van Cuijck dat Carel als prijs per viertel vijf gulden en zes stuiver gevraagd had. Het verhaal van Johan van Cuijck is juridisch niet erg overtuigend, omdat hij niet bij het voorval aanwezig was. Hij had vóór van Dooren en Couwenbergh uit gelopen en ze bij het vallen van de duisternis en het sluiten van de stadspoort opgewacht,. Toen zou volgens hem Couwenbergh tegeh hem gezegd hebben, dat Carel de rogge wilde verkopen voor vijf gulden en zes stuiver. Carel had twee goede getuigen, dus zal Couwenbergh uiteindelijk wel hebben moeten inbinden. Maar over de afloop is verder niets te vinden.
De Vermogenspositie van Carel
In 1695 leent Carel met een obligatie 200 Rijnsgulden aan de Princehaagse bakker Peter Janssen van Leuven onder de toen gebruikelijke voorwaarden. Peter zal het bedrag over een jaar terugbetalen, of later met een rente van 4% per jaar. In 1697 lost Peter de obligatie weer in. In 1697 leent Carel aan Lambrecht Simons van Lommel, die in Princenhage woont, 200 Rijnsgulden onder dezelfde voorwaarden. Jan van Leuven staat borg. In oktober 1698 ontslaat Carel hem daarvan, omdat Lambrecht dan de obligatie met de nog uitstaande rente betaalt. In begin 1698 had Carel alweer met een obligatie 400 gulden geleend aan de weduwe Anneke Jochums, de weduwe van Adriaen Bastiaen Lambregts. Borg staan haar zoon Adriaen en Hendrik Cornelis Spijckers. (De schoonmoeder van Anneke heette ook Spijckers) In 1715 betaalt Anneke terug en ontslaat Carel haar en haar borgen van alle schuld. In 1700 leent Carel met een obligatie 500 gulden aan Adriaen Cornelissen Sgraewe, die valt onder de heerlijkheid, maar niet in het dorp woont. De voorwaarden zij de gebruikelijke bij Carel, alleen moet Adriaen Carel drie maanden van tevoren waarschuwen, als hij van plan is van de voorwaarden af te wijken. Verder staat Adriaen borg met zijn persoon en goederen en betaalt in 1705 terug. In 1702 leent Carel per obligatie 300 gulden aan Maarten Jan Roovers, die woont in het dorp. De broer van Maarten, Claes Jan Merten Roovers, ook in het dorp wonend staat borg voor hem. Net als bij de andere obligaties mag het geld met toestemming van Carel langer dan een jaar uitstaan. Op deze obligatie staat niet aangetekend, wanneer hij ingelost is. In 1706 staat Carel zelf borg voor 100 gulden of 40 Vlaamse groten voor zijn zwager in Oudenbosch, Philip van Campenhout. In 1715 betaalt Philip het geld terug en is Carel van deze borg verlost.
Op 4 mei 1713 leent Carel 1200 gulden aan de schout en schepenen van Princenhage via een obligatie van die datum. Zijn erfgenamen verkopen die obligatie in 1730 samen met twee obligaties van Simon roels van ieder 1000 gulden voor 3200 gulden. Ze hadden toen al jaren de rente daarvan getrokken.
Op 2 juli 1719 stelt Carel Willem de Grauw uit Oudenbosch als procureur aan om namens hem zijn zwager en mede chirurgijn, Philip van Campenhout, te ontlasten van de schuldbrief van 18 juni 1715 ten bedrage van 712 gulden voor de schepenen van Oudenbosch aangegaan. Philip heeft namelijk op5 september 1719 tien gemeten land te Standdaarbuiten en Oudenbosch in drie partijen verkocht voor 5000 gulden.
Carel in de Verdediging
In de nacht van 13 op 14 juli 1697 hebben kwaadwilligen vandalisme gepleegd in de hof van de vorster en Carel van den Brule. Aan de voetsporen te zien ging het om twee personen. De hof van de vorster lag in de kom van het dorp en grensde aan het kerkhof. Die van Carel lag achter de kom van het dorp. Carels medeschepenen zijn op beide plaatsen gaan kijken. De producten op het land zijn vernield. In de kom zijn de asperges net als andere groenten en de vruchten uit de grond getrokken. Achter de kom zijn alle vruchten van het land met een zeis afgemaaid. Voor zover dat niet mogelijk was is alles vertrapt of uit de grond getrokken. We zullen wel noot te weten komen, of dit het werk was van vijanden van Carel en Adriaen van Rethy, of dat het gewoon vandalisme al of niet vanwege dronkenschap was. In dat laatste geval was het willekeurig en niet per se gericht tegen Carel en Adriaen. Of hadden ze als schepen en vorster vijanden gemaakt ? In februari 1699 legt Carel met anderen op verzoek van zijn bisschop te Antwerpen in een verklaring voor de notaris vast, dat de priester, Christiaen Blas, in de katholieke kerk in Princenhage de mies doet, preekt, een huwelijk voltrekt, in de biechtstoel zit en een kraamvrouw heef ingeleid. De getuigen zijn daar geweest en hebben het gezien en gehoord. In die tijd bestond er een overeenkomst tussen de bisschop en de Republiek wie waar priester mocht zijn. Voor de katholieken bestond er geen vrijheid van godsdienst. De katholieken hadden wel gewetensvrijheid. Ze mochten op afspraak en meestal tegen betaling hun godsdienst in beslotenheid in schuilkerken belijden. In katholieke streken was de praktijk soepeler dan de theorie natuurlijk, zeker op het einde van de 17e eeuw, maar de bisschop wenste zich toch aan de afspraken te houden om geen moeilijkheden zoals hoge boetes te krijgen. Helemaal begrijpen doe ik dit geval niet. Het ging hier kennelijk niet om een kerk zonder priester. Dus moes Christiaens Blas gewerkt hebben met medewerking van de pastoor van Princenhage en/of het kerkbestuur. Of de bisschop had hem benoemd tot pastoor en daarna de benoeming weer ingetrokken, zoals hij in Heerle onder Wouw in 1705 deed onder invloed van de markies.
In april 1699 heeft Carel nogmaals getuigen nodig om onheil voor zichzelf te voorkomen. Op 8 januari van dat jaar was namelijk de Steenweg verpacht. Ik neem aan, dat het de tol op de Steenweg betreft. In herberg De Swaan op de markt van Princenhage tegenover de herberg Het Rode Hert was toen een gezelschap bijeen. Ook Carel van den Brule was erbij. Daar gaf de pachter namelijk de fooi of het gelag. Hij tracteerde daar op het verplichte drinkgeld. Het feest ging tot de late uurtjes door. In die tijd was dat 10 a 11 uur. Er werd ook flink gedronken. De herbergier en schepen, Adriaan van Poppel, en zijn vrouw waren stomdronken. De vrouw, Geertrui Linders van de Poel, was zelfs niet meer in staat om af te rekenen. Toen zou Carl zich in geringschattende, minachtende, of krenkende bewoordingen hebben uitgelaten over de raadsheer van Willem III, koning van Groot Britannië, stadhouder van de Republiek en heer van de stand en baronie van Breda. Gelukkig kon Carel twee getruigen vinden. Dirck Cools en Geeraert van Genck verklaarden, dat het gezelschap de hele tijd in dezelfde kamer bij elkaar was gebleven en dat Carel vóór hen was vertrokken. Zij hadden absoluut niets gehoord gericht tegen de raadsheer te Breda, de heer Schuijlenburg. Wat er werkelijk gebeurd is en waarom, is niet meer te achterhalen, maar Carel zal met een glaasje op wel te loslippig geweest zijn. Misschien, omdat hij in 1699 niet herbenoemd was tot schepen, maar hij had er toen twee jaar als schepen opzitten, wat in de 18e eeuw in Princenhage normaal werd. Wat er ook van zij, het gezelschap was solidair met hem en twee waren –al of niet tegen betaling- bereid om vóór hem te getuigen. Dus alles zal wel met hulp van iedereen in de doofpot gestopt zijn, zoals dat in die tijd ging in een gesloten dorpsgemeenschap.
In november 1700 klagen Carel van den Brule, Simon Matias Roels en jan Adriaansen van Beek op verzoek van de drossaard over de omslag van de belastingen. Over de jaren 1698, 1699 en 1700 hebben de schepenen en gezworenen besloten iedereen aan te slaan voor 20 gulden. De klagers hebben in 1698 vermindering gekregen met een bedrag van 10 gulden. Ook vonden zij achteraf de omslag van 1698 onredelijk en oneerlijk. Omdat de aanzienlijksten maar zes gulden hoefden te betalen. Pikant, omdat Carel in 1698 zelf schepn was. Bovendien voeren Jan en Simon aan, dat over 1698 na klachten de aanslag op de hoeve van Jan in Gageldonck, waar nu zijn zoon Cornelis woont, in 1699 ook teruggebracht is van 90 naar 4 gulden.
Het einde van Carel en Willemien
Na 2 juli 1719 tref ik Carel niet meer in de archieven aan. Van zijn dood of begrafenis heb ik daarna geen spoor gevonden. Hij moet gestorven zijn vóór 17 januari 1722. Zijn vrouw gaat dan op 63 jarige leeftijd in ondertrouw met Simon Mattheusen roels en trouwt met hem 1 februari van dat jaar. Simon was weduwnaar van Joanna Cockx of Kops. Die trouwde hij in 1687 te Princenhage. Het was zijn eerste huwelijk en hij kwam uit Pelst uit het land van Luik. Men noemt hem daarom ook wel Simon van Pelt. Hij was niet onbemiddeld. Zoals ook uit het bovenstaande blijkt. Hij was een (zaken)vriend van Carel. Willemien staat op 25 juni 1729 nog borg voor haar zoon Cornelis. Op 17 februari 1730 blijkt Simon weduwnaar te zijn. Tussen deze twee laatste data moet Willemien dus overleden zijn. Haar dood of begrafenis heb ik niet gevonden.
Noten
De oorsprong van de naam van (den) Brule en alle variaties daarop ken ik niet. Dat “den” in de naam maakt afkomst van een plaatsnaam onwaarschijnlijk. Of het moet het franse woordje “de” (=Nederlandse “van”) zijn. Dan kan Brule komen van: Brüly, gemeente in provincie Namen, of Bruyelle, een gemeente in de provincei Henegouwen. Ook afkomst van vlaamse woorden is mogelijk. Broel is in West Vlaanderen vanouds bekend als rommel, gewoel, wanorde, onder andere in broelpap. Broelen, brielen, breulen is broddelen en druk in de weer zijn. Brol, brul betekent in Vlaanderen: bocht, van weinig waarde, bij voorbeeld hout, wat armen verzamelen. De afleiding van brûler (Frans voor branden) is onwaarschijnlijk. De Breul is één van de hoofdstraten in Mechelen. De verklaring van de huidige generatie “kreupelhout bij water” heb ik niet gevonden
Aanvullingen op artikel Carel van den Brule
Gepubliceerd in de Brabantse leeuw, jaargang 52, nummer 4, 2003
1.De herberg “ De Vier Heemskinderen” is in begin 17e eeuw afgebroken. In 1709 is volgens de nog steeds bestaande muurankers op die plaats het huis “De Prins Cardinaal” gebouwd. De inmiddels overleden expert aangaande Princenhage, Herman Dirven, de schrijver van het boekje “Het Rode Hert” schijnt beweert te hebben, dat Carel van den Brule het bedoelde huis liet bouwen. Hij zou er dan vanaf 1709 in gewoond hebben. Ik heb het bewijs van Dirven nog niet gevonden. Ik heb hierover wel contact met onder andere de huidige vruchtgebruikster van het huis, die mij foto’s van het huidige huis stuurde.
2.De pachter van de Steenweg op 8 januari 1699 was Adriaan janssen van Poppel. Hij deed dat tussen 1684 en 1701. Hij betaalde daarvoor fl.1280,- per jaar. Maar van 1693 tot en met 1695 betaalde hij zelfs fl.1810,-. De kleinzoon van Carel van den Brule, Cornelis Dominicus van den Brule, pachtte de steenweg ook en wel in 1746 en 1747 en van 1750 tot en met 1754. Hij betaalde aanzienlijk minder, in ieder geval beneden de fl.1000,-. Vanaf 1750-1722 betaalde men fl.680,- per jaar. Soms werd de steenweg niet verpacht en inden de autoriteiten zelf de tol via de dorpscollecteur. Niet verpacht: 1691/1692, 1701/1702, 1727/1728, 1744/1745 en 1749/1750. Ook Cornelis van den Brule is een directe voorvader van onze tak van de familie.
3.Het kan ook zijn, dat Carel in 1698 geen schepen was. Soms werden de schepenen pas in het volgend jaar april benoemd of de oude ontslagen. Carel komt in ieder geval in 1698 niet voor op de in het archief bestaande schepenlijsten in de “Geschiedenis van Princenhage” en de Index op de resolutieboeken. Overigens is de benoeming van 1690 en 1691 gedateerd respectievelijk: Whitehall 16-2-1690 en Den Haag 14-3-1691. Eer de brief in Breda of Princenhage was kon even duren en de installatie ook.
4.Carel had een dienstmeid in 1700, 1701 en 1702 in 1703 niet (volgens de gemaallijsten). Vóór 1700 zijn die lijsten niet bewaard gebleven, de andere moet ik nog nakijken. Volgens deze lijsten woonde in het dorp in 1700 ook de chirurgijn Philippus Bonifacius met vrouw en een kind tussen 10 en 16 jaar. Chirurgijns stonden iets hoger op de maatschappelijke ladder dan goede ambachtslieden. Sinds 1648 is er te Breda een Illustere School (in de Kloosterkazerne). Het was daar mogelijk anatomische en chirurgische demonstraties bij te wonen.
5.Zie voor sectirapporten van Philip van Campenhout, de Brabantse Leeuw 1997 blz.23 en 227. Bosters beschrijft daar de moord op Quirijn Cornelis Commissaris rond 1687 te Rucphen door ene Krol, schepen op de Leur en twee afgedankte ruiters en op Cornelis Campen in 1721 te Oudenbosch door Jan Varremaet.
6.Carel had naast land aan zijn huis nog 1 ½ gemet achter het dorp, 1 ¼ gemet op de kerkakker (van 2 gemet), 2 ½ gemet in het Bagven, 3 gemet van de gemeenteweide op de Bieloop en 2 gemeten land aan de Haagse straat naast de steenweg.
7.Carel was kerkmeester in 1686 volgens de kerkrekeningen. De Carel van den Brule, die dat was van 1725 tot en met 1726, moet Cornelis van den Brule geweest zijn, want toen was onze Carel al dood. In 1718 is Carel wel in dienst van de wereldijke autoriteiten als gezworen klerk. Cornelis Jacob Maas was in 1689 armenmeester. Van 1694 tot en met1698 was Adriaen van Rethy kerkmeester. Hij was ondervorster van 1680-1689, vorster van 1689-1698. De bediende van jan Adriaen van Beek, Christiaen Jan Potters, was van 1707 tot en met 1709 kerkmeester.
8.In 1676 stonden er 71 huizen in het dorp, in de totale heerlijkheid 453. De totale bevolking bedroeg 2200 inwoners. In 1679 bedroeg het aantal inwoners van het dorp 239, in 1750 711. Het getal van 200 mensen, waarop Pater Blees rond 1700 steunde, was best groot, al was toen het aantal huizen en inwoners wag gegroeid vergeleken bij 1676. In 1821 waren er 4400 inwoners. Jammer die steun voor het nageslacht, want hij hield de boeken zoals het geboorteboek slecht bij. Na 1700 kun je heel wat geboorten niet vinden.
9.Het bovenstaande is gebaseerd op de “Geschiedenis van Princenhage” uit het tijdschrift van de heemkunde kring nummers 31/35, sept.1983.
10.Tenslotte nog de kinderen van Carel, gedoopt te Princenhage: a) Bartholomeus 311-3-1678; getuige Marie Adriani in plaats van Agatha Jansen van Riel: b) Jacobus 15-3-1681; getuige Maria Adriani Oomen in plaats van Cornelia Petri: c) Joannes 11-2-1682: getuige Aleidis Jacop Adriaen Cleijsen: d) Cornelius 23-10-1684 getuige Catharina Hendrix in plaats van Jacobus Jacobsen Bellekens: e) Catharina 20-10-1687; getuigen Digmannus Joannis Rombouts en Dingena Joannis Godefridi Rops: f) Adriana 30-6-1690; getuige Clara van Gils (x met Ambrosius Cluts): g) Agatha 10-10-1693; getuigen Clara van Glins (=Geleijns x met Ambrosius Cluts( en Michael van Campen: h) Anna Cornelia 21-2-1696; getuige Joanna van Loon (x met Paulus Jansen van Poppel): i) Jacobus 31-1-1698; getuige Joanna van Loon.
11.Adriana van den Brule trouwt in 1723 met Joannes Hermans, jonge man uit Bairs onder Turnhout. Ook haar vinden we nog terug in de archieven, maar de andere kinderen van Carel niet, behalve dan de in het artikel genoemden.
Jan Buuron (27 januari 2004 – Bergen op Zoom)

Tijdbalk Carolus van den Brule

  Deze functionaliteit is alleen beschikbaar voor browsers met Javascript ondersteuning.
Klik op de namen voor meer informatie. Gebruikte symbolen: grootouders grootouders   ouders ouders   broers-zussen broers/zussen   kinderen kinderen

Voorouders (en nakomelingen) van Carolus van den Brule


    Toon totale kwartierstaat

    Via Snelzoeken kunt u zoeken op naam, voornaam gevolgd door een achternaam. U typt enkele letters in (minimaal 3) en direct verschijnt er een lijst met persoonsnamen binnen deze publicatie. Hoe meer letters u intypt hoe specifieker de resultaten. Klik op een persoonsnaam om naar de pagina van die persoon te gaan.

    • Of u kleine letters of hoofdletters intypt maak niet uit.
    • Wanneer u niet zeker bent over de voornaam of exacte schrijfwijze dan kunt u een sterretje (*) gebruiken. Voorbeeld: "*ornelis de b*r" vindt zowel "cornelis de boer" als "kornelis de buur".
    • Het is niet mogelijk om tekens anders dan het alfabet in te voeren (dus ook geen diacritische tekens als ö en é).

    Verwantschap Carolus van den Brule



    Visualiseer een andere verwantschap

    De getoonde gegevens hebben geen bronnen.

    Historische gebeurtenissen

    • Van 1650 tot 1672 kende Nederland (ookwel Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden) zijn Eerste Stadhouderloze Tijdperk.
    • In het jaar 1654: Bron: Wikipedia
      • 2 februari » Première van Vondels treurspel Lucifer.
      • 5 februari » Tweede en laatste opvoering van Vondels treurspel Lucifer. De autoriteiten verbieden verdere voorstellingen en het stuk blijft bijna twee eeuwen weg van het toneelpodium.
      • 20 mei » Het Koerlandse schip Das Wappen der Herzogin von Kurland vaart uit om Tobago te bezetten.
      • 7 juni » Lodewijk XIV wordt tot koning van Frankrijk gekroond.
      • 12 oktober » De Delftse donderslag, ontploffing van een opslagplaats voor buskruit in de binnenstad van Delft leidt tot vele doden en grote schade.
      • 23 november » Blaise Pascal heeft bijzondere metafysische ervaring.
    • De temperatuur op 1 oktober 1721 lag rond de 16,0 °C. Bron: KNMI
    • Van 1702 tot 1747 kende Nederland (ookwel Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden) zijn Tweede Stadhouderloze Tijdperk.
    • In het jaar 1721: Bron: Wikipedia
      • 8 mei » Kardinaal Michelangelo dei Conti wordt gekozen tot Paus Innocentius XIII.
      • 18 mei » Kroning van paus Innocentius XIII in Rome.
      • 31 mei » Zaligverklaring van Johannes Nepomucenus, Boheems priester en martelaar.
      • 11 september » De Duitse natuuronderzoeker Camerarius ontdekt de geslachtelijkheid der planten.
      • 26 oktober » George August Samuel van Nassau-Idstein wordt opgevolgd door zijn achterneven Karel Lodewijk van Nassau-Saarbrücken en Frederik Lodewijk van Nassau-Ottweiler.
    

    Dezelfde geboorte/sterftedag

    Bron: Wikipedia


    Over de familienaam Van den Brule


    De publicatie Stamboom Van Den Bruele / Van Den Brule is opgesteld door Albert van den Bruele (contact is niet mogelijk).
    Wilt u bij het overnemen van gegevens uit deze stamboom alstublieft een verwijzing naar de herkomst opnemen:
    Albert van den Bruele, "Stamboom Van Den Bruele / Van Den Brule", database, Genealogie Online (https://www.genealogieonline.nl/genealogie-van-den-bruele/I1305.php : benaderd 2 mei 2024), "Carolus van den Brule (1654-1721)".