1001 stambomen » Mr. Cornelis Fock (1828-1910)

Persoonlijke gegevens Mr. Cornelis Fock 

Bronnen 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17Bronnen 3, 5, 6, 8, 10, 11, 13, 15, 16, 17, 18

Gezin van Mr. Cornelis Fock

Hij is getrouwd (burgerlijke stand) met Marie Anne Uyttenhooven.Bronnen 3, 6, 8, 10, 11, 13, 15, 16, 19, 20, 21, 22, 23, 24

Bron Burgerlijke stand - Huwelijk
Archieflocatie Zeeuws Archief
Algemeen Toegangnr: 25.128
Gemeente: Vlissingen
Soort akte: Huwelijksakte
Aktenummer: 40
Datum: 28-06-1854
Bruidegom Cornelis Fock
Leeftijd: 25
Geboorteplaats: Amsterdam
Bruid Maria Anna Uijttenhooven
Leeftijd: 24
Geboorteplaats: Vlissingen
Vader bruidegom Abraham Fock
Moeder bruidegom Alida Johanna van Heekeren
Vader bruid Dirk Uijttenhooven
Moeder bruid Jacoba Ermerins

Zij zijn op 7 juni 1854 te Vlissingen, Zeeland, Nederland in ondertrouw gegaan.

Zij zijn getrouwd op 28 juni 1854 te Vlissingen, Zeeland, Nederland, hij was toen 25 jaar oud.Bron 17


Kind(eren):

  1. Abraham Fock  1855-1932
  2. Dirk Fock  1858-1941 
  3. Cornelis Fock  1871-1959 


Notities over Mr. Cornelis Fock

FOCK, Cornelis (1828-1910)
Fock, Cornelis, burgemeester, minister van Binnenlandse Zaken en commissaris des Konings (Amsterdam 29-11-1828 - 's-Gravenhage 9-5-1910). Zoon van Abraham Fock, president van De Nederlandsche Bank, en Alida Johanna van Heekeren. Gehuwd op 28-6-1854 met Maria Anna Uijttenhooven (1830-1909). Uit dit huwelijk werden 3 zoons en 1 dochter geboren.
De familie Fock behoorde tot de in de 19de eeuw in de Amsterdamse financiële wereld machtige doopsgezinde clan, die de naam had hard te werken, sober te leven en zeer rijk te zijn. Na de Franse school te hebben bezocht werd Cornelis in 1848 student aan het Athenaeum Illustre in de hoofdstad, terwijl hij zich tegelijkertijd inschreef voor de rechtenstudie aan de Utrechtse hogeschool. Daar promoveerde hij op 5 juni 1852 bij de hoogleraar J. van Hall op De polizza adsecuratoria quae Amstelodami in causis maritimis adhiberi solet, ad codicis mercatorii normam exacta , een proefschrift over de ontwikkeling van de verzekeringspolis in de zeehandel. Vervolgens vestigde hij zich in zijn geboortestad in afwachting van een bestuurlijke baan. In 1853 publiceerde hij er een brochure Over het armwezen , waarin hij pleitte voor grote investeringen in nijverheid door de 'kapitalisten' en voor het overlaten van de armenzorg aan de kerken. Dit liberale standpunt bleef hij zijn leven trouw sinds hij in zijn studententijd, naar eigen zeggen, overtuigd Thorbeckiaan geworden was.
Fock had nauwelijks de voorgeschreven minimumleeftijd van 25 jaar bereikt toen hij in december 1853 werd benoemd tot burgemeester en tevens gemeentesecretaris van Vreeland en Nigtevecht. Bovendien werd hij het jaar daarop kantonrechter-plaatsvervanger in Loenen. Zo begon zijn carrière in de 'Menistenhemel' aan de Vecht. In januari 1855 stapte Fock als burgemeester over naar Wijk bij Duurstede, waar sinds de Aprilbeweging van 1853 slaande ruzie heerste tussen katholieken en protestanten. Doortastend en energiek wist Fock de rust te herstellen - ten koste van de katholieken - en slaagde hij er zelfs in de begroting weer sluitend te maken.
Focks succes als burgemeester van Wijk bij Duurstede leidde in december 1859 tot zijn benoeming in Haarlem. Hij reorganiseerde er het ambtenarenapparaat door degenen die niet voldeden te ontslaan en degenen die wel voldeden een salarisverhoging te geven. Fock kreeg hierdoor de naam een 'dure burgemeester' te zijn. Zijn grootste trots was de oprichting te Haarlem in 1864 van de Hoogere Burger School (HBS), een nieuw type van onderwijs voor de kinderen van de 'nijvere middenklasse'. Hoewel hij door zijn uitgesproken liberale stellingnamen de conservatieven tegen zich in het harnas joeg, was Fock over het algemeen een zeer gezien burgemeester. Zijn populariteit leidde op 21 februari 1861 tot zijn verkiezing tot lid van Provinciale Staten en in juli 1861 tot gemeenteraadslid. In deze colleges zou hij respectievelijk tot 1868 en tot 1866 zitting hebben.
In februari 1866 werd Fock benoemd tot burgemeester van Amsterdam, waar, na het zwakke bewind van de conservatieve J. Messchert van Vollenhoven, een krachtige hand vereist werd. Focks reputatie van energiek en doortastend bestuurder maakte hij in zijn geboortestad opnieuw waar. De secretarie werd gereorganiseerd en overtollige ambtenaren werden ontslagen. Aan het openbaar onderwijs besteedde hij, net als in zijn vorige standplaatsen, veel aandacht. Voor de zijns inziens noodzakelijke scholenbouw in alle wijken van de stad sloot Fock een lening van f 1.300.000, een voor die tijd zeer hoog bedrag. De HBS bezorgde hij een nieuwe behuizing, en als curator reorganiseerde hij het natuur-, wis- en geneeskundig onderwijs aan het Athenaeum Illustre. Maar Fock moest ook tegenslagen incasseren. Na de hoge uitgaven voor het onderwijs sneed de gemeenteraad - waarin hij in 1867 en 1868 zelf zitting had - hem uiteindelijk de pas af inzake de oprichting van een nieuw ziekenhuis en de aanleg van een spoorlijn naar het havenfront aan het IJ.
Als burgemeester van Amsterdam had Fock een moeizame verhouding met het conservatieve kabinet-Van Zuylen van Nijevelt-Heemskerk Azn. (1866-1868), waarvan de ministers hem binnenskamers weinig vleiend typeerden als die 'roode kanker', dat 'canaillepak' of die 'kleine kwast'. Deze verhouding liep uit op ruzie, toen minister van Binnenlandse Zaken J. Heemskerk Azn. de burgemeester in december 1867 mondeling dreigde alle rijkssteun bij de aanleg van het Noordzeekanaal in te trekken, indien Fock zijn voornemen om het kabinet bij de verkiezingen niet te steunen zou uitvoeren. Een half jaar later was dit ministerie evenwel verdwenen, en op 4 juni 1868 kreeg de Amsterdamse burgemeester - op verzoek van onder anderen Thorbecke - zelf de leiding over het departement van Binnenlandse Zaken.
De meeste bewindslieden in het door Thorbecke geformeerde kabinet-Van Bosse-Fock beschikten niet over parlementaire ervaring. Toch was dit ministerie zeldzaam vruchtbaar in zijn wetgevende arbeid; het kon namelijk twee jaar lang op veel medewerking rekenen vanwege de algemene behoefte olie op de politieke golven te gieten. Tientallen wetsontwerpen werden snel en bekwaam door de Kamers geloodst. Door afschaffing van onder andere het cultuurstelsel, het dagbladzegel, de doodstraf, openbare straffen, octrooien, vervoerbelemmerende bepalingen, de departementen van eredienst en het oude stelsel van maten en gewichten trachtte het kabinet de samenleving te liberaliseren. Ook Fock had hierin zijn aandeel. Daarnaast verlaagde hij de census voor het kiesrecht en herschikte hij de kiesdistricten ten gunste van de liberalen. Opnieuw had het openbaar onderwijs zijn voorliefde. Tot verontwaardiging van de Groenianen en vele katholieken wees Fock elke verandering van de schoolwet van 1857 of een soepele uitleg van de wetsbepalingen ten gunste van de confessionelen met kracht van de hand. 'Rome en Dordt' bedreigden volgens hem het hart van de Nederlandse samenleving. Voor de bewaarscholen en voor het hoger onderwijs, dat hij wilde beperken tot twee universiteiten, maakte Fock wetsontwerpen, die op veel tegenstand stuitten, onafgehandeld bleven en door een volgend kabinet werden ingetrokken. De armenwet van 1854 veranderde hij zo, dat de uitkeringen aanzienlijk werden beknot. In de geest van zijn brochure van 1853 beperkte hij de staatshulp tot politietoezicht.
Uiteraard reorganiseerde Fock - samen met secretaris-generaal P.F. Hubrecht - met voortvarendheid zijn departement. Voor alle functies voerde hij een vergelijkend toelatingsexamen in. Eerder dan alle ambtenaren zat Fock elke dag achter zijn bureau. Van lang overleg hield hij niet, en wie zijn werk niet op tijd gereed had, kreeg ontslag. Er waren immers, aldus de minister, veel te veel onnutte ambtenaren. Verder bracht hij werkbezoeken aan de provincies om het bestuur op provinciaal en lokaal niveau in de gaten te houden, en om ambtenaren of burgemeesters die niet voldeden te kunnen ontslaan.
Geleidelijk kwam het kabinet Van Bosse-Fock aan drie kanten klem te zitten, namelijk tussen koning Willem III, die die 'tegenwoordige troep' (: de ministers) zo spoedig mogelijk wilde opruimen en op alle manieren tegenwerkte, tussen Thorbecke, de geestelijke vader van het kabinet, die wilde dat het in alles zijn lijn zou blijven volgen, en tussen de liberale meerderheid in het parlement, die verdeeld bleef, onderling ruziede en uiteindelijk de ministers geen hechte steun gaf.
Toen twee ministers in de chaotisch verlopen mobilisatie en demobilisatie tijdens de Frans-Duitse oorlog van 1870 een aanleiding zagen op te stappen en twee andere bewindslieden overwogen hun voorbeeld te volgen, trachtten de drie overgebleven ministers - onder wie Fock - aanvankelijk het kabinet te reconstrueren. Op dringend advies van Thorbecke boden twee van hen eveneens hun ontslag aan, maar Fock zelf was niet bereid voor hem te wijken. Zijn eenzame strijd tegen de liberale leider bleek uitzichtloos. Mogelijke ministerskandidaten weigerden, en de Thorbeckiaanse pers hoonde het demissionaire kabinet weg als 'hazepeper zonder haas', in casu Thorbecke. Op 5 december 1870 staakte Fock zijn pogingen, Thorbecke bittere verwijten makend over de ondervonden tegenwerking. Een maand later, op 4 januari 1871, moest Fock zijn portefeuille van Binnenlandse Zaken overdragen aan dezelfde Thorbecke. Deze beloofde hem ervoor te zullen zorgen dat hij niet lang thuis hoefde te zitten 'koekeloeren'.
Intussen bleek de oud-burgemeester in zijn vroegere standplaatsen Haarlem en Amsterdam nog steeds zo populair onder de kiezers, dat beide districten hem met overweldigende meerderheid in juni 1871 als lid van de Tweede Kamer kozen, dit niettegenstaande het feit dat hij tevoren in Haarlem had laten weten in geval van keuze voor de hoofdstad te zullen opteren. In Amsterdam had hij de kiezers niet gewaarschuwd voor zijn voornemen niet lang in de Kamer te blijven. Zijn verkiezingscampagne had in het teken gestaan van de strijd tegen de pretenties van 'Rome en Dordt', die het ware liberalisme bedreigden; 'Our deadly fiend de held van de stembus!', verzuchtte de antirevolutionaire voorman A. Kuyper dan ook bij deze gelegenheid.
Thorbecke zag uiteraard zijn verbitterde voorganger liever niet in de Kamer en benoemde hem op 11 november 1871 tot commissaris des Konings in Zuid-Holland. Ook hier schoonde Fock onmiddellijk het ambtenarenapparaat. Hij reduceerde het aantal provinciale ambtenaren van 33 tot 26 en voerde een vergelijkend toelatingsexamen in voor alle functies als een effectieve barrière tegen volontairs en verzoeken om baantjes voor verwanten of vrienden. Focks kracht als commissaris lag vooral in het directe contact met gemeentebestuurders. Als oud-burgemeester kende hij alle bijzonderheden en problemen van de plaatselijke overheid. Door de burgemeesters werd hij dan ook over het algemeen zeer gewaardeerd.
Met Gedeputeerde Staten kon de commissaris echter minder goed overweg: zijn nogal autoritaire aanpak wekte hier weerstand. Met de aanstelling van F.H.J. Tavenraat tot griffier in 1878 werd de positie van Focks tegenstanders aanzienlijk versterkt. Vooral met P.L.F. Blussé, gedeputeerde van 1876 tot 1901, kwam hij in aanvaring, toen deze wist te bereiken dat er in wegen en verkeer, alsmede in de oprichting van een provinciale Waterstaat zou worden geïnvesteerd, wat niet strookte met Focks zuinigheidspolitiek. Wat begon als een principieel verschil van mening ontaardde allengs in een persoonlijke controverse, waarin Blussé en Tavenraat de hoofdrol speelden. In september 1882 barstte de bom. Gedeputeerde Staten en de griffier wendden zich eensgezind tot de minister van Binnenlandse Zaken en deelden hem mede dat verdere samenwerking met de commissaris onmogelijk was. Minister C. Pijnacker Hordijk (1882-1883) stelde in feite Fock in het ongelijk door duidelijk te maken dat deze besluiten van Gedeputeerde Staten diende te respecteren of voor vernietiging voor te dragen, maar ze niet mocht saboteren door ze bij gemeentebesturen te bagatelliseren. De verhouding met Gedeputeerde Staten zou tot het einde van zijn ambtsperiode moeizaam blijven.
De angst voor en de afkeer van het verbond tussen 'Rome en Dordt' werden Fock op den duur tot een obsessie. De groeiende politieke invloed van de zich emanciperende gereformeerden en katholieken verontrustte hem in toenemende mate. Kandidaten van uitgesproken confessionele signatuur maakten bij hem dan ook weinig kans te worden voorgedragen voor het ambt van burgemeester of notaris. Werden er wel dergelijke kandidaten door de regering benoemd, dan wist Fock spoedig hun ongeschiktheid aan te tonen. Toen de situatie tijdens het kabinet-Pierson (1897-1901) ten slotte onhoudbaar werd, wist de minister van Binnenlandse Zaken de 71-jarige, maar nog altijd even hard werkende commissaris in januari 1900 ertoe te bewegen ontslag te nemen. Juichend schreef het antirevolutionaire dagblad De Standaard dat hiermee een einde kwam aan 'een liberalistisch schrikbewind'.
Als burgemeester was Fock een ijverig en doortastend bestuurder. Voor het politieke spel dat de functies van minister en commissaris des Konings met zich bracht, bleek hij evenwel te rechtlijnig, waardoor hij het zichzelf en anderen uitermate moeilijk kon maken. Deze starheid uitte zich ook in een onbegrip voor de veranderende tijden, een onbegrip dat met het klimmen der jaren nauwelijks nog door zijn niet verflauwende werkkracht, plichtsbesef en bestuurlijke doortastendheid kon worden gecompenseerd.
A: Collectie-C. Fock (met o.a. memoires, correspondentie en persoonlijke jaaroverzichten) in het Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage.
L: H.W. van Sandick, 'Mr Cornelis Fock', in Amsterdamsche Courant , 28-11-1898; J.A. Levy, 'Mr Cornelis Fock', in De Amsterdammer , 15-5-1910; C.W. de Vries, Overgrootvader koning Willem III (Amsterdam 1951); P. van Schilfgaarde, 'De liberale politiek in de laatste jaren van Thorbecke', in Bijdragen en Mededelingen van het Historisch Genootschap 75 (1960) 115-146; Th. van Tijn, Twintig jaren Amsterdam. De maatschappelijke ontwikkeling van de hoofdstad van de jaren '50 der vorige eeuw tot 1876 (Amsterdam 1965); J.J. Huizinga, J. Heemskerk Azn. (1818-1897). Conservatief zonder partij (Harlingen 1973); Anne Doedens, Nederland en de Frans-Duitse oorlog. Enige aspecten van de buitenlandse politiek en de binnenlandse verhoudingen van ons land omstreeks het jaar 1870 (Zeist 1973); Memoires van een enfant terrible. Politieke herinneringen van de Zeeuwse liberale afgevaardigde mr. Daniël van Eck aan vijfendertig jaar Kamerlidmaatschap, 1849-1884 . Onder red. van C.A. Tamse (Middelburg 1975); J.P. Duyverman, Uit de geheime dagboeken van Æneas Mackay, dienaar des Konings, 1806-1876 (Houten 1987); P.G. van IJsselmuiden, Binnenlandse Zaken en het ontstaan van de moderne bureaucratie in Nederland, 1813-1940 (Kampen 1988); J.G. Kikkert, Koning Willem III (Utrecht 1990); J.W. Janssens, De commissaris van de koningin. Historie en functioneren ('s-Gravenhage 1992); W. Otterspeer, De wiekslag van hun geest. De Leidse universiteit in de negentiende eeuw (Leiden 1992); P. Hofland, Leden van de Raad. De Amsterdamse gemeenteraad, 1814-1941 (Amsterdam 1998).
I: Honderd jaar Provinciale Waterstaat in Zuid-Holland ('s-Gravenhage 1975) 39.
G.A.M. Beekelaar
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 5 (Den Haag 2002)
Laatst gewijzigd op 13-03-2008
========
Achternaam: Fock
Voornaam: Cornelis
Geboortedatum: 1828-11-29
Geboorteplaats: Amsterdam
Bron: RHC Vecht en Venen
gemeente Vreeland, 1811-1964
bevolkingsregistratie, 1850-1923
deel 1, bevolkingsregister, 1850-1861, blz. 144
inv.nr.

Heeft u aanvullingen, correcties of vragen met betrekking tot Mr. Cornelis Fock?
De auteur van deze publicatie hoort het graag van u!


Tijdbalk Mr. Cornelis Fock

  Deze functionaliteit is alleen beschikbaar voor browsers met Javascript ondersteuning.
Klik op de namen voor meer informatie. Gebruikte symbolen: grootouders grootouders   ouders ouders   broers-zussen broers/zussen   kinderen kinderen

Afbeelding(en) Mr. Cornelis Fock

Voorouders (en nakomelingen) van Cornelis Fock


Via Snelzoeken kunt u zoeken op naam, voornaam gevolgd door een achternaam. U typt enkele letters in (minimaal 3) en direct verschijnt er een lijst met persoonsnamen binnen deze publicatie. Hoe meer letters u intypt hoe specifieker de resultaten. Klik op een persoonsnaam om naar de pagina van die persoon te gaan.

  • Of u kleine letters of hoofdletters intypt maak niet uit.
  • Wanneer u niet zeker bent over de voornaam of exacte schrijfwijze dan kunt u een sterretje (*) gebruiken. Voorbeeld: "*ornelis de b*r" vindt zowel "cornelis de boer" als "kornelis de buur".
  • Het is niet mogelijk om tekens anders dan het alfabet in te voeren (dus ook geen diacritische tekens als ö en é).

Verwantschap Mr. Cornelis Fock



Visualiseer een andere verwantschap

Bronnen

  1. http://nl.wikipedia.org/wiki/Cornelis_Fock, INT0167
    Cornelis Fock
    Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
    Ga naar: navigatie, zoeken
    Mr. Cornelis Fock (Amsterdam, 2 november 1828 – Den Haag, 9 mei 1910) was een vooraanstaand liberaal staatsman en bestuurder.

    Hij wordt algemeen bestempeld als een ijverige en doortastende burgemeester, hij was burgemeester van onder meer de gemeente Haarlem en later van de gemeente Amsterdam. In 1868 was hij minister in een door Thorbecke geformeerd kabinet. Hij gold als nogal rechtlijnig en star. Fock bracht belangrijke wetgeving tot stand (onder ande. de IJkwet, de Begrafeniswet en de Veewet).

    Na zijn ministerschap was Fock kort Tweede Kamerlid en vervolgens Commissaris des Konings in de provincie Zuid-Holland. Hij had een slechte verhouding met de gedeputeerden. Fock werkte gereformeerden en katholieken die burgemeester wilden worden tegen.
  2. http://www.inghist.nl/Onderzoek/Projecten/BWN/lemmata/bwn5/fock, INT001
  3. Overlijden Alida Johanna Jacoba Fock, WIE30899298
  4. Militieregisters, lotingnr 503-1214, vervangen door Petrus Joahnnes Kuijper, AB0204
  5. Registratie Cornelis Fock, WIE102741884
  6. Huwelijk Jan Willem Cornelis Tellegen, WIE98651211
  7. Biografisch Woordenboek van Nederland 5 (Den Haag 2002), AB0013
    FOCK, Cornelis (1828-1910)
    Fock, Cornelis, burgemeester, minister van Binnenlandse Zaken en commissaris des Konings (Amsterdam 29-11-1828 - 's-Gravenhage 9-5-1910). Zoon van Abraham Fock, president van De Nederlandsche Bank, en Alida Johanna van Heekeren. Gehuwd op 28-6-1854 met Maria Anna Uijttenhooven (1830-1909). Uit dit huwelijk werden 3 zoons en 1 dochter geboren.
    De familie Fock behoorde tot de in de 19de eeuw in de Amsterdamse financiële wereld machtige doopsgezinde clan, die de naam had hard te werken, sober te leven en zeer rijk te zijn. Na de Franse school te hebben bezocht werd Cornelis in 1848 student aan het Athenaeum Illustre in de hoofdstad, terwijl hij zich tegelijkertijd inschreef voor de rechtenstudie aan de Utrechtse hogeschool. Daar promoveerde hij op 5 juni 1852 bij de hoogleraar J. van Hall op De polizza adsecuratoria quae Amstelodami in causis maritimis adhiberi solet, ad codicis mercatorii normam exacta , een proefschrift over de ontwikkeling van de verzekeringspolis in de zeehandel. Vervolgens vestigde hij zich in zijn geboortestad in afwachting van een bestuurlijke baan. In 1853 publiceerde hij er een brochure Over het armwezen , waarin hij pleitte voor grote investeringen in nijverheid door de 'kapitalisten' en voor het overlaten van de armenzorg aan de kerken. Dit liberale standpunt bleef hij zijn leven trouw sinds hij in zijn studententijd, naar eigen zeggen, overtuigd Thorbeckiaan geworden was.
    Fock had nauwelijks de voorgeschreven minimumleeftijd van 25 jaar bereikt toen hij in december 1853 werd benoemd tot burgemeester en tevens gemeentesecretaris van Vreeland en Nigtevecht. Bovendien werd hij het jaar daarop kantonrechter-plaatsvervanger in Loenen. Zo begon zijn carrière in de 'Menistenhemel' aan de Vecht. In januari 1855 stapte Fock als burgemeester over naar Wijk bij Duurstede, waar sinds de Aprilbeweging van 1853 slaande ruzie heerste tussen katholieken en protestanten. Doortastend en energiek wist Fock de rust te herstellen - ten koste van de katholieken - en slaagde hij er zelfs in de begroting weer sluitend te maken.
    Focks succes als burgemeester van Wijk bij Duurstede leidde in december 1859 tot zijn benoeming in Haarlem. Hij reorganiseerde er het ambtenarenapparaat door degenen die niet voldeden te ontslaan en degenen die wel voldeden een salarisverhoging te geven. Fock kreeg hierdoor de naam een 'dure burgemeester' te zijn. Zijn grootste trots was de oprichting te Haarlem in 1864 van de Hoogere Burger School (HBS), een nieuw type van onderwijs voor de kinderen van de 'nijvere middenklasse'. Hoewel hij door zijn uitgesproken liberale stellingnamen de conservatieven tegen zich in het harnas joeg, was Fock over het algemeen een zeer gezien burgemeester. Zijn populariteit leidde op 21 februari 1861 tot zijn verkiezing tot lid van Provinciale Staten en in juli 1861 tot gemeenteraadslid. In deze colleges zou hij respectievelijk tot 1868 en tot 1866 zitting hebben.
    In februari 1866 werd Fock benoemd tot burgemeester van Amsterdam, waar, na het zwakke bewind van de conservatieve J. Messchert van Vollenhoven, een krachtige hand vereist werd. Focks reputatie van energiek en doortastend bestuurder maakte hij in zijn geboortestad opnieuw waar. De secretarie werd gereorganiseerd en overtollige ambtenaren werden ontslagen. Aan het openbaar onderwijs besteedde hij, net als in zijn vorige standplaatsen, veel aandacht. Voor de zijns inziens noodzakelijke scholenbouw in alle wijken van de stad sloot Fock een lening van f 1.300.000, een voor die tijd zeer hoog bedrag. De HBS bezorgde hij een nieuwe behuizing, en als curator reorganiseerde hij het natuur-, wis- en geneeskundig onderwijs aan het Athenaeum Illustre. Maar Fock moest ook tegenslagen incasseren. Na de hoge uitgaven voor het onderwijs sneed de gemeenteraad - waarin hij in 1867 en 1868 zelf zitting had - hem uiteindelijk de pas af inzake de oprichting van een nieuw ziekenhuis en de aanleg van een spoorlijn naar het havenfront aan het IJ.
    Als burgemeester van Amsterdam had Fock een moeizame verhouding met het conservatieve kabinet-Van Zuylen van Nijevelt-Heemskerk Azn. (1866-1868), waarvan de ministers hem binnenskamers weinig vleiend typeerden als die 'roode kanker', dat 'canaillepak' of die 'kleine kwast'. Deze verhouding liep uit op ruzie, toen minister van Binnenlandse Zaken J. Heemskerk Azn. de burgemeester in december 1867 mondeling dreigde alle rijkssteun bij de aanleg van het Noordzeekanaal in te trekken, indien Fock zijn voornemen om het kabinet bij de verkiezingen niet te steunen zou uitvoeren. Een half jaar later was dit ministerie evenwel verdwenen, en op 4 juni 1868 kreeg de Amsterdamse burgemeester - op verzoek van onder anderen Thorbecke - zelf de leiding over het departement van Binnenlandse Zaken.
    De meeste bewindslieden in het door Thorbecke geformeerde kabinet-Van Bosse-Fock beschikten niet over parlementaire ervaring. Toch was dit ministerie zeldzaam vruchtbaar in zijn wetgevende arbeid; het kon namelijk twee jaar lang op veel medewerking rekenen vanwege de algemene behoefte olie op de politieke golven te gieten. Tientallen wetsontwerpen werden snel en bekwaam door de Kamers geloodst. Door afschaffing van onder andere het cultuurstelsel, het dagbladzegel, de doodstraf, openbare straffen, octrooien, vervoerbelemmerende bepalingen, de departementen van eredienst en het oude stelsel van maten en gewichten trachtte het kabinet de samenleving te liberaliseren. Ook Fock had hierin zijn aandeel. Daarnaast verlaagde hij de census voor het kiesrecht en herschikte hij de kiesdistricten ten gunste van de liberalen. Opnieuw had het openbaar onderwijs zijn voorliefde. Tot verontwaardiging van de Groenianen en vele katholieken wees Fock elke verandering van de schoolwet van 1857 of een soepele uitleg van de wetsbepalingen ten gunste van de confessionelen met kracht van de hand. 'Rome en Dordt' bedreigden volgens hem het hart van de Nederlandse samenleving. Voor de bewaarscholen en voor het hoger onderwijs, dat hij wilde beperken tot twee universiteiten, maakte Fock wetsontwerpen, die op veel tegenstand stuitten, onafgehandeld bleven en door een volgend kabinet werden ingetrokken. De armenwet van 1854 veranderde hij zo, dat de uitkeringen aanzienlijk werden beknot. In de geest van zijn brochure van 1853 beperkte hij de staatshulp tot politietoezicht.
    Uiteraard reorganiseerde Fock - samen met secretaris-generaal P.F. Hubrecht - met voortvarendheid zijn departement. Voor alle functies voerde hij een vergelijkend toelatingsexamen in. Eerder dan alle ambtenaren zat Fock elke dag achter zijn bureau. Van lang overleg hield hij niet, en wie zijn werk niet op tijd gereed had, kreeg ontslag. Er waren immers, aldus de minister, veel te veel onnutte ambtenaren. Verder bracht hij werkbezoeken aan de provincies om het bestuur op provinciaal en lokaal niveau in de gaten te houden, en om ambtenaren of burgemeesters die niet voldeden te kunnen ontslaan.
    Geleidelijk kwam het kabinet Van Bosse-Fock aan drie kanten klem te zitten, namelijk tussen koning Willem III, die die 'tegenwoordige troep' (: de ministers) zo spoedig mogelijk wilde opruimen en op alle manieren tegenwerkte, tussen Thorbecke, de geestelijke vader van het kabinet, die wilde dat het in alles zijn lijn zou blijven volgen, en tussen de liberale meerderheid in het parlement, die verdeeld bleef, onderling ruziede en uiteindelijk de ministers geen hechte steun gaf.
    Toen twee ministers in de chaotisch verlopen mobilisatie en demobilisatie tijdens de Frans-Duitse oorlog van 1870 een aanleiding zagen op te stappen en twee andere bewindslieden overwogen hun voorbeeld te volgen, trachtten de drie overgebleven ministers - onder wie Fock - aanvankelijk het kabinet te reconstrueren. Op dringend advies van Thorbecke boden twee van hen eveneens hun ontslag aan, maar Fock zelf was niet bereid voor hem te wijken. Zijn eenzame strijd tegen de liberale leider bleek uitzichtloos. Mogelijke ministerskandidaten weigerden, en de Thorbeckiaanse pers hoonde het demissionaire kabinet weg als 'hazepeper zonder haas', in casu Thorbecke. Op 5 december 1870 staakte Fock zijn pogingen, Thorbecke bittere verwijten makend over de ondervonden tegenwerking. Een maand later, op 4 januari 1871, moest Fock zijn portefeuille van Binnenlandse Zaken overdragen aan dezelfde Thorbecke. Deze beloofde hem ervoor te zullen zorgen dat hij niet lang thuis hoefde te zitten 'koekeloeren'.
    Intussen bleek de oud-burgemeester in zijn vroegere standplaatsen Haarlem en Amsterdam nog steeds zo populair onder de kiezers, dat beide districten hem met overweldigende meerderheid in juni 1871 als lid van de Tweede Kamer kozen, dit niettegenstaande het feit dat hij tevoren in Haarlem had laten weten in geval van keuze voor de hoofdstad te zullen opteren. In Amsterdam had hij de kiezers niet gewaarschuwd voor zijn voornemen niet lang in de Kamer te blijven. Zijn verkiezingscampagne had in het teken gestaan van de strijd tegen de pretenties van 'Rome en Dordt', die het ware liberalisme bedreigden; 'Our deadly fiend de held van de stembus!', verzuchtte de antirevolutionaire voorman A. Kuyper dan ook bij deze gelegenheid.
    Thorbecke zag uiteraard zijn verbitterde voorganger liever niet in de Kamer en benoemde hem op 11 november 1871 tot commissaris des Konings in Zuid-Holland. Ook hier schoonde Fock onmiddellijk het ambtenarenapparaat. Hij reduceerde het aantal provinciale ambtenaren van 33 tot 26 en voerde een vergelijkend toelatingsexamen in voor alle functies als een effectieve barrière tegen volontairs en verzoeken om baantjes voor verwanten of vrienden. Focks kracht als commissaris lag vooral in het directe contact met gemeentebestuurders. Als oud-burgemeester kende hij alle bijzonderheden en problemen van de plaatselijke overheid. Door de burgemeesters werd hij dan ook over het algemeen zeer gewaardeerd.
    Met Gedeputeerde Staten kon de commissaris echter minder goed overweg: zijn nogal autoritaire aanpak wekte hier weerstand. Met de aanstelling van F.H.J. Tavenraat tot griffier in 1878 werd de positie van Focks tegenstanders aanzienlijk versterkt. Vooral met P.L.F. Blussé, gedeputeerde van 1876 tot 1901, kwam hij in aanvaring, toen deze wist te bereiken dat er in wegen en verkeer, alsmede in de oprichting van een provinciale Waterstaat zou worden geïnvesteerd, wat niet strookte met Focks zuinigheidspolitiek. Wat begon als een principieel verschil van mening ontaardde allengs in een persoonlijke controverse, waarin Blussé en Tavenraat de hoofdrol speelden. In september 1882 barstte de bom. Gedeputeerde Staten en de griffier wendden zich eensgezind tot de minister van Binnenlandse Zaken en deelden hem mede dat verdere samenwerking met de commissaris onmogelijk was. Minister C. Pijnacker Hordijk (1882-1883) stelde in feite Fock in het ongelijk door duidelijk te maken dat deze besluiten van Gedeputeerde Staten diende te respecteren of voor vernietiging voor te dragen, maar ze niet mocht saboteren door ze bij gemeentebesturen te bagatelliseren. De verhouding met Gedeputeerde Staten zou tot het einde van zijn ambtsperiode moeizaam blijven.
    De angst voor en de afkeer van het verbond tussen 'Rome en Dordt' werden Fock op den duur tot een obsessie. De groeiende politieke invloed van de zich emanciperende gereformeerden en katholieken verontrustte hem in toenemende mate. Kandidaten van uitgesproken confessionele signatuur maakten bij hem dan ook weinig kans te worden voorgedragen voor het ambt van burgemeester of notaris. Werden er wel dergelijke kandidaten door de regering benoemd, dan wist Fock spoedig hun ongeschiktheid aan te tonen. Toen de situatie tijdens het kabinet-Pierson (1897-1901) ten slotte onhoudbaar werd, wist de minister van Binnenlandse Zaken de 71-jarige, maar nog altijd even hard werkende commissaris in januari 1900 ertoe te bewegen ontslag te nemen. Juichend schreef het antirevolutionaire dagblad De Standaard dat hiermee een einde kwam aan 'een liberalistisch schrikbewind'.
    Als burgemeester was Fock een ijverig en doortastend bestuurder. Voor het politieke spel dat de functies van minister en commissaris des Konings met zich bracht, bleek hij evenwel te rechtlijnig, waardoor hij het zichzelf en anderen uitermate moeilijk kon maken. Deze starheid uitte zich ook in een onbegrip voor de veranderende tijden, een onbegrip dat met het klimmen der jaren nauwelijks nog door zijn niet verflauwende werkkracht, plichtsbesef en bestuurlijke doortastendheid kon worden gecompenseerd.
    A: Collectie-C. Fock (met o.a. memoires, correspondentie en persoonlijke jaaroverzichten) in het Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage.
    L: H.W. van Sandick, 'Mr Cornelis Fock', in Amsterdamsche Courant , 28-11-1898; J.A. Levy, 'Mr Cornelis Fock', in De Amsterdammer , 15-5-1910; C.W. de Vries, Overgrootvader koning Willem III (Amsterdam 1951); P. van Schilfgaarde, 'De liberale politiek in de laatste jaren van Thorbecke', in Bijdragen en Mededelingen van het Historisch Genootschap 75 (1960) 115-146; Th. van Tijn, Twintig jaren Amsterdam. De maatschappelijke ontwikkeling van de hoofdstad van de jaren '50 der vorige eeuw tot 1876 (Amsterdam 1965); J.J. Huizinga, J. Heemskerk Azn. (1818-1897). Conservatief zonder partij (Harlingen 1973); Anne Doedens, Nederland en de Frans-Duitse oorlog. Enige aspecten van de buitenlandse politiek en de binnenlandse verhoudingen van ons land omstreeks het jaar 1870 (Zeist 1973); Memoires van een enfant terrible. Politieke herinneringen van de Zeeuwse liberale afgevaardigde mr. Daniël van Eck aan vijfendertig jaar Kamerlidmaatschap, 1849-1884 . Onder red. van C.A. Tamse (Middelburg 1975); J.P. Duyverman, Uit de geheime dagboeken van Æneas Mackay, dienaar des Konings, 1806-1876 (Houten 1987); P.G. van IJsselmuiden, Binnenlandse Zaken en het ontstaan van de moderne bureaucratie in Nederland, 1813-1940 (Kampen 1988); J.G. Kikkert, Koning Willem III (Utrecht 1990); J.W. Janssens, De commissaris van de koningin. Historie en functioneren ('s-Gravenhage 1992); W. Otterspeer, De wiekslag van hun geest. De Leidse universiteit in de negentiende eeuw (Leiden 1992); P. Hofland, Leden van de Raad. De Amsterdamse gemeenteraad, 1814-1941 (Amsterdam 1998).
    I: Honderd jaar Provinciale Waterstaat in Zuid-Holland ('s-Gravenhage 1975) 39.
    G.A.M. Beekelaar
    Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 5 (Den Haag 2002)
    Laatst gewijzigd op 13-03-2008
  8. Geboorte Abraham Fock, WIE28545459
  9. Overlijdensbericht van Cornelis Fock, AB0134
  10. Huwelijk Dirk Fock, WIE98629687
  11. Huwelijk Dirk Fock, WIE98919342
  12. Overlijdensbericht van Marie Anne Uyttenhooven, AB0133
  13. Overlijden Cornelis Fock, WIE99032514
  14. BS Geboorteregister, BSG002
  15. Geboorte Dirk Fock, WIE28692258
  16. Geboorte Alida Johanna Jacoba Fock, WIE33665161
    hoofdpersoonnaam=Alida Johanna Jacoba Fock
    hoofdpersoongeslacht=Vrouw
    hoofdpersoongebdatum=30-11-1865
    hoofdpersoongebplaats=Haarlem
    hoofdpersoonvader=Cornelis Fock
    hoofdpersoonmoeder=Marie Anna Uijttenhooven
    gebeurtenis=Geboorte
    aktedatum=01-12-1865
    akteplaats=Haarlem
    erfgoedinstelling=Noord-Hollands Archief
    aktenummer=01-12
    brontype=BS Geboorte
    Instellingsplaats=Haarlem
    Collectiegebied=Noord-Holland
  17. Huwelijksakte Cornelis Fock, GL00338
    Bron Burgerlijke stand - Huwelijk
    Archieflocatie Zeeuws Archief
    Algemeen Toegangnr: 25.128
    Gemeente: Vlissingen
    Soort akte: Huwelijksakte
    Aktenummer: 40
    Datum: 28-06-1854
    Bruidegom Cornelis Fock
    Leeftijd: 25
    Geboorteplaats: Amsterdam
    Bruid Maria Anna Uijttenhooven
    Leeftijd: 24
    Geboorteplaats: Vlissingen
    Vader bruidegom Abraham Fock
    Moeder bruidegom Alida Johanna van Heekeren
    Vader bruid Dirk Uijttenhooven
    Moeder bruid Jacoba Ermerins
  18. Overlijden Cornelis Fock, WIE98663217
  19. Huwelijksakte van Cornelis Fock, GL0897
    Bron Burgerlijke stand - Huwelijk
    Archieflocatie Gelders Archief
    Algemeen Toegangnr: 0207
    Inventarisnr: 1126
    Gemeente: Nijmegen
    Soort akte: Huwelijksakte
    Aktenummer: 168
    Datum: 03-07-1902
    Bruidegom Cornelis Fock
    Geboortedatum: 30-08-1871
    Geboorteplaats: 's Gravenhage
    Bruid Jacoba Wilhelmina Noorduijn
    Geboortedatum: 08-11-1876
    Geboorteplaats: Nijmegen
    Vader bruidegom Cornelis Fock
    Moeder bruidegom Marie Anne Uijttenhooven
    Vader bruid Bernardus Noorduijn
    Moeder bruid Anna Susanna Wilhelmina Moorrees
    Nadere informatie beroep Bg.: luitenant ter zee; beroep Bd.: zonder beroep; beroep vader Bg.: zonder beroep; beroep moeder Bg.: zonder beroep; beroep vader Bd.: koopman; beroep moeder Bd.: geen beroep vermeld
  20. Geboorteakte Abraham Fock, GL00339
    Bron Burgerlijke stand - Geboorte
    Archieflocatie Het Utrechts Archief
    Algemeen Toegangnr: 481
    Inventarisnr: 764
    Gemeente: Wijk bij Duurstede
    Soort akte: Geboorteakte
    Aktenummer: 57
    Aangiftedatum: 10-09-1855
    Kind Abraham Fock
    Geslacht: M
    Geboortedatum: 09-09-1855
    Geboorteplaats: Wijk bij Duurstede
    Vader Cornelis Fock
    Moeder Maria Anna Uijttenhooven
  21. http://www.inghist.nl/Onderzoek/Projecten/BWN/lemmata/bwn1/fock, INT0211
  22. Geboorteadvertentie van Dirk Fock, CBG0048
  23. Huwelijksakte van Ir. Abraham Fock, BSH0268
  24. Geboortebericht van eene Dochter van M.A. Fock-Uyttenhooven, AB0122

Aanknopingspunten in andere publicaties

Deze persoon komt ook voor in de publicatie:

Historische gebeurtenissen

  • De temperatuur op 29 november 1828 lag rond de 13,0 °C. De wind kwam overheersend uit het west-zuid-westen. Typering van het weer: omtrent betrokken winderig. Bron: KNMI
  • De Republiek der Verenigde Nederlanden werd in 1794-1795 door de Fransen veroverd onder leiding van bevelhebber Charles Pichegru (geholpen door de Nederlander Herman Willem Daendels); de verovering werd vergemakkelijkt door het dichtvriezen van de Waterlinie; Willem V moest op 18 januari 1795 uitwijken naar Engeland (en van daaruit in 1801 naar Duitsland); de patriotten namen de macht over van de aristocratische regenten en proclameerden de Bataafsche Republiek; op 16 mei 1795 werd het Haags Verdrag gesloten, waarmee ons land een vazalstaat werd van Frankrijk; in 3.1796 kwam er een Nationale Vergadering; in 1798 pleegde Daendels een staatsgreep, die de unitarissen aan de macht bracht; er kwam een nieuwe grondwet, die een Vertegenwoordigend Lichaam (met een Eerste en Tweede Kamer) instelde en als regering een Directoire; in 1799 sloeg Daendels bij Castricum een Brits-Russische invasie af; in 1801 kwam er een nieuwe grondwet; bij de Vrede van Amiens (1802) kreeg ons land van Engeland zijn koloniën terug (behalve Ceylon); na de grondwetswijziging van 1805 kwam er een raadpensionaris als eenhoofdig gezag, namelijk Rutger Jan Schimmelpenninck (van 31 oktober 1761 tot 25 maart 1825).
  • In het jaar 1828: Bron: Wikipedia
    • 5 januari » De eerste editie van het Algemeen Handelsblad komt in Amsterdam van de persen.
    • 14 april » Eerste editie van Noah Websters woordenboek.
    • 22 mei » In Zeeland wordt begonnen met geregelde veerdiensten.
    • 26 mei » De mysterieuze Kaspar Hauser duikt op in Neurenberg.
    • 11 augustus » Ranavalona I wordt koningin van het Koninkrijk Madagaskar.
  • De temperatuur op 28 juni 1854 lag rond de 18,2 °C. De relatieve luchtvochtigheid was 76%. Bron: KNMI
  • De Republiek der Verenigde Nederlanden werd in 1794-1795 door de Fransen veroverd onder leiding van bevelhebber Charles Pichegru (geholpen door de Nederlander Herman Willem Daendels); de verovering werd vergemakkelijkt door het dichtvriezen van de Waterlinie; Willem V moest op 18 januari 1795 uitwijken naar Engeland (en van daaruit in 1801 naar Duitsland); de patriotten namen de macht over van de aristocratische regenten en proclameerden de Bataafsche Republiek; op 16 mei 1795 werd het Haags Verdrag gesloten, waarmee ons land een vazalstaat werd van Frankrijk; in 3.1796 kwam er een Nationale Vergadering; in 1798 pleegde Daendels een staatsgreep, die de unitarissen aan de macht bracht; er kwam een nieuwe grondwet, die een Vertegenwoordigend Lichaam (met een Eerste en Tweede Kamer) instelde en als regering een Directoire; in 1799 sloeg Daendels bij Castricum een Brits-Russische invasie af; in 1801 kwam er een nieuwe grondwet; bij de Vrede van Amiens (1802) kreeg ons land van Engeland zijn koloniën terug (behalve Ceylon); na de grondwetswijziging van 1805 kwam er een raadpensionaris als eenhoofdig gezag, namelijk Rutger Jan Schimmelpenninck (van 31 oktober 1761 tot 25 maart 1825).
  • Van 19 april 1853 tot 1 juli 1856 was er in Nederland het kabinet Van Hall - Donker Curtius met als eerste ministers Mr. F.A. baron Van Hall (conservatief-liberaal) en Mr. D. Donker Curtius (conservatief-liberaal).
  • In het jaar 1854: Bron: Wikipedia
    • Nederland had zo'n 3,3 miljoen inwoners.
    • 31 januari » Het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) wordt opgericht. Christophorus Buys Ballot is de eerste hoofddirecteur.
    • 24 april » In Wenen vindt het huwelijk plaats tussen Elisabeth in Beieren (Sisi) en Frans Jozef I van Oostenrijk.
    • 27 september » Het stoomschip Arctic zinkt met 300 mensen aan boord. Dit was de eerste grote ramp op de Atlantische Oceaan.
    • 9 oktober » Begin van de Belegering van Sebastopol
    • 22 november » Executie van Johann Heinrich Kemper voor drievoudige moord en tweevoudige poging tot moord in Amsterdam.
    • 2 december » Oostenrijk sluit een alliantie met het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk.
  • De temperatuur op 9 mei 1910 lag tussen 0.5 °C en 12,4 °C en was gemiddeld 6,1 °C. Er was 2,5 mm neerslag. Er was 4,4 uur zonneschijn (29%). De gemiddelde windsnelheid was 2 Bft (zwakke wind) en kwam overheersend uit het noord-noord-oosten. Bron: KNMI
  • Koningin Wilhelmina (Huis van Oranje-Nassau) was van 1890 tot 1948 vorst van Nederland (ook wel Koninkrijk der Nederlanden genoemd)
  • Van 12 februari 1908 tot 29 augustus 1913 was er in Nederland het kabinet Heemskerk met als eerste minister Mr. Th. Heemskerk (AR).
  • In het jaar 1910: Bron: Wikipedia
    • Nederland had zo'n 5,9 miljoen inwoners.
    • 21 februari » De Egyptische premier Pasha Ghali overlijdt 1 dag na een aanslag op zijn leven door een schutter.
    • 24 februari » Oprichting van de Zweedse voetbalclub Malmö FF.
    • 14 maart » Blow-out van oliebron Lakeview-1 in Californië, waarbij bijna een miljard liter aardolie verloren gaat.
    • 15 april » Charles Daniels scherpt in New York zijn eigen wereldrecord op de 100 meter vrije slag aan tot 1.02,8. Het oude record stond sinds 20 juli 1908 op naam van de Amerikaanse zwemmer.
    • 27 mei » Bij een experiment met duikboten zinkt de Franse Pluvoise na een aanvaring met een postboot.
    • 1 juli » Verheffing van het rooms-katholieke bisdom Ispahan (Isfahan) in Fars tot aartsbisdom Ispahan (Latijn).


Dezelfde geboorte/sterftedag

Bron: Wikipedia

Bron: Wikipedia


Over de familienaam Fock

  • Bekijk de informatie die Genealogie Online heeft over de familienaam Fock.
  • Bekijk de informatie die Open Archieven heeft over Fock.
  • Bekijk in het Wie (onder)zoekt wie? register wie de familienaam Fock (onder)zoekt.

De publicatie 1001 stambomen is opgesteld door .neem contact op
Wilt u bij het overnemen van gegevens uit deze stamboom alstublieft een verwijzing naar de herkomst opnemen:
Hans Schutijser, "1001 stambomen", database, Genealogie Online (https://www.genealogieonline.nl/genealogie-schutijser/I18115.php : benaderd 19 mei 2024), "Mr. Cornelis Fock (1828-1910)".