Genealogie Krook » Verhalen » 6C. Groningen; drie generaties 1659-1813

GRONINGEN; drie generaties 1659-1813

De periode1659-1692; Pieter du Crocq
Pieter de Crocq, geboren op 02-11-1659 in Leiden, trouwt op 6 september 1679 in Embden met Anneke Adolfs Bottin. Samen krijgen ze in 1680 en 1683 twee zonen Johannes en Jacob. Waarschijnlijk is Pieter als soldaat elders gedetacheerd geweest, maar het is onduidelijk waar.
In 1684 en 1686 worden Henricus en Helene geboren en gedoopt in Leeroord. Rond 1688 wordt zoon Joost geboren en in 1692 heeft het gezin zich gevestigd in de Pausengang te Groningen. Ook in dit jaar wordt hier een tweeling geboren en gedoopt: Eilke en David.
Van Pieter, Anneke en de tweeling is sindsdien geen enkele informatie meer te vinden…

Als er geen verdere gegevens te vinden zijn, is het moeilijk te zeggen waarom er geen informatie bewaard is gebleven. Onzorgvuldigheid, brand of andere ingrijpende gebeurtenissen hebben er vast en zeker ervoor gezorgd, dat honderden jaren later niet meer terug te halen is, wanneer een familielid is geboren, getrouwd of overleden.
Bovendien was er in die tijd nauwelijks medische zorg, zodat kinderen vaak jong stierven en men bovendien aan allerlei ziekten en epidemieën werd blootgesteld. Anno 2021 zien we en realiseren we ons pas weer, welke invloed een pandemie als Covid-19 invloed heeft op leven en dood.
Daarnaast was in oorlogstijd men ook niet zeker of dit wel overleefd werd, in het bijzonder niet als je ook nog in het leger diende als soldaat…..

Pieter de Crocq 1659 -    en Anneke Bottin kregen 7 kinderen:

 - Johannes   ± 1680 - < 1738
 - Jacob  ± 1683 - < 1735
 - Henricus     1684 - < 1738
 - Helene       1686 -
 - Joost   ± 1688 -
 - Eilke      1692 -
 - David       1692-

Gebeurtenissen rond  Leeroord in de periode 1659 – 1692
Het jaar 1672 staat in de Nederlandse geschiedenis bekend als het Rampjaar. In dit jaar begon de Hollandse Oorlog en werd de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden aangevallen door Engeland, Frankrijk en de bisdommen Münster en Keulen, onder het gezag van Bernard von Galen, bekend als Bommen Berend en Maximiliaan Hendrik van Beieren. Van Galen had als bisschop van Münster wereldlijk gezag en trad op als krijgsheer tegen het protestante geloof.
Waar Overijssel, Gelderland en Utrecht zonder veel problemen ten prooi vielen aan de vijand, wist de uitgebouwde vesting Groningen stand te houden tegen Bernhard van Galen; het Gronings Ontzet. Deze overwinning in 1672 wordt nog jaarlijks herdacht op 28 augustus in Groningen.

In de tijd dat Groningen belegerd werd, kreeg het zuiden van de Republiek te maken met de expansiedrift van de Franse koning Lodewijk XIV. Hij bepaalde in 1685 dat hugenoten, Franse protestanten hun geloofsvrijheid in het Katholiek Frankrijk kwijt waren. Om vervolging te ontlopen, ontvluchtten veel van hen hun land. Zo’n 1250 vluchtelingen vestigden zich in de stad Groningen, gingen aan het werk en stichtten er de Franse (Waalse) kerk.

Het gezamenlijke leger van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden heette het Staatse leger. Dit leger was in 1576 in het leven geroepen om de Nederlanden te beschermen tegen muitende Spaanse soldaten. De oorsprong van het Staatse leger lag dus in de Tachtigjarige Oorlog, maar het bleef bestaan tot de komst van de Fransen in 1795. Het was een beroepsleger. In vredestijd bestond het Staatse leger uit zo’n 40.000 tot 52.000 man, maar in geval van oorlog kon het aantal manschappen meer dan verdubbelen. Het leger had vooral tot taak de Republiek te verdedigen of een aangevallen stad of vesting te ontzetten. Veldslagen leverde het niet vanwege de hoge kosten aan materieel en manschappen. Het was doorgaans gelegerd in vestingen en in de versterkte steden.

Garnizoensplaatsen van het Staatse leger waren:
Op de linies: Sluis, Sas van Gent, Hulst, Hulsterambacht, Steenbergen, Bergen op Zoom, Breda, Geertruidenberg, Heusden, ‘s-Hertogenbosch, Grave, Nijmegen, Arnhem, Doesburg, Zutphen, Deventer, Zwolle, Coevorden, Bourtange, Nieuweschans en Delfzijl.
Aan de zuidgrens: Maastricht, Venlo en Stevensweert. Buiten de grens in het Duitse gebied, de ‘Kleefse barrière’ genaamd (tot 1672): Rees, Wezel, Rijnbeek, Orsoy en Meurs.
Verder over de oostgrens: Emmelkamp (Emlichheim bij Coevorden) Leeroord (Leerort bij Leer) en Emden.

Pieter de Crocq is soldaat geweest van het Staatse Leger en is zeker in de periode 1684-1686 gedetacheerd geweest in garnizoensplaats Leerort. In 1679 trouwde hij met Anneke Bottin van Hulst.
Hulst in Zeeuws-Vlaanderen was in die tijd omvangrijke een garnizoensstad. En het is niet raar om te veronderstellen, dat Pieter en Anneke elkaar daar hebben ontmoet. Of dat Annekes vader in het garnizoen zat, en zij meetrok met de legerplaatsen waar haar vader zat en Pieter heeft leren kennen.
Op het moment van trouwen diende Pieter onder kapitein Burmania. Sergeant Patricius Davidzon was getuige tijdens zijn huwelijk en waarschijnlijk de leidinggevende van Pieter de Crocq. Huwelijksproclamaties werden in die tijd vaak afgekondigd in de garnizoensplaatsen, waarna het paar elders trouwde.
Zoon Joost ging net als zijn vader het leger in en werd soldaat en later dragonder. (Infanterist die zich per paard verplaatste en te voet vocht.) In 1709 diende hij als soldaat bij de compagnie van majoor Clant in garnizoen Geertruidenberg.

1692-1813; drie generaties Croock in Groningen
In 1692 kwam Pieter en z’n gezin in de Pausengang in Groningen te wonen. Pieter en Anneke hadden toen 7 kinderen. De oudste was 12 jaar en de beide jongsten waren in 1692 geboren. Vanaf dit moment zien we dat deze familie (de Crocq, Crooij en Croock) zich vestigde in deze stad.
Dit geldt voor Johannes, Jacob, Henricus en Helene, die alle vier in Groningen trouwden en een gezin stichtten. Joost trouwde in 1709 op 21-jarige leeftijd in Geertruidenberg en was er soldaat. Hij vestigde zich vanaf zijn huwelijk in deze garnizoensplaats en kreeg samen met twee echtgenotes totaal 11 kinderen.

1. Johannes (Jannes of Jan) Kroock
Johannes trouwt in 1705 met Jantjen Hoflander krijgt 7 kinderen. In 1715 koopt hij twee behuizingen onder één dak in de Oude Ebbingestraat ten Oosten aan de Quinckenplaats, waarvan hij zelf met z’n gezin er één gaat bewonen. Bij de geboorte van Jantjen (1706), Thomas (1707), Thomas Hoflander (1709), Pieter (1711) en Albert (1714) woont het gezin in de Ebbingestraat. Annigjen (1717 Adolf (1721) zijn geboren in de Oude Ebbingestraat.

Kinderen van Johannes Kroock:

 - Jantjen   1706 -
 - Thomas     1707 -
 - Thomas Hoflander    1709 - 1758
 - Pieter    1711 - 1758
 - Albert      1714 - 1772
 - Annigjen    1717 - <1769
 - Adolf    1721 -

2. Jacob Kroock
Jacob trouwt in 1710 op 27-jarige leeftijd met weduwe Jantje Jochums. Samen krijgen ze 4 kinderen: Jochum Stellingwarf (1711), Jochum(1712), Annigjen (1714) en Peter (1716). Waarschijnlijk is Jochum Stellingwarf jong overleden, dit omdat in 1712 er opnieuw een kind geboren werd en Jochum werd genoemd...
Zeker is dat alle kinderen geboren zijn in de Gelkingestraat.
In 1727 hertrouwt Jacob met Hauke Arnoldi. Ze krijgen samen 6 kinderen: Jantjen en Petrus, een tweeling (1726), Arnoldus (1730), Cornelis (1731), Pietertje en Trijntje, opnieuw een tweeling in 1733. Behalve Cornelis zijn al deze kinderen geboren in de Gelkingestraat. Bij Cornelis staat dat hij in de Oosterstraat geboren is. Arnoldus komt op 20-jarige leeftijd te overlijden en woont dan nog in de Gelkingerstraat.

Kinderen van Jacob Kroock:

 - Jochum Stellingwarf   1711 -
 - Jochum   1712 -
 - Annigjen        1714 -
 - Peter    1716 -
 - Jantjen   1729 -
 - Petrus   1729 -
 - Arnoldus   1730 - 1750
 - Cornelis   1731 - 1771
 - Pietertje   1733 -
 - Trijntje   1733 

3. Henricus Kroock
Henricus trouwt rond 1711 met Catharina Jans Ludewichs en ze krijgen samen 5 kinderen op verschillende plekken in Groningen: Jan (±1712) Kromme Elleboog, Anna (1718), Leentjen (1723), Anna (1726) Kruijsstraat en Pieter (1730) Nieuwe Boteringestraat.
In 1737 hertrouwt Henricus na het overlijden (1737) van zijn eerste vrouw Catharina met weduwe Maria Franssens. Zij krijgen samen nog Hendrik (1738). Hij wordt geboren ‘achter de Muur tussen de Ebbingestraat en de Boteringestraat’.
In 1738 komt Henricus te overlijden en worden alle kinderen uit zijn eerste huwelijk aangenomen in 't Groene Weeshuis te Groningen. Dochter Leentjen bedankt in 1947 nog de voogden voor de goede opvoeding.

Kinderen Henricus Kroock:

 - Jan  ± 1712 -
 - Anna      1718 -
 - Leentjen     1723 - 1809
 - Anna     1726 -
 - Pieter      1730 - 1813
 - Hendrik     1738 -

4. Helene Crooij
Dochter Helene trouwt in 1713 op 27-jarige leeftijd met Aldert Miedendorp. Ze krijgen 2 kinderen: Peijke (1714) en Pieter (1716). Beide geboren in de Wipstraat.

5. Joost Kroock
Hij vestigde zich niet in Groningen, maar in Geertruidenberg.
In z’n eerste huwelijk met Cornelia Suur kregen ze 7 kinderen. In het tweede huwelijk met Cornelia Verbrugge 4 kinderen. Alle 11 kinderen zijn geboren in Geertruidenberg.
 

Ziekten en epidemieën in de periode 1659-1813 in Groningen
Groningen werd, net als andere steden in het verleden in de Nederlanden regelmatig door epidemieën getroffen. In deze tijd, met nauwelijks kennis van oorzaak en besmetting, stierven veel inwoners zonder dat overlijden en begraven geregistreerd werd. Soms, zoals bij de pest, was snel begraven noodzakelijk geacht. Dit kán ook een reden zijn geweest, dat van veel familieleden geen gegevens meer te vinden zijn.
In 1692 werden Eilke en David du Crocq geboren. Daarna is niets meer van hen en hun beide ouders Pieter en Anneke vernomen. Het is zeker mogelijk, dat ze het slachtoffer zijn geworden van een ziekte.

Armen en wezen
Tot ver in de 20e eeuw leefden de armen in onhygiënische omstandigheden. Sommige straten waren open riolen en mest- en andere vuilhopen waren een alledaagse aanblik. Geen wonder dat deze omgeving een goede broedplaats bood aan overbrengers van besmettelijke ziekten. Armoede en ziekte ging vaak hand in hand…

Armoede is lange tijd volksziekte nummer één geweest. In Groningen waren de gasthuizen de eerste instellingen die zich om het lot van de armen en zieken bekommeren.
Al in 1267 staat het Heilige Geest of Pelstergasthuis aan de Pelsterstraat vermeld en in Groningen hebben er meer dan 30 gestaan. In het begin herbergde men er ‘ellendige en arme pelgrims’, maar vanaf 1500 konden steeds meer ouderen een plaatsje bemachtigen. Hierdoor was er vanaf 1600 voor de meeste Groninger gasthuizen nog maar weinig plaats over voor ‘arme sloebers’. Een uitzondering was het Sint Jurgens Gasthuis, dat lepralijders opving. Groene WeeshuisMet de overgang naar het Calvinisme in 1594 ging men toch anders aankijken tegen de armenzorg. Zorg voor de armen mocht geen beloning voor luiheid zijn, maar moest juist een prikkel blijven om te gaan werken. Leeglopers en ander ongeregeld volk werd daarom zoveel mogelijk buiten de stad gehouden. Een arme was in Groningen dan ook pas veilig, als hij in het armenregister van de diaconie was ingeschreven en dat lukte niet eenvoudig.

Voor de opvang van de arme kinderen en wezen werd het voormalig Jacobijnerklooster in de Ebbingestraat ingericht als armekindertehuis. In 1594 was het in provinciale handen en stond bekend als Groene Weeshuis. Groen had betrekking op het groene bovenkleed, waaraan men de wezen in de stad herkende. In 1660 kwam er in hetzelfde gebouw een tweede weeshuis, waarna men samenging in 1673 en de kleding groen en blauw werd.
Het oudste weeshuis dateert van 1599, het Burger of Rode Weeshuis, tegenwoordig aan de Rode Weeshuisstraat. Met de periode van de Franse overheersing (1795-1814) brak er een onrustige tijd aan voor beide weeshuizen. Het Groene Weeshuis werd gevorderd als militair hospitaal, zodat het Rode weeshuis overvol raakte.

Ziekten en epidemieën
Ten tijde van lepra of melaatsheid deed het Sint Jurgens Gasthuis dienst als leprozerie. Deze zieken werden zoveel mogelijk buiten de stad ondergebracht.
De pest of ‘Zwarte dood’ werd gevreesd door het grote besmettingsgevaar. In 1581 stierven in de stad Groningen 13000 mensen aan de pest. Het is bekend, dat o.a. in 1608, 1620, 1623 en 1635 de pest ‘heftigh grasseerde in deze stadt, soo datter over de hondert menschen in een week storven’.
In 1666 schijnt het aantal nog groter te zijn geweest. Eerst deed het Sint Anthony- of Oosterpoorten-gasthuis enkele jaren dienst als pesthuis, daarna verhuisden de pestlijders naar het kruithuis in de Boteringedwinger.
In 1769 stak de ziekte de pokken weer de kop op, maar gelukkig was er toen al enige kennis van vaccinatie bekend. De pokken teisterde de bevolking en vooral kinderen over een lange periode, zoals van 1797-1808.
Besmettelijke ziekten waaraan veel mensen in de stad Groningen en daarbuiten stierven waren: in 1826 de Groningse ziekte, waaraan 2800 van de 30.000 inwoners van de stad stierven. Veder in 1817 een uitbraak van tyfus, waarbij besmet water de oorzaak was.
Van alle epidemische ziekte heeft cholera-epidemie, ook als gevolg van vervuild water o.a. in 1832 met 20.000 en in 1866 met 1000 slachtoffers in de maand juni, het langst en hevigst huisgehouden.
Tenslotte was er honderd jaar geleden, in 1918 de Spaanse Griep met in Nederland 38.000 en wereldwijd meer dan 20 miljoen slachtoffers. Tjitze Krook (*1920) kent nog de verhalen van zijn moeder Geertruida Kooistra (1882-1962), dat in Zwagerveen veel te vaak een kar langs kwam met een aan de Spaanse Griep overleden plaatsgenoot. Veel ziekten komen in deze tijd nauwelijks meer voor door goede hygiëne, medicatie, vaccins en medische zorg.
En nu in 2021, 200 jaar na de eerste drie generaties Krook in Groningen, hebben we toch weer te maken met een wereldwijde pandemie Covid-19. In ons land meer dan 18.500 en wereldwijd ruim 5 miljoen doden (november 2021). Hieruit blijkt dat het voorkomen van de verspreiding van virussen nooit te voorkomen is.
 

De publicatie Genealogie Krook is opgesteld door .neem contact op