Hij is getrouwd met Jantje Jager.
Zij zijn getrouwd op 27 augustus 1864 te Middelstum ,Gr , hij was toen 21 jaar oud.
Kind(eren):
Oudere Middelstumers wisten zich hem nog goed te herinneren, Pieter
Niemeijer, beter bekend als Pait Kraai, een van de kleurigste figuren
uit het geslacht. Hij had alleen maar een paar jaar lagere school en hij
werkte als landarbeider bij een boer, maar toch werd hij vaak gevraagd
als feestleider of spreker.
Pait Kraai, klein van stuk en donker van uiterlijk, was geestig en zeer
gevat en het publiek verheugde zich er al bij voorbaat op, als hij van
de partij was en aan een programma ging meewerken.
Hij had weinig kunnen leren en geld voor boeken had hij amper, maar toch
wist hij op een eigen manier de belangstelling voor geestelijke zaken te
voeden. Hij knipte berichten en artikelen uit kranten en tijdschriften
en plakte ze op in blauwe schoolschriften. Hij bewaarde dit voor hem
kostbare materiaal in een turfbak. Na z'n overlijden gaf de vrouw van
Piet, Jantje Jager, een van de kleinkinderen opdracht de 'rommel' te
verbranden. Gelukkig is er van Piets 'geestelijke nalatenschap' nog iets
overgebleven en daaruit weten we, waarvoor Piet zoal belangstelling had.
Hij bewaarde gegevens over Palestina, het Suezkanaal, ouderwets strenge
winters, cijfers over de wereldbevolking en het aantal Joden op aarde,
verhaaltjes over Christiaan de Wet en William Booth, maar ook bewaarde
hij meditaties en stichtelijke verzen, soms van scheurkalenderblaadjes.
Bij de knipsels die bewaard zijn gebleven bevindt zich een artikel over
de ArmeniÂrs, waarboven met potlood is geschreven: 'Zeer geachte
vergadering. Iets over de grijze oudheid en wel over het land ArmeniÂ'.
Heeft Piet het verhaal ergens voorgelezen, zodat ook anderen van z'n
verworven schatten konden genieten? Vaak ook maakte Pait Kraai lange
wandelingen en bezocht in afgelegen plaatsen kerkhoven om er bijzondere
grafschriften te verzamelen. Van tijd tot tijd reisde hij ook wel naar
de stad en kocht dan boeken op de markt, het liefst werken van Abraham
Kuyper.
Van een oudere Middelstumer hoorde de onderzoeker, dat hij vaak bij
Jacob Vinhuizen kwam, een van de plaatselijke notabelen, om over
historische zaken te praten.
Pait Kraai, die z'n vader Stoffer op heel jeugdige leeftijd verloor,
trouwde op 21-jarige leeftijd en werkte toen bij een boer in Stitswerd,
gemeente Kantens.
Na z'n trouwen kwam hij weer naar Huizinge en werkte later bij een boer
Stork, die de eerste boerderij rechts aan de weg naar Middelstum
bewoonde. Piet zelf woonde toen met Jantje op 'Hallwegen' daar vlakbij.
Later verhuisde Piet naar Colpende, vlak bij Middelstum, vanaf Huizinge
gerekend het derde huis en nog later woonde hij 'ien oal gaang' in
Middelstum. Ook de kinderen van Piet en Jantje moesten, zo jong als ze
waren, vaak al hand- en spandiensten verrichten. Elibert was eens met
z'n broers op het land aan het aren lezen. Hij was nog zo jong, dat hij
niet eens goed praten kon. Hij moet toen gezegd hebben: 'k Wol dat
Jitzemoa (Ritzema) ons wegjou'. Op de vraag waarom, antwoordde hij: 'Din
waarn wie ja lekker vij!'
Gloazen bainen
Van de Groninger schrijver J. de Graaf verscheen in 1946 bij Uitgeverij
Festa in Winschoten een verhalenbundel 'Grunneger beelden', met een
verhaal sterk geÂnspireerd op Pait Kraai en z'n vrouw Jantje Jager, die
zenuwziek was en die lange tijden onmachtig op bed lag. Het verhaal
begint met:
'Nou Trientje, 'k heb boudel aan zied. Nou mout 'k even noar aander
kaant van 't loug, wat winkelwoar hoalen'.
'Och Pait, 't gaait mit mie verkeerd, 't Huift die niks gain nei doun,
dat ik van kaant bin, as doe dommit weerom komze'.
'Heden en ik docht aans net, 't gaait mit Trientje nuver vandoag. Dien
ogen stonnen ja zo kriouleg'.
'Hai Pait, doe moaks mie ja kaant oet stuur mit zukke proatjes. Dus ja
net, of die 't niks schelen kin, dat ik 't ter dommit tou dou'.
'Dat mos nou nait zeggen Trientje, 't is veur mie ja'n plezaair om te
zain,dat doe zo hemmel an kaant ligse. Goa nou moar even onder zaail.
Ik bin zo weer bie die!'
'Och Pait, 't kin mie ja begroten, dat doe non zo allinnig achterblifse.
As ik nou dommit dood bin, wat dus doe din, mien jong?'
'Nou, din begroaf wie die, Trientje, over gain ain of aander kaant zel
wie die te kort doun, heur'.
Volgens het verhaal had Trientje 'gloazen bainen', waar de dokters
helemaal geen verstand van hadden. Ze liet zich door Piet verzorgen en
vertroetelen, 'want jong, as ie gloazen bainen hemmen, din kin ie ze mit
't minste steutje moar zo in groezels breken. Ie kinnen d'r mit sukkeln,
is ja gain minder kwoal as gloazen bainen en benoam omdat paardie minsen
't ook nog niks in reken hemmen'.
Op een goeie dag komt de dokter, als Piet niet thuis is, doet z'n jas en
vest uit en z'n boord af en zegt tegen de dodelijk verschrikte Trientje,
dat hij bij haar in bed zal kruipen, zolang Pieter er niet is.
Trientje gooide haildaal oet stuur heur gloazen bainen dou van 't bÂr
of, op gevoar dat ze in ale stukken en brokken valen zollen. Ze dee in
heur verhilderdhaid ook nog 'n stap of wat tou koamer in en wonderlek
was 't, 't is aal zien levensdoagen goud goan. Moar dou begon dei dokter
te lagen, hai kon nait weer oetschaaiden. Hai schetterde 't oet en zee,
dat e 't allinneg doan haar, om heur weer aan loop te kriegen en dat ze
nou zulm zain kon, dat 't apmoal niks aans as slappe zenens en verbelens
wazzen. Moar och, och, dou was 't heriekoomoet! Ze greep noar taang en
binzelde dokter te 't hoes oet. En dou ze vernam, dat Pait zien haand
d'r ook in had haar, dou docht ze zekerwoar dat ze votdoadelk staarven
zol'.
Fantasie?
Is de geschiedenis die De Graaf beschrijft, echt gebeurd of fantasie? We
hebben de hoogbejaarde auteur zelf gevraagd en kregen op 7 febr. 1968
als antwoord:
'Gaarne wil ik u van dienst zijn hoewel ik u maar weinig kan vertellen
van 'ol Pait en ol Jaantje'. We hadden in Middelstum een nieuw platform
in de kerk gekregen in plaats van de oude preekstoel. Deze werd in
gebruik genomen met een toepasselijk woord door ds. Hulsteijn. De
volgende dag vroeg ik P. Niemeijer naar zijn oordeel. Hij zei: 'Och, De
Graaf, 't is weer net as in tied van Ezra mit de tempelbouw: ollen
schraiwen en jongen juichen'.
Hij zat vol humor. Op de leesten was het altijd een hoogtepunt als P.
Niemeijer aan 't woord was.
Gloazen bainen is gedeeltelijk geÂnspireerd op P. Niemeijer en Jaantje.
Historisch zijn de woorden: 'As ik dommit dood ben, wat dus doe din,
mienjong?' 'Nou, din begroaf wie die Jaantje'.
Dat de dokter bij Trientje op bed wilde, slaat op een andere vrouw.
Historie is, dat 'Pait kroakzindelk was en ales beter zien gerak kreeg
as dou Jaantje baineg was'.
Historie is dat Jaantje op de vraag, hoe gaat het er mee, vaak zei: 'aal
minder'.
Ik heb P. Niemeijer nooit over zijn voorgeslacht horen spreken en mijn
vrouw ook niet.
Het huis waar ze in woonden was vroeger eigendom van mijn schoonvader R.
Dekker. Zijn moeder woonde hierin. Toen mijn vrouw's grootmoeder
overleden was, plm. 1904-1905, is het huisje gekocht door de jonge
Niemeijer. Mijn vrouw meent, dat hij 'Freerk' heette. [Bedoeld wordt:
Frans. J.A.N.) Hier zijn vader Pait en moeder Jaantje bij in komen
wonen. Ik heb 7 jaar naast hem gewoond en mijn vrouw plm. 14 jaar. Mijn
leeftijd: 12 juli 1967 ben ik 82 jaar geworden. Dus kom ik bie welwezen
mit 'n haalf joar in mijn 84ste.
Meer kan ik u tot mijn spijt van deze zeer merkwaardige mensen niet
vertellen'.
Dat in het door De Graaf sterk gekleurde verhaal toch duidelijke kernen
van waarheid zitten, is ons ook bevestigd door nog levende kleinkinderen
van Pait en Jantje.
Grietje van der Beek-Niemeijer (geb. 10-3-1893) vertelde:
'Als opa naar de kerk was, gebeurde het wel dat grootmoe opdracht gaf
aan de kinderen om opa uit de kerk te halen, omdat ze haar einde voelde
naderen. De kinderen wisten al wel dat dit wat meeviel en ze bleven maar
rustig op het hek voor de kerk zitten wachten, totdat de kerkgangers
naar buiten kwamen. Het gebeurde ook wel dat opa 's avonds terugkwam van
z'n werk en zei: 'Och Jaantje, bis d'r nog?'
Ditzelfde kleinkind voegt er echter aan toe, dat Jantje Jager een zeer
vrome vrouw was, die veel getuigde van haar geloof. Dat deed ze ook
tegenover de twee pleegkinderen die ze een tijdlang in huis heeft gehad.
Pieter Niemeijer | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
1864 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jantje Jager |
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.