Hij is getrouwd met Johanna Lillie.
Zij zijn getrouwd op 9 maart 1760 te Den Haag, hij was toen 28 jaar oud.
Zij zijn getrouwd te Hoog Duitse kerk.Janwillem Sandker schrijft: Vader Johannes Samuel is een invloedrijke topambtenaar bij de Nederlandse regering in de 18e eeuw.
Uit een aantekening die aan zijn dagboek ontleend is, weten wij, dat hij reeds vroeg als "pennist" - d.w.z. als departementsambtenaar - opgeleid werd. Het is ongetwijfeld aan zijn vader Frederik Abraham geweest, die deze opleiding bepaald heeft: zelf geslaagd in zijn ambtenaarsloopbaan, vertrouwde hij erop met zijn relaties zijn zonen langs deze weg het spoedigst hetzelfde te bereiken. De oudste zoon, Anthony Isaac, heeft door deze opleiding het succes in 1742 op achttienjarige leeftijd reeds een plaats te verkrijgen als klerk bij de Raad van State, er was na dit succes voor de vader alle reden voor zijn andere zonen dezelfde loopbaan te kiezen.
Wat deze opleiding van pennist precies omvat heeft is niet bekend. Bepaalde nauw omschreven eisen zullen niet bestaan hebben. De schrijfkunst, waaraan men het eerst zou denken, heeft daarbij zeker niet op de voorgrond gestaan; Johan Samuel had later een vrij duidelijke, maar geenszins fraaie hand. Het blijkt dat Frederik Abraham deze opleiding voor zijn zonen in elk geval niet al te eng heeft genomen. Behalve Frans, heeft hij hen Latijn laten leren en waarschijnlijk ook reeds vroeg voor de rechtenstudie laten voorbereiden. Hij mocht de practische opleiding boven de academische voor zijn zonen verkiezen, van de voordelen welke een academische titel gaf, is hij overtuigd geweest; zijn zonen zouden zonder de academie te bezoeken de titel van meester in de rechten moeten verwerven.
Terwijl Johan Samuel als 17-jarige op reis gaat met graaf Bentink naar het congres van Aken en een jaar later naar Parijs met Lestevenon van Berkenrode, gazant bij het Hof van Frankrijk, kijkt vader Frederik Abraham uit naar een baan voor zijn zoon en vindt die bij de inrichting van het nieuwe bureau van de collectieve middelen in Holland dat als ten gevolge van de hervormingen van 1749 wordt ingesteld. Op 19-jarige leeftijd verkrijgt Johan Samuel een vaste positie als klerk op dit kantoor.
Johan Samuel heeft een dagboek geschreven. Dit boek ligt nu (anno 2000) in het gemeentearchief in Den Haag. Hierin beschrijft hij zestienjarige leeftijd zijn reis als secretaris in het gezantschap van graaf Bentink naar de vredesbesprekingen in Aken. Ook beschrijft hij een tochtje met de familie naar Alphen aan de Rijn. Zie verder.
Op 21-jarige leeftijd heeft Johan Samuel Cassa, althans in vergelijking met zijn tijdgenoten, reeds een en ander gepresteerd en bovendien vrij wat van de wereld gezien. Het opmerkelijke van hem is, dat hij zich van dit alles rekenschap heeft willen geven. Reeds tijdens zijn verblijf in Aken en Parijs heeft hij dagboek gehouden van zijn belevingen en indrukken (vgl. over dit dagboek Oude Tijd 1870 blz. 323). Volgens J.G. Frederiks, die het dagboek nog gekend heeft, spreekt uit dit werk heel sterk een "gevoel van afstand, welke tussen hem en de doorluchtigheden en exellentiën" bestond, verder een "zucht tot bewonderen". Echter kun je van een 17-jarige jongeman, voor het eerst in den vreemde, anders verwachten. Frederiks merkte verder op "een zekere eenvoudigheid in het waarnemen en denken....., een niet rijke gave der opmerking". In het dagboek schijnen verder dichterlijke ontboezemingen gestaan te hebben, een neiging waaraan hij zich inderdaad bij allerlei gelegenheden te buiten ging.
Na zijn promotie neemt Johan Samuel onder de klerken van het kantoor een eerste plaats in. Zijn verplaatsing in 1754 als klerk naar de Finantie van Holland, waar hij onder zijn vader komt te staan, is ongetwijfeld een promotie geweest. De grote sprong wordt echter in 1759 gedaan, als de raadpensionaris Pieter Steyn hem tot zijn commies aansteld, en de gecommitteerde Raden deze benoeming goedkeurden.
Johan Samuel is thans door zijn ambt de rechterhand van de raadspensionaris. Hij krijgt toegang tot de vergadering van de Staten van Holland, waar hij korte notities maakte, welke hij onmiddelijk te extenderen had, opdat deze de volgende dag in de Staten-vergadering konden worden geresumeerd en gearresteerd. Hij had toegang tot alle commissievergaderingen (de zogenaamde besognes), en verving hierin soms de raadpensionaris; hij stond verder de raadspensionaris in alles bij, o.a. door het samenstellen van recueils betreffende bepaalde onderwerpen, hield verder ondermeer de index op de statenresoluties bij, welke van tijd tot tijd onder zijn toezicht gedrukt werden.
Hij was op zijn 28e jaar vrij hoog ambtenaar met een tamelijk ruim salaris van 4.000 gulden doch zonder veel vooruitzichten op verdere promotie. Een opklimming, zoals b.v. zijn voorganger Clotterboke door zijn benoeming tot secretaris van de Staten van Holland gemaakt had, was uitzondering.
Kort na zijn benoeming treedt hij in het huwelijk met Johanna Lillie, dochter van een ambtenaar. Zij vestigden zich op de Prinsengracht, dicht bij zijn ouders, bij wie hij tot dusverre ingewoond heeft.
Aan het einde van zijn loopbaan wordt het volgende nog gemeld:
Bij de bezuinigingen, die in 1798 door het Intermediair Administratief Bewind ingevoerd worden, wordt zijn ambt naast dat van secretaris van het gewestelijk bestuur als onnodig geoordeeld. Een commissie tracht nog voor Cassa het ambt van archiefbeheerder te behouden, maar ook dit kan geen genade vinden in de ogen van het Bestuur. In februari 1798 valt het besluit tot opheffing en wordt hij op 66-jarige leeftijd tot ambteloos burger gemaakt.
Is hij bijzonder gedupeerd geweest? Uit de jaren 1797 of 1798 dateren waarschijnlijk twee verzen, welke gevonden zijn in een exemplaar van Van Beverwijk's Werken der Geneeskonste (Navorscher VI blz 74), en beide van Johan Samuel Cassa's hand. Voelde hij zich niet gezond, dat hij in dit geneeskundig werk bladerde? Uit de verzen spreekt een berusting in een scheiden uit dit leven. In het eerste vers is een vroom sonnet met de titel: "Mijn offer". Hiermee belijdt hij zijn geloof in Christus. In het tweede vers geeft hij een bespiegeling over de broosheid van het leven:
Die heden lachend bloeit, wordt morgen reeds begraven
Een winter knakt de steel van onze levensbloem
Geloofd zij God! Hij toont mij 's hemels rede en haven
'k Zeil met mijn Heiland in, met hem dien 'k dankend roem.
Evenwel; zijn einde is nog niet gekomen. Nog 16 jaren leeft hij in Den Haag aan het Westeinde, waar hij sedert 1783 woont. Hij heeft de verschillende staatvormen beleefd, waarin de Republiek nog heeft voortbestaan, hij heeft het Koninkrijk Holland, de Inlijving en zelfs nog even het herstel der onafhankelijkheid meegemaakt.
Johan Samuel Cassa heeft ook enige belangstelling voor de schilderkunst gehad. Hij komt o.a. voor onder de leden van het Haagsch schildergenootschap.
Hij overlijdt op hoge leeftijd.
Kind(eren):
Johannes Samuel Cassa | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1760 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Johanna Lillie |
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.