Hij is getrouwd met Cornelia de Reus.
Zij zijn getrouwd op 20 april 1723 te Den Haag, hij was toen 26 jaar oud.
Janwillem Sandker schrijft: Frederik Abraham weet zich reeds op jeugdige leeftijd een positie te verwerven binnen de in deze tijd vrij besloten kring van ambtenaren. Op jonge leeftijd is hij als klerk bij het bureau van de Raad van State voor een salaris van 600 gulden. In 1737 reeds maakt hij promotie tot commies ter Thesaurie van de generaliteit met een bijbehorende salaris van 3.600 guldenZij zijn getrouwd te Hoogduitse Kerk.
Wellicht heeft hij deze functie mede verkregen via zijn schoonvader. Zijn schoonfamilie is verwant met de families Hogheboom, Luijken, Van Hardenbroek, Pels, Van Leeuwen en Van Neck, invloedrijke families in het Haagse.
In 1743 wordt hij aangesteld als commies van de financiën (Ned.). Een ambt dat hij tot zijn dood blijft waarnemen voor een jaarinkomen van 6.000 gulden.
Vanaf 1743 tot aan zijn dood werkt hij als commies bij de Finantie van Holland. Zijn positie blijkt ook uit de personen die als getuige bij de doop van zijn kinderen optreden. Frederik Abraham laat de thesaurier-generaal van de Generaliteit, mr. Gerard Hardenbroek, met zijn vrouw Anna van Leeuwen getuigen bij de doop van de derde zoon Gererd Cornelis. Hendrik Fagel[51], de griffier van de Raad van State en zijn vrouw Catharina Anna Huijsken zijn getuige bij de doop van de vierde zoon Hendrik.
Cornelis F. Woensdregt schreef mij aug.2012, inclusief onderbouwde archiefstukken, dat de familienaam van Catharina niet Huijsken (Huysken) maar Sluijsken (Sluysken) is.
Bij de doop van Daniel komt mr. Daniel Luijken niet zelf maar laat zich representeren door mr. Cornelis van Rosevelt en Maria Luijken. De tweede zoon Johan Samuel noemt het echtpaar naar Samuel Hogheboom, een vermogende notaris die aan het Westeinde in Den Haag woont. Uiteraard is deze Samuel Hogheboom ook getuige bij de doop.
Verder blijkt de welstand uit de 3 dienstboden die ze in 1747 in huis hebben als Frederik Abraham wordt aangeslagen voor zijn inkomen en eigen huis.
Frederik Abraham ziet het belang van een goede opleiding voor zijn zoons in. Alle vijf volgen de studie Rechten aan de Universiteit van Leiden en verwerven de meestertitel.
Ook zal hij zijn contacten aanwenden om ervoor de zorgen dat zijn zonen op een goede positie terechtkomen. Omstreeks 1762 zijn er zes Cassas waaronder Frederik Abraham, werkzaam op de overheidskantoren op het Binnenhof. De oudste en de jongste zoon werken bij de Thesaurie en de Griffie van de Generaliteit. De andere drie hebben betrekkingen op het bureau van de Raadspensionaris, het bureu van de collectieve middelen en de Finantie van Holland.
Van zijn vijf zonen zullen twee zelfs aanzienlijke betrekkingen als ambtenaar gaan bekleden: Anthonie Isaac als commies ter thesaurie der Generaliteit, Johan Samuel als commies van de raadspensionaris Pieter Steyn.
Het gezin Frederik Abraham woont aan de Prinsegracht in Den Haag (huidige adres Prinsegracht 38).
Frederik heeft drie dienstboden in huis dat hij bewoond aan de zuid-zijde van de Vlamingstraat. Verder woont Anthonius Isaac Cassa enige tijd bij hem in.
Op 8-1-1731 koopt Frederik Abraham voor 5.500 gulden een huis met erf aan de Prinsegracht van Magdalena van Neck, weduwe van Jacob Hage burgermeester van Den Briel en van Johan Anthonius van Normandië. Het huis ligt aan de zuidwijde. Het perceel heeft een uitgang en vrije "waterloosinge" in de gang die uitkomt in de Brouwersgracht. Belending oostzijde de president Binckershouck, westzijde Otto de Roo, zuidzijde de Heerstraat. De verkoper wordt vertegen-woordigd door mr. Pieter Buchemius, advocaat aan het hof van justitie. Magdalena van Neck[52] is getuige bij de doop van het oudste kind van Frederik Abraham.
In 1731 verzoekt vader Frederik Abraham voor dit huis aan de Prinsegracht tot het mogen maken van een in- en uitgang n voet in de straat uitkomende. Toegestaan 6-7-1731.
In 1737 verzoekt Frederik Abraham commies ter comptoire van de generaliteitsfinanciën aan zijn huis aan de Prinsegracht een riool te mogen maken uitkomende op de gemelde gracht. Toegestaan 9 november 1737.
In 1747 wordt Frederik Abraham Cassa aangeslagen voor een inkomen van 6.000 gulden. Het aandeel van zijn salaris hierin is slechts 2.400 gulden. Het huis aan de Prinsegracht wordt aangeslagen voor een huurwaarde van 450 gulden.
Frederik Abraham regelt zoals gebruikelijk in die tijd al tijdens zijn leven zijn grafstede:
Frederik Abraham verkrijgt een gedeelte van een grafstede in de Kloosterkerk. Op 13-7-1770 gaat de grafstede in zijn geheel aan Cassa over. De grafstede wordt op 2-3-1784 overgeschreven op naam van de door hem nagelaten kinderen: Mr. Johannes Samuel, Mr. Anthony Isaac, Daniel en Mr. Gerard Cornelis en van een kleinzoon Frederik Abraham.
Frederik Abraham Cassa wordt in 1776 begraven in de Kloosterkerk, 1ste klasse. Als doodsoorzaak wordt opgegeven "verval van krachten". Hij wordt bij avond op de dag volgend op zijn overlijden begraven in de Kloosterkerk te Den Haag[53].
Kind(eren):
Frederik Abraham Cassa | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1723 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cornelia de Reus |
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.