In 1395 wordt hij vermeld in een oorkonden van Drenten (leenmannen) die de bisschop van Utrecht hebben gehuldigd.
Paus Innocentius VI verleent via een beschikking op 02-04-1354 dispensatie voor het huwelijk van "Johan van den GOER met Hadewig van ANSHEM", nicht in de vierde graad, dochter van Bertolt van ANSEN.
De kannonieke vierde graad is naar huidige begrippen de achtste graad, dus kleinkinderen van volle neven.De maatstaf lag dus erg hoog.
Na deze acte wordt Johan overal de Vos van STEENWIJCK genoemd.Hij was de eerste met die naam. Vanwege zijn rode haar werd hij "de Vos" genoemd.
Hij treedt voor velen op als getuige in gedingen en werd door allen zeer hoog geacht.
In 1369 kocht hij het goed Scheerhorn in de kerspel Emlicheim.
In een lijst van 1383 van leenmannen van het Sticht vindt men onder het hoofd: "Dit sijn de manne in Drenthe" (leenmannen)
Jan de Vos van STEENWIC hout den Hof to Dwinghelo,Batingergoet,ende Watermole mit haren toebehoren,Endelingher ende Smedinghergoet ende den vriën tienden to Lede ende to Dwinghelo, smal ende grof,mit sinen toebehoren." Johan trad hier als leenman voor zijn vrouw op.
Hoe groot het bezit van Johan moet zijn geweest blijkt uit een boedelscheiding van 1408 tussen de zoons van Johan te weten Coenraad en Reynolt en de kinderen van de overleden broer Bertolt.
De laatsten kregen toebedeeld de Coenraadshof te Steenwijk, met al zijn toebehoren, alle hofsteden binnen Steenwijk, die aan Johan en Hadwig toebehoorden enland aan de andere zijde van de A strekkende tot Eesveen genaamd de Coenraad´s mate en de Coenraad´s weide, verder nog de Hof te Ansen en een groot aantal goederen en pachten.
Als men bedenkt dat Johan´s broers Roelof en Egbert ook landgoederen bezaten te Steenwijk, dan kan men concluderen dat het bezit van de familie daar ter plaatse zeer omvangrijk is geweest. Zoon van Coenraad van den GOERE / UTENGORE (zie 6411) en N.N. van ANSEN (zie 6421).
Berent, pastoor te Dwingelo, verleent Johan de Vos van Steenwijk en Hadewych van Ansen toestemming voor het stichten van een altaar in zijn kerk.
Naar het origineel in het archief van graaf van Merveldt op het slot Lembeck (archief Westerwinkel), Urk. no. 117.
Allen luden, de desen brief zullen zijen ofte huren lesen, doe ic verstaen Berent, cureijt der kerken van Dwingelo, dat ic mijt mijnen vrien willen hebbe ghegheven ende gheve mijt desen open breve mijen consent daertho, dat Johan dije Vos van Steenwiic, Hadewiich van Ansen hebben ghemaket ende gherent een altaer in de kercke tho Dwingelo in sunte Marien ere doer God ende umme oere zielen willen tot eenre eweliken memorien, als wellic altaer Johan Hadewiich voerscr. ende oer gherecht eerfghenamen dije gave daeraf hebben zolen ende gheven moghen den se willen eerfliken ende ummermeer
sunder ijenegherhande wedersegghen van mij ofte van ijenegherhande cureijten der kerken van Dwingelo, dije na mij comen moghen up dat dije vast, stede ende unghebroken blive, so hebbic mijen zeghel an desen brijef ghehanghen tot enen eweliken tughe deser waerheijt. Ghegeven in den jaer uns Heren dusent drehundert twe ende tachtentich up sente Andreasdach eens apostels.
Hij is getrouwd met Hadewich Bertholdsdr van Ansen.
Zij zijn getrouwd in het jaar 1354.Bron 1
Kind(eren):
Johan Coenraads de Vos van Steenwijk | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1354 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hadewich Bertholdsdr van Ansen |