Hij is getrouwd met Margareta Cornelia Braecs.Bron 1
Zij zijn getrouwd rond 1614 te Wuustwezel, Antwerpen, Vlaanderen, België.
Kind(eren):
Jacobus Wilhelmus van Ostaeyen, schepen en stadhouder, geboren rond 1591, gedoopt te Wuustwezel (?), wonende te Wuustwezel, overleden aldaar op 4 april 1665, ongeveer 74 jaar oud. Jacob is diverse keren schepen geweest van Wuustwezel. Hij komt regelmatig voor in de aktes. Op 12 april 1632 schrijft hij samen met de andere schepenen dat schout Giliam Blijens aan hen die dag een 'missive' heeft laten zien van de drossaard van Hoogstraten met de toelating om op een wolf te jagen die grote schade toebracht. Bepaald wordt dat iedereen op een bepaalde dag vanaf 's morgens 7 uur op de wolf moet jagen in de bossen tussen Hoogstraten en Wuustwezel 'opte breuck van drij gld.' te verhalen op diegenen die niet op de jacht present is. Jacob wordt in een akte van 12 december 1634 'als stadhouder van de schout' genoemd. Ook op 28 maart 1636 wordt hij stadhouder genoemd. Op 21 maart 1648 wordt hij oud-schepen genoemd in een akte. Op 7 december 1649 komt Jacob opnieuw voor in de aktes (folio 224 v.). De regeerders van het dorp machtigen secretaris Peeter van Beeck, Jacob van Ostaeyen en Peeter Anthonis Peeters om de gemeentenaren en hun goederen te belasten voor 2000 of 3000 gulden om de betaling te doen van hetgeen de gemeente moet 'fourageren' aan het volk van oorlog van de konin'Hispanien, volgens het schrijven van ritmeester Parijs van 1 december dat jaar'. De laatste keer dat we Jacob tegenkomen is in een akte van 3 april 1651. Willem Peeter Coppens verkoopt aan Jacob - toen weer stadhouder genoemd - een huis aan de Plaats. In Wesalia 1931 nr 4, pagina 55 vinden we nog volgend verhaal: 'Een brutale kapitein en een moedige schout.' Al meer dan een maand zaten voetvolk en soldaten ingekwartierd in Wuustwezel en de schout oordeelde dat het tijd werd om van afrekenen te spreken. Er werd uitgerekend dat er te betalen was: door het voetvolk: 1827 gulden en 12 stuivers door de ruiterij: 913 gulden en 18 stuivers voor vervoer: 146 gulden voor rekening van den colonel: 360 gulden Zoo wat 'n feestje van 3247 gulden en 10 stuivers! Maar nu? Met zes man zouden ze naar de kapitein gaan die 't zaakje commandeerde, en hem de rekening voorleggen. De delegatie bestond uit Pieter Maesmans, schout, Jacob Van Ostaeyen, Jan Lodewyckx, Geeraert Symon Luyckx, schepenen, Mathys Goetstouwers en Peeter Adriaan Goossens, bedezetters. De ontvangst bij den kapitein was koel. Ze verstonden geen zier van elkaar en de kapiteinsvrouw deed dienst als tolk. Er vielen woorden en dispuut. Een andere kapitein, die niet wilde onderdoen voor zijn bulderende soldaten, kwam tusschen en begon te dreigen: 'onder andere, dat hij sijnen patroon desen avont ten huyse souden vuytsmijten!' Maar de schout liet zich niet zoo gauw uit het veld slaan en zegde: 'dat hij soude sien wat sij souden doen, datter niet wel en soude vergaen!' Waarop de kapitein, verbaasd door zulke taal, zijn degen trok en dreigde den schout te doorsteken. Het kwam tot een gevecht, doch de andere kapitein en de afgevaardigden kwamen bijtijds tusschen, zoodat de vechtenden gescheiden werden. Hoe de zaak bescheid kreeg, zegt de historie niet. Maar alles werd nog dezelfden dag, Lichtmis 1656 (2 februari), klaar en duidelijk op papier gesteld. Also gebeurt te sijn, gereet sijnde 'tselve op eede t' allen tijde te vernieuwen des noodt wesende, sonder argelist des toirconden en in kennisse der waerheyt.'
Jacob Willem van Ostaeyen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
± 1614 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Margareta Cornelia Braecs |