Nederlandse industrieel en scheepswerfmagnaat. Zijn bijnaam was "dekoning van de stapelloop".
Cornelis Verolme was de zevende zoon van een boerengezin. Hij werd
opgeleid tot smid en bankwerker aan de ambachtsschool te
Middelharnis. Later haalde hij via avondcursussen een MTS-diploma.
Hij deed ervaring op bij verschillende werven en fabrieken. Toen hij
19 jaar oud wasWerd hij tekenaar-constructeur bij de Rotterdamsche
Droogdok Maatschappij NV (RDM).
In 1928 kwam Verolme in dienst van Stork in Hengelo, waar hij
scheepsmachines construeerde en inbouwde. Hij bouwde contacten op met
scheepswerven in binnen- en buitenland. Na de Tweede Wereldoorlog zat
hij vol plannen voor een nieuwe opzet van het bedrijf, maar door
meningsverschillen tussen de directie van Stork en Verolme kwam het
tot een conflict. Verolme besloot ontslag te nemen en voor zichzelf
te beginnen.
In 1946 startte hij in Hengelo een nieuwe onderneming,
Scheepsinstallatiebedrijf 'Nederland'. Een jaar later verhuisde hij
het bedrijf naar Rotterdam. De eerste werkplaats was een gebouw van
18 bij 10 meter aan de Nieuwe Maas bij IJsselmonde, waar hij begon
met het maken van installaties voor binnenschepen. Later ging hij ook
motoren in zeeschepen inbouwen.
Ten gevolge van het oorlogsgeweld was er in die tijd een tekort aan
scheepsruimte. Verolme verdiende veel geld met het opkopen en
reviseren van motoren die uit gezonken schepen kwamen of door brand
waren beschadigd.
In 1950 nam Verolme de in 1812 gestichte scheepswerf Jan Smit Czn. te
Alblasserdam over en gaf het de naam 'Verolme Scheepswerf
Alblasserdam' (VSA). Daarmee ging hij zich bezighouden met de bouw
van grote zeeschepen. Verolme verwierf enkele belangrijke opdrachten
uit Finland, waarvoor hij de motoren bouwde in zijn fabriek in
IJsselmonde. Andere Rotterdamse werven volgden deze ontwikkelingen
argwanend en beschouwden Verolme als een indringer.
In 1954 nam Verolme de werf van De Haan & Oerlemans te Heusden over
en maakte deze geschikt voor schepen met een laadvermogen tot 20.000
ton. De naam werd voortaan 'Verolme Scheepswerf Heusden' (VSH).
Op 21 december 1954 vond de oprichting plaats van Verolme Dok en
Scheepsbouw Maatschappij NV (VDSM) in Rozenburg. Op 27 juni 1957 werd
hier de grootste scheepswerf van Nederland geopend, waar
mammoettankers konden worden gebouwd en Verolme de verdere groei in
de scheepsbouwmarkt kon bijhouden.
Op 10 augustus 1955 werd Verolme Verenigde Scheepswerven NV
opgerichtVoor het buitenland Verolme United Shipyards, waarbinnen
alle scheepsnieuwbouw- en scheepsreparatieactiviteiten werden
gebundeld.
De economische ontwikkeling leidde tot een vraag naar steeds grotere
schepen. In 1955 bouwde de werf in Alblasserdam een erts-olietanker,
de 'P.G. Thulin', met recordafmetingen (lengte van 193 meter; breedte
25 meter; laadvermogen 26.500 ton). In datzelfde jaar besloot
Verolme, als eerste scheepswerf, zich toe te leggen op de bouw van
mammoettankers, tankers met een laadvermogen van meer dan 100.000
ton. De Suezcrisis in 1956 deed de vraag naar olietankers nog verder
toenemen.
Door technische opleidingen op te zetten en door personeel van
concurrenten aan te werven voorzag Verolme in de groeiende behoefte
aan gekwalificeerde technici. Zijn succes en eigenzinnige werkwijze
riep tegenstand op van concurrerende scheepsbouwers - veelal oude
familiebedrijven. Een climax in dit conflict was de weigering hem toe
te laten als lid van de prestigieuze Koninklijke Roei- en
Zeilvereniging De Maas, waar vooral de gevestigde havenbaronnen het
voor het zeggen hadden.
Hoewel Verolme geen ervaring had met de bouw van marineschepen, kreeg
hij van de Braziliaanse regering de opdracht om het voormalige Britse
vliegdekschip 'Vengeance', dat door de Braziliaanse marine was
aangekocht, te verbouwen. Ook richtte hij een eigen
installatiebedrijf op, Verolme Elektra, te Maassluis.
Rond 1960 begon Verolme zijn concern te internationaliseren. Zijn
contacten met de Braziliaanse regering stelden hem in staat in 1959
een geheel nieuwe werf te bouwen in de baai Jacuacanga in de omgeving
van Rio de Janeiro, compleet met woonwijken voor het personeel. In
1960 nam hij een oude werf over in Cobh bij Cork in Ierland.
Typerend voor het tempo waarin Verolme nieuwe schepen bouwde, was het
gebruik om tegelijk met de bouw van een nieuwe scheepshelling te
beginnen aan de bouw van het eerste schip. Als eerste werd het
middenschip gebouwd, en naarmate de boeg en het achterschip
vorderdenWerden de helling, waarop het schip gebouwd werd,
verlengd. Pas als het schip klaar was om tewater te worden gelaten,
kwam ook de helling tot in het vaarwater gereed.
In de jaren 60 liepen de opdrachten voor de Nederlandse
scheepsnieuwbouw terug. Een regeringscommissie adviseerde in 1966 om
de scheepswerven meer te laten samenwerken om een betere
internationale concurrentiepositie te verwerven. Verolme besloot in
juni 1967 een kredietgarantie van de overheid te vragen voor de bouw
van een reparatiedok van circa 500.000 ton. Minister L. de Block van
Economische Zaken bood ruim een jaar later financiering aan, op
voorwaarde dat Verolme de Nederlandsche Dok en Scheepsbouw
Maatschappij (NDSM) te Amsterdam zou overnemen, om deze van de
ondergang te redden. Verolme nam dit aanbod aan, maar leed in de
jaren daarop verlies, met name bij de bouw van mammoettankers in
Amsterdam en Rozenburg. Vooral de stijgende loonkosten veroorzaakten
verliezen.
De regering verwachtte dat een oplossing gevonden kon worden door de
grote Nederlandse scheepswerven te integreren. Enige jaren eerder was
het Rijn-Scheldeconcern ontstaan uit de Rotterdamsche Droogdok
Maatschappij NV (RDM), de Koninklijke Maatschappij De Schelde NV en
de Dok en Werf Maatschappij Wilton-Fijenoord NV. In 1969 moest
Cornelis Verolme afzien van het stemrecht op zijn aandelen in ruil
voor een nieuwe kredietgarantie en in januari 1970 moest Verolme
accepteren dat de Verolme Verenigde Scheepswerven NV met de Rijn-
Schelde Machinefabrieken en Scheepswerven NV (RSMS) (kortweg 'Rijn-
Scheldeconcern') fuseerde tot Rijn-Schelde-Verolme Machinefabrieken
en Scheepswerven NV (RSV) en dat hij zijn positie als president-
directeur verloor.
In 1983 ging Rijn-Schelde-Verolme failliet ondanks de 2,7 miljard
gulden overheidssteun die het concern in de loop der jaren ontving.
Oorzaken van de teloorgang waren onder meer de oliecrisis in 1973,
waardoor de vraag naar olietankers wegviel, het gebrek aan samenhang
tussen de bedrijven die gedwongen waren te fuseren, een structurele
overcapaciteit, gecombineerd met ongefundeerd optimisme en de
politieke onwil om ontslagen te laten vallen bij niet-renderende
bedrijven. Het debâcle leidde tot een Parlementaire enquête naar de
RSV-werf waarvan het verslag 16 delen besloeg.
In 1965 stichtte Verolme Verolme Metallising, een bedrijf dat een
nieuw type zonwering voor wolkenkrabbers produceerde. Het product
heette eerst Metalon, maar in 1968 werd het omgedoopt tot 'Verosol'
(van Verolme en soleil, zon). In 1972 werd een nieuw type zonwering
ontwikkeld, gemaakt van gemetalliseerd textiel.
In 1964 was Verolme de voornaamste aandeelhouder bij de oprichting
van het REM-eiland van de Reclame Exploitatie Maatschappij, die
commerciële televisieuitzendingen vanaf de Noordzee verzorgde.
- van de Wikipedia -
Cornelis VEROLME |
Les données affichées n'ont aucune source.