Allerheiligenvloed|Talloze dijken aan de Hollandse kusten begaven het, waardoor zich enorme overstromingen voordeden en een reusachtige ravage werd aangericht (o.a. in Scheveningen). Het totale aantal doden, het buitenland meegerekend, moet boven de 20.000 hebben gelegen, maar precieze gegevens zijn niet bekend.
Een beeldenstorm is de vernieling op grote schaal van beelden en andere objecten van religieuze kunst alsmede van liturgisch gebruiksvoorwerpen. In de Westerse geschiedenis slaat de term op de verzamelnaam voor een reeks vernielingen van katholieke heiligdommen in tal van landen van Europa, waartoe de opkomst van het protestantisme aanleiding gaf: in 1522 te Wittenberg, in 1523 te Zürich, in 1530 te Kopenhagen, in 1534 te Münster, in 1535 te Genève, in 1537 te Augsburg, in 1559 in Schotland en ten slotte in 1566 in Frankrijk en de Nederlanden.| |Vooral de vernielingen in de Lage Landen, die plaatsvonden tussen 10 augustus en oktober 1566, leken op een storm, waarbij in drie weken tijd vele honderden kerken onherstelbaar geschonden en vernield werden. Indirect leidde de beeldenstorm tot het uitbreken van de Tachtigjarige Oorlog en het ontstaan van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.| |Tijdens de beeldenstorm werd de inventaris van honderden katholieke kerken, kapellen, abdijen en kloosters geroofd of vernield. Altaren, beelden, doopvonten, reliekschrijnen, koorgestoelten, preekstoelen, orgels, kelken, schilderijen, kerkelijke boeken en gewaden moesten het ontgelden. Zelfs het stucwerk aan de binnenkant werd soms vernield door woedende menigten.
Oorzaak: Onbekend
Scheveningen in de kerk aan de Keizerstraat
Il est marié avec Maritge Lenaertsd Leenderts.
kinderen bekent uit de weesstukkenOude Arie
Jonge Arie beiden volwassen
zij wees elk van haar 5 onmondige kinderen dochter Jannetje was al mondig 500 gulden toe
Mondig was toen 25 jaar.
vernoemd
Ariaantje
Michiel
Maritge (Maria)
Wouter
Neeltje
Maertige
Ils se sont mariés environ 1580 à Scheveningen, Nederland.
Enfant(s):
Cornelis Adriaans jonghe JAGHER, geb. Scheveningen ca. 1559, stuurman, heilige geestmr. (1589, 1598-1604), kerkmr. (1606), schepen van Scheveningen in Den Haag (1609-1611), overl. Scheveningen 24 dec. 1611, begr. Scheveningen (kerk, grafsteen met wapen) (52 jr.), tr. ca. 1580. ///
Hij woonde ook te Delfshaven en voer met het schip "Sint Jacob" van Rotterdam op Schotland
Werd aanvankelijk begr. "bij de kerkmeesterskamer" (Blooys van Treslong Prins, blz. 447, nr. 4), later in graf 32 Oude Kerk, grafsteen met wapen 87 x 174 cm. met als opschrift: HIER LEYDT BEGRAVEN/ CORNELIS ARENTS IAGHER SCHEPEN/ VAN DEN HAGHE/STERF IN DEN IARE 1611/DEN 24 DECECEMB[ER} CORSAVONT/OVDT 52 IARE/
Toegangsnummer: 0167-01
Archieftitel: Gasthuis, Weeshuis en Oude mannen-, vrouwen- en weeshuis te Scheveningen
4. Regesten van charters in het cartularium van de heilige geest te scheveningen. h.g.s. nr. 1
kenmerken
Gasthuis, Weeshuis en Oude mannen-, vrouwen- en weeshuis te Scheveningen
099 Adriaen Huijgen den ouden en Jan Adriaensz. Houck te Scheveningen, Schepenen van Den Haag oorkonden, dat Cornelis Pancraesz. van Rijn te Eyckenduynen in de Mijent verklaarde verkocht te hebben aan Syer Dircksz., Vornelis Adriaensz. Jager, Jan Jacobsz. in de witte molen, en Jacob Jansz. Pluym, H. Geest- en Gasthuismeesters van Scheveningen ten behoeve van het gasthuis 2 morgen land in de polder van 't kleine Veentje in Haagambacht, belend O. het land gekomen van Cornelis van Blyenburch, van "de Groene Woning", Z. het land van Mr. Willem van der Meer, N. Jacob Joostensz., W. de beek en de weg naar Westerbeek volgens de koopacte, waarbij hij het gekocht had van Jacob Joostensz. waardoor deze brief getransfigeerd is, thans betaald met een Schepenschuldbrief van de Gasthuismeesters van 900 Car. guldens.
Datering 1604 februari 4
NB Cart. fol. 79 recto en verso.
HIER LEYDT BEGRAVEN/CORNELIS ARENTS IAGHER SCHEPEN/VAN DIE HAGHE/STERF IN DEN IARE 1611/DEN 24 DECEMB CORSAVONT OVDT 52 IAHRE
3. CORNELIS ADRIAANS JONGHE DE JAGHER en MARITGE LEENDERTS
geboren 1559 te Scheveningen
stuurman, Heilige Geestmeester, Kerkmeester van het Gasthuys van de Kerck, Schepen voor Scheveningen in de Gemeenteraad van 's Gravenhage
x 1588 te Scheveningen met Maritge Leenderts, geboren 1558 te Scheveningen
kinderen geboren te Scheveningen
1568 Ghijs de Jager >4
Maartje Cornelis de Jager >JAN ARENTS ROS
x 1620 te Scheveningen Jan Arents Ros en Maartje Cornelis de Jager
overleden 24.12.1611 te Scheveningen CORNELIS ADRIAANS JONGHE DE JAGHER
HIER LEYDT BEGRAVEN/CORNELIS ARENTS IAGHER SCHEPEN/VAN DIE HAGHE/STERF IN DEN IARE 1611/DEN 24 DECEMB CORSAVONT OVDT 52 IAHRE
Toelichting op het grafschrift op graf no.32 in de Oude Kerk te Scheveningen.
Uit het grafregister blijkt dat Cornelis Arentsz.begraven is “bij de Kerkmeesterskamer”
Cornelis Arentz. Jagher,geboren in 1559,behoorde tot een notabele familie in “Schevelingh”
Van beroep was hij stuurman.
Van 1589-1604 was hij Heilige Geestmeester en in 1606 Kerkmeester van het Gasthuys van de Kerck.
Van 1609-1611 was hij Schepen voor Scheveningen in de Gemeenteraad van s’Gravenhage.
Cornelis Arentsz.was gehuwd met Maritgen Lenertsdr.
Het gezin telde negen kinderen
Het wapen: Keizerstraat, Oude Kerk, grafsteen nr. 32, detail; in medaillon een wapen: boven twee omgekeerde St. Jacobsschelpen, beneden vergez. van een hoorn aan een snoer; helm met wrong en dekl.; helmteken: een omgekeerde St. Jacobsschelp (wegens ruimtegebrek verwijderd)
begraven 04.12.1633 te Scheveningen MARITGE LEENDERS
Maritgen Lenaerts, * ± 1570, begr. Kerk Scheveningen 04-12-1633,
tr. (1) ± 1590: Cornelis Arents de Jager.
Maritge Lenarts, wed. Cornelise Arentse de Jagher (woont perceel 272/1606 Cornelise Aerensze Jonghe Jagher heeft twee scoorstenen); afstammelingen gaan dit merk voeren. dr. van Lenert Willemsz en Maritge Willemsdr.,
Maritge Lenerts wordt 4-12-1633 begraven in de kerk.
Uit WK 135 fol. 177 d.d. 16-6-1616 blijkt dat de weduwe Maritge Leendertsz aan elk der kinderen 500 ponden bewijst; de gehele boedel wordt geschat op 11.000 pond.
Zij verzekert op haar huis Keizerstraat Wz en nog een huis en lijnbaan (Keizerstraat Oz) gelegen recht over de voornoemde huisingen (zie ook TR. d.d. 18-2 1621).
Cornelis Arentse de Jager, zoon van Adriaen Cornelis de Jagher de Oude en Maritge Lenerts, woonde te Delfshaven en was varende op het schip “Sint Jacob” van Rotterdam op Schotland.
Notitie bij Corelis: Cornelis Arentz. Jagher,geboren in 1559,behoorde tot een notabele familie in ?Schevelingh?Van beroep was hij stuurman.
Van 1589-1604 was hij Heilige Geestmeester en in 1606 Kerkmeester van het Gasthuys van de Kerck.
Van 1609-1611 was hij Schepen voor Scheveningen in de Gemeenteraad van s?Gravenhage.
Cornelis Arentsz.was gehuwd met Maritgen Lenertsdr.
Het gezin telde negen kinderen
Adres:
(Hij woonde ook te Delfshaven en voer met het schip "Sint Jacob" van Rotterdam op Schotland)
notitie::
Werd aanvankelijk begr. "bij de kerkmeesterskamer" (Blooys van Treslong Prins, blz. 447, nr. 4), later in graf 32 Oude Kerk, grafsteen met wapen 87 x 174 cm. met als opschrift: HIER LEYDT BEGRAVEN/CORNELIS ARENTS IAGHER SCHEPEN/ VAN DEN HAGHE/STERF IN DEN IARE 1611/DEN 24 DECECEMB[ER} CORSAVONT/OVDT 52 IARE/
Van 1589-1604 was hij Heilige Geestmeester
De Heilige Geestmeester was verbonden aan de Tafel van de Heilige Geest, het armbestuur zoals dat was ontstaan in de Middeleeuwen. De Heilige Geest werd door de katholieken gezien als de Vader der Armen. Anders dan de naam doet vermoeden was de Tafel van de Heilige Geest geen kerkelijke, maar een wereldlijke instelling. De Heilige Geestmeesters waren lid van het dorpsbestuur en waren betrokken bij beslissingen over belangrijke dorpsaangelegenheden. Zij werden dan ook aangesteld en beëdigd door de plaatselijke heer. Er waren in elk dorp altijd twee Heilige Geestmeesters. Hun taak was het beheren van de bezittingen van de Tafel van de Heilige Geest, zoals huizen en voorraden graan, en toezicht houden op het uitdelen van bijvoorbeeld brood aan de armen. Na de Reformatie bleef de Heilige Geestmeester in Brabant bestaan. Katholieken werden toen uitgesloten van overheidsfuncties, maar er waren in de meeste Brabantse dorpen onvoldoende gereformeerden om alle overheidsfuncties te bemannen. Onder druk van de realiteit werden dan toch katholieken in het dorpsbestuur benoemd. In de 18de eeuw werd de naam Heilige Geestmeester gaandeweg verdrongen door de term armmeester.
GasthuismeesterHet is zeer waarschijnlijk dat het gasthuis te Scheveningen is ontstaan binnen de Heilige Geest aldaar door differentiatie van taken. De Heilige Geest was een instelling voor de armenzorg in het algemeen. Men spreekt later over 'de Heiligegeest armen' in Scheveningen. De twee oudste stukken van het archief van het gasthuis, namelijk het 'Cartularium van de Heilige Geest' en het 'Register van landerijen van de Heilige Geest te Scheveningen' laten ons deze stand van zaken duidelijk zien. Het oudste bericht over de Heilige Geest komt uit 1371. Omtrent 1545 begint men te spreken over het gasthuis. De namen van de Heilige Geest en het Gasthuis werden naast elkaar gesteld of verwisseld. Men schrijft: 'Heylige Geest-armen ende gasthuyse aldaar'. Dezelfde personen komen als Heilige Geestmeesters en gasthuismeesters voor. Verschillende landerijen van de Heilige Geest zijn later in het bezit van het gasthuis.
De zorg voor oude lieden, in het bijzonder voor de oude vissers, is een van de voornaamste taken geworden. * Maar de naam van het gasthuis in Scheveningen werd al eerder genoemd, namelijk in 1483 in een request, dat de Scheveningse bevolking aan het Hof van Holland richtte, waar men spreekt over 'de huysen van het gasthuyse zuytwaerts'. Volgens dit request zou het gasthuis al in 1470 hebben bestaan. Maar reeds Riemer vroeg zich in de 18de eeuw af of dit oude gasthuis hetzelfde is als dat nu in Scheveningen bestaat. * Verwisseling van naam met de Heilige Geest is ook hier mogelijk. Latere berichten over ontstaan van het gasthuis zijn verwarrend. Sinds het begin van de 18e eeuw komt de naam 'Heilige Geest' niet meer in de bronnen voor. De traditie wijst één van de Hollandse graven als stichter aan. * Het bestuur van het gasthuis bestond uit vier gasthuismeesters of Heilige Geestmeesters, later buitenvaders of regenten genaamd en een rentmeester. Aan het hoofd van de huishouding stond 'een jonckwijff of meid'.
De Riemer, Beschrijving van 's-Gravenhage, I, blz. 28.
Alsvoren. Nieuw Gasthuis gebouwd van 1620-1623, Vermaas Geschiedenis van Scheveningen, deel I, blz. 473.
Zie art. 3 van de ordonnantie van de magistraat van 's-Gravenhage inzake het gasthuis in Scheveningen; Bnr. 0350-01. inv.nr. 614.
De gasthuismeesters werden niet bezoldigd. De rentmeester moest bij de regering van 's-Gravenhage aanvankelijk een borgstelling van f. 150.- storten. In 1791 was dat bedrag zelfs f. 1000.- geworden. Voor deze functie werd veelal de 'schout van Scheveningen' of een ander vooraanstaand man uit het dorp gekozen. Vaak bleef het rentmeesterschap twee of drie generaties in een familie. De rentmeester legde bij zijn aanstelling een eed van zuivering af. * De gasthuismeesters en de rentmeesters werden voor het leven benoemd. Oorspronkelijk heeft de kerk wel enige invloed op de benoeming gehad, maar ten gevolge van de machtsverschuiving, die al voor de Hervorming en vooral na de Hervorming plaats vond, is het gasthuis geheel in de machtssfeer van de wereldlijke instellingen gekomen. De magistraat van 's-Gravenhage nomineerde de gasthuismeesters, vermoedelijk op aanbeveling van de overige gasthuismeesters. De stadhouder eligeerde uit de dubbeltallen. * In de stadhouderloze tijdperken namen de Staten van Holland de taak van de stadhouder over. *
De gasthuismeesters werden uit de plaatselijke bevolking gekozen.
Vermaas: Geschiedenis van Scheveningen blz. 474.
Bnr. 0350-01, inv.nrs. 181, 182, 753 en 754.
Bnr. 0350-01, inv.nrs. 181, 182, 302 en 748.
Zij vertegenwoordigden als zodanig zeer vaak de plaatselijke belangen, wat soms aanleiding gaf voor de magistraat om in te grijpen. De rentmeester was verplicht ieder jaar de rekening op te maken en in duplo aan de magistraat voor te leggen. De afhoring geschiedde ieder jaar in één van de zomermaanden, meestal door de burgemeesters en schepenen, maar soms ook door de schout(baljuw) van 's-Gravenhage. De gasthuismeesters waren in hun handelingen niet geheel vrij. Zij moesten in belangrijke zaken, zoals verkoop van landerijen en beleggen van geld toestemming van de Gedeputeerde Staten vragen. Volgens Vermaas bemoeiden zich deze, zoals het Hof van Holland in de 18e eeuw, herhaaldelijk met het gasthuis * . In het archief van deze instelling vinden wij daar echter geen sporen van. De administratie van het gasthuis was betrekkelijk goed en ook de verzorging van de verpleegden liet over het algemeen niets te wensen over. Eerst in de Bataafse en Franse tijd ging het gasthuis moeilijke tijden tegemoet. Door de strenge centralisatie zijn de resten van de plaatselijke autonomie verdwenen.
Vermaas, I, blz. 480-482.
Door de wet van 4 juli 1799 kwamen de godshuizen onder onmiddellijk bestuur van de stedelijke colleges. Deze waren op hun beurt aan het departementale bestuur verantwoordelijk. De stedelijke colleges benoemden speciale commissies van toezicht en deze controleerden iedere drie maanden de rekeningen en de administratie van de godshuizen. De afhoring geschiedde door twee instanties, eerst door de commissie van toezicht, daarna door het stedelijke college. De rentmeester moest de rekeningen opmaken over het gehele jaar van 1 januari tot 31 december. Door de wet van 27 april 1805 werd deze procedure nog gecompliceerder. De rentmeester was verplicht binnen drie maanden na de afsluiting van het jaar de rekening op te maken en aan de 'Commissie van toezicht op het armbestuur' voor te leggen. De maire zond als hoofd van de commissie de rekening aan de onderprefectuur van het arrondissement. De afsluiting geschiedde door de onderprefect. Door de wet van 12 augustus 1807 werd een streng toezicht op de pachten ingesteld.
De transacties met grond geschiedden voortaan slechts met toestemming van de magistraat. Er heerste ook binnen het gasthuis een strengere reglementering. De regenten zijn verplicht van alle stukken en bescheiden registers te houden en alle afschriften te bewaren. * Volgens de regenten in de 18e eeuw was het doel van het gasthuis: Verzorging van oude vissers en hun echtgenoten, die zich konden inkopen. Daarover werd in de 17e eeuw en ook in de 18e met de diakonie van de Hervormde Kerk hevig getwist. * De diakonie moest met schaarse middelen talrijke arme ouden van dagen verzorgen. Het gasthuis daartegenover verkeerde in een goede financiële toestand. Geen wonder dus, dat de diakenen probeerden een gedeelte van hun lasten op het gasthuis af te schuiven. Gezien afkomst en ontstaan van deze instelling, niet ten onrechte. In de jaren 1662-1705 zijn deze twisten tot een langdurig proces voor het Hof van Holland en de Gedeputeerde Staten uitgegroeid. Het ging vooral over het z.g. 'Oortjesgeld', sinds 1585 een belangrijke bron van inkomsten.
G. Luttenberg, Vervolg op het Groot Plakkaatboek, Armwezen, blz. 79-80; 87-88; 91-94; 95.
Zie inventaris van het archief van het Gasthuis, inv.nr. 3.
Het gasthuis is uit dit proces als overwinnaar gekomen, echter onder voorwaarde, dat het in de toekomst zooveel mogelijk oude onvermogende lieden zal opnemen. In het gasthuis werden zowel mannen als vrouwen verpleegd; men kon zich in het gesticht inkopen en kreeg de naam van provenier of kostkoper en soms beschikking over een 'kamertie'. Voor het 'inkopen' werd f. 575 tot f. 600.- betaald, alsmede f. 50.- voor begrafeniskosten. De proveniers genoten kost en inwoning, en geneeskundige behandeling. * Het gebouw van het gasthuis stond in de Keizerstraat in Scheveningen niet ver van de kerk en naast het huis van de schout. Van het archief van het gasthuis zijn behalve de rekeningen weinig stukken overgebleven. Waarschijnlijk door de slechte verzorging zijn vele verloren gegaan. Ook zijn talrijke rekeningen door vocht beschadigd. Verschillende stukken afkomstig van de Heilige Geest (gasthuis) te Scheveningen bevinden zich in archieven in het Gemeentearchief.
Vermaas, I, blz. 480-481.
Hij woonde ook te Delfshaven en voer met het schip "Sint Jacob" van Rotterdam op Schotland, hij was stuurman, heilige geestmeester 1589, 1598-1604, kerkmeester 1606, schepen van Scheveningen in Den Haag 1609-1611Hij werd aanvankelijk begr. "bij de kerkmeesterskamer" (Blooys van Treslong, Pieters, blz. 447, nr. 4), later in graf 32 Oude Kerk hier is een grafsteen met wapen 87 x 174 cm. met als opschrift:
HIER LEYDT BEGRAVEN
CORNELIS ARENTS IAJGHER SCHEPEN
VAN DEN HAGHE
STERF IN DEN IARE 1611
DEN 24 DECECEMB[ER} CORSAVONT
OVDT 52 IARE
Maritge testeert 11-8-1618 te 's Gravenhage en bewijst aan elk der kinderen 500 ponden (de hele boedel wordt geschat op 1100 ponden); zij verzekert haar leven op haar huis aan de Keizerstraat en nog een huis en lijnbaan (Weeskamer 135, fol. 177)
Cornelis Adriaanz Jonghe de Jager | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
± 1580 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maritge Lenaertsd Leenderts |
Les données affichées n'ont aucune source.