Arbre généalogique Stroo Van der Leeuw » Histoires » Mijn ouders tijdens de Tweede Wereldoorlog

Het verhaal over gebeurtenissen in het leven van mijn ouders geduren gedurende de Tweede Wereloorlog op basis van mijn herinneringen en gevonden documenten.

Voorwoord

Op 31 augustus 2019 werd in Terneuzen herdacht dat 75 jaar daar voor de bevrijding van de Zuid Nederland begon. Een mooi moment om het verhaal online te zetten over mijn ouders tijdens de Tweede Wereldoorlog. Waarom nu en niet op 5 mei 2020? Gewoon, omdat Zeeland een van de drie provincies is waar de bevrijding begon en ik in die provincie de eerste 25 jaar van mijn leven heb doorgebracht, waar mijn vader woonde toen de oorlog uitbrak en mijn oma van Vlissingen naar Kloetinge werd geëvacueerd voor de landing in Vlissingen begon. Het verhaal is voor dit moment helemaal rond, maar ik sluit niet uit dat het nog veranderd, doordat ik er af en toe een herinnering aan toe voeg of aan de tekst schaaf. Onderaan de tekst staan een aantal voetnoten.

Frans Stroo, Rotterdam, 18 september 2019.

 

Inleiding

Zondag 10 mei 1940 viel Duitsland een aantal landen binnen, waaronder Nederland, België, Luxemburg en Frankrijk. Daarmee begon voor mijn vader en moeder, Florus Jacobus Stroo en Maria Klazina van der Leeuw, de oorlog. Zij waren op dat moment respectievelijk 17 en 14 jaar oud. In onderstaand stuk beschrijf ik, Frans Stroo hun oudste zoon, in chronologische volgorde wat mij bekend is over wat zij zoal tijdens de oorlog meegemaakt hebben. Er zitten een paar opvallende en ingrijpende overeenkomsten tussen die belevenissen.

 

De situatie aan het begin van de oorlog

Mijn vader woonde met zijn ouders en jongere broer Piet in de Nieuwstraat te Vlissingen. Vlakbij, aan de Nieuwendijk, hadden zijn ouders een winkel annex werkplaats. Zij handelden in biezestoelen etc. Hij was ruim 17 jaar oud.

Mijn moeder woonde met haar ouders, twee jongere zussen en het jongste broertje in het hartje van Rotterdam. Aan Achter het Klooster, een straat die parallel liep met de Hoogstraat naar het Oostplein die na de oorlog niet heraangelegd is. Zij kwamen van Rotterdam-Zuid en woonde er eigenlijk nog maar net. Mijn moeder had in januari haar veertiende verjaardag gevierd.

Ook al was de inval onverhoeds en onverwacht, helemaal onvoorbereid was Nederland niet. Bij de inval in september 1939 van Polen door Duitsland – de werkelijke start van de oorlog - verklaarde Nederland zich neutraal. De 1e wereldoorlog had al geleerd dat ook een neutraal land met voedsel- en brandstofschaarste te maken zou krijgen. Daarom werd al in 1939 een distributie systeem ingevoerd en kreeg elke Nederlander een distributiekaart en later bonnen.

De afbeelding toont de binnenzijde van de kaart die mijn moeder in 1939 ontving.

De bonnen konden, op vertoon van de distributiekaart, opgehaald worden. In de krant werd vermeld wanneer de bonnen ingeleverd konden worden, waarna goederen, zo lang de voorraad strekte, gekocht konden worden.

Het distributiesysteem bleef nog lang na de oorlog in werking. Pas in 1962 werd koffie als laatste product echt vrij verkrijgbaar.

 

De eerste oorlogsdagen

Door de strategische ligging van zijn woonplaats Vlissingen werd mijn vader al op de ochtend van de inval op 10 mei geconfronteerd met oorlogsgeweld, bestaande uit beschietingen vanuit vliegtuigen. Op het vliegveld bij Vlissingen konden zij niet landen, maar de haven en de scheepswerf Koninklijke Maatschappij de Schelde (KMS) werden beschoten en gebombardeerd. Op dinsdag 14 mei adviseerde burgemeester van Woelderen middels een proclamatie dat de bevolking Vlissingen moest verlaten. Velen gaven aan deze oproep gehoor en zo vluchtte mijn vader met zijn ouders, broer en twee katten naar Koudekerke. Zij hebben daar tenminste één nacht overnacht. Mogelijk meer. Waar zij geslapen hebben is niet bekend. De lievelingskat van mijn vader is in die zomer gestoord geworden van het lawaai van de beschietingen. Haar hebben ze moeten laten inslapen.

Nederland capituleerde op 14 mei. Maar, vanwege de aanwezigheid van terugtrekkende Franse en in mindere mate Engelse, militairen op Walcheren ging de capitulatie voor de Provincie Zeeland pas in op woensdag 15 mei. Die Franse en Engelse troepen waren op 11 en 12 mei in Vlissingen aan land gekomen. En van daaruit een paar dagen later weer vertrokken.

Bij terugkeer in Vlissingen bleken de woning, winkel en werkplaats en andere eigendommen van de familie Stroo volledig in takt.

Ook Rotterdam was voor de Duitse invallers een strategische plaats. Hier dachten zij met luchtlandingstroepen snel de Maas over te kunnen steken. Al op 10 mei waren de parachutisten geland bij vliegveld Waalhaven, waarna zij oprukten naar de Maasbruggen. Daar werden zij tegengehouden door Nederlandse mariniers. Doordat de strijd zich op Rotterdam-Zuid afspeelde had mijn moeder de eerste oorlogsdagen geen oorlogsgeweld in de directe omgeving. Dat werd op dinsdag 14 mei in één klap anders. Het luchtalarm ging en mijn moeder met de rest van de familie Van der Leeuw vluchtte een schuilkelder in. Een ervaring die zij nooit meer wilde meemaken. “Bij een volgend bombardement zou ik er niet meer ingaan”, zo vertelde mijn moeder. Toen de sirenes zwegen en de familie naar buiten kwam, stond de omgeving in lichtelaaie. Het centrum van Rotterdam was gebombardeerd met o.a. brandbommen. Grote delen van het centrum waren geraakt door bommen en of werden door brand verwoest. De familie van der Leeuw is bijna alles kwijt geraakt bij het bombardement. Zij hadden slechts de kleding die zij droegen, plus wat papieren, zoals de Distributie Stamkaarten, en kleding die in een tweetal vluchtkoffers klaarstond. En een doos gebak... Dit gebak was bestemd om tweede pinksterdag mee te vieren. Van hun woning was na de brand niets dan puin over. Later is slechts een metalen doosje met wat metalen spulletje gevonden.

Links een foto van na het bombardement van Achter 't Klooster, de straat waarin de familie Van der Leeuw woonde op de dag van het bombardemet in mei 1940. De foto in genomen vanaf het Oostplein.

De familie Van der Leeuw werd, samen met vele andere bewoners, weg uit de stad, weg van hun huis, gedirigeerd. Zij gingen richting Den Haag. Eerst zijn zij tijdelijk in een school ondergebracht en later bij familie in Den Haag. In 1942 kreeg de familie een bovenwoning in de Ravensteijnstraat, hoek Parallelweg, met uitzicht op de spoordijk met sporen van en naar het station Hollandsche-Spoor.

 

Het leven weer opgepakt

Na de eerste weken vol oorlogshandelingen pakte veel mensen hun leven zo goed en zo kwaad als dat ging weer op. Zo hield mijn vader op derde Pinksterdag 1941 een foto sessie bij een schuilkelder. Die dag werden er een stuk of zes foto's gemaakt. Allen voor dezelfde schuilkelder op het Bellamypark. Zowel nichten en vriendinnen als vrienden van mijn vader werden op de gevoelige plaat vastgelegd, alsof er niets aan de hand was.

Ook ging hij als elektriciën aan de slag bij zijn eerste werkgever, de firma Meulmeester te Vlissingen.

VOD

Op 21 juni 1941 richtte een groepje van ca. vijf jongens, waaronder mijn vader, de VOD op. Waar de afkorting voor staat, is niet bekend. Ze namen hun club kennelijk behoorlijk serieus. O.a. gezien hun lidmaatschapskaart met pasfoto en vingerafdruk. Uit de nieuwjaarsrede uit januari 1943 valt af te leiden dat zij meer wilde zijn dan een gezelligheidsclub. Uiteindelijk is dat het vooral wel geworden, hoewel zij volgens genoemde nieuwjaarsrede wel regelmatig hulpverleners bijstonden na – de vrij frequente voorkomende – bombardementen op Vlissingen.

Een van de andere leden was Jan Versteeg. Zoon van een tante van mijn moeder en daarmee een volle neef. Tante Versteeg was een zuster van mijn moeders vader. Via die neef hebben mijn vader en moeder elkaar in augustus 1945 leren kennen.

Een ander lid - en waarschijnlijk initiatief nemen - was Jan Brinkhous. Hij komt later later terug in dit verhaal, als het gaat over de onderduik in Vianen.

Het leven in Den Haag

Over het leven van Maria v.d. Leeuw tijdens de oorlogsjaren is heel weinig overgeleverd. Het zal zeker de eerste jaren niet gemakkelijk geweest zijn om met een gezin met vier kinderen eerst in een school en later inwonend bij familie te leven, zonder ook maar iets van en voor jezelf.

Op de foto rechts poseert mijn moeder in september 1940 voor de school waarin zij ondergebracht waren. De raamindeling, zoals de grote klapramen, van het gebouw bevestigen dat het om een school gaat.

Ondertussen moest er wel geoefend worden om voorbereid te zijn op alle eventualiteiten. Op haar persoonlijke pagina staat een foto van mijn moeder en haar zusjes in de zomer van 1940 met gasmaskers. Later ging zij op stap in Den Haag met haar zus en een aantal nichten. (Ook die foto’s staan op de persoonlijke pagina van mijn moeder.)

Mijn moeder was coupeuse en zij werkte in 1943 bij de firma Vos. Zowel in 1943, als later in 1944 organiseerde het bedrijf uitstapjes. Waar naar toe is onbekend, maar er zijn foto's van. Die staan op haar persoonlijke pagina.

 

Traumatische ervaring

Later in de oorlog werd de sfeer tussen bezetter en bevolking grimmiger. Als reactie op verzetsdaden voerde de bezetter regelmatig standrechtelijke executies uit. Daarbij werden mannen of van straat geplukt of uit een speciale gevangenis gehaald en in het openbaar geëxecuteerd als vergelding voor bijv. een aanval op Duitse militairen of op leden van de NSB en na dolle dinsdag. De muur van het spoor tegenover de woning van mijn moeder is daar meerdere keren voor gebruikt. De executies zelf heeft zij niet gezien, maar de lichamen die de Duitsers bewust lieten liggen zag zij wel als zij de deur uit ging. 5)

 

Groot verlies

In de herfst 1941 werd Florus Stroo, de vader van mijn vader, opgeroepen loopgraven te graven, achter de duinen bij Valkenisse, een gehucht in de gemeente Koudekerke op Walcheren. Op 16 oktober kwam er op een gegeven moment een Engelse jager over. Deze opende het vuur op de gravende mannen. Florus Stroo was – net als twee andere mannen – te laat om dekking te zoeken en werd dodelijk getroffen, 46 jaar oud. Vanaf dat moment was mijn vader met zijn 19 jaar de oudste man in huis, wat dat ook heeft moge betekenen. Hoe het met de winkel en werkplaats is vergaan? Heeft zijn moeder die voortgezet, is deze gesloten. Het is mij allemaal niet bekend. In elk geval is bekend, dat mijn vader in 1942 niet in de winkel werkte, maar bij de firma Meulmeester.

Links het krantenbericht dat geplaatst is na de begrafenis van mijn opa. Waarom mijn opa met naam en toenaam genoemd is en anderen niet, dat is niet bekend. Mogelijk omdat hij een bekende middenstander uit Vlissingen was, wat mogelijk ook de reden was van de aanwezigheid van de burgemeester en de Duitse officier.

De burgemeester C.A. van Woelderen was naast burgemeester tevens Gewestelijk Commandant (GC) van de OD (Orde Dienst) van Zeeland. Uiteraard was dat niet publiekelijk bekend.

 

 

 

Werken in Duitsland

In de loop van de oorlog had Duitsland steeds meer soldaten nodig. De in Duitsland vrijgekomen arbeidsplaatsen werden enerzijds ingevuld door Duitse vrouwen en anderzijds door buitenlandse (dwang)arbeiders. In Nederland werd per 23 maart 1942 de ”dienstverplichting voor mannen van 18 tot 40 jaar” ingevoerd. Onder die regeling konden mannen verplicht worden in Duitsland te gaan werken. Omdat deze regeling niet voldoende arbeidskrachten opleverde, ging de bezetter er in 1944 toe over razzia's in de grote steden te houden. Daarbij werden alle mannen tussen 18 en 40 opgepakt en afgevoerd naar Duitsland.

In het voorjaar van 1943 werd mijn vader – zeer waarschijnlijk in het kader van de boven genoemde ”dienstverplichting voor mannen van 18 tot 40 jaar” – opgeroepen door het arbeidsbureau, het uitvoeringsorgaan van de regeling werken in Duitsland. Of zijn baan bij Meulmeester was afgelopen is niet bekend. In elk geval moest hij zich op 2 maart 1943 om kwart over één melden op het station Vlissingen. Voor een treinkaartje was gezorgd.

Vandaar ging de reis naar Brandenburg, nabij Berlijn. Hij werd tewerkgesteld als elektromonteur bij de Opel fabrieken. Daar onderhield hij machines, door het Amerikaanse moederbedrijf Ford in 1941 geleverd.

Aan alles was gedacht. Zo lag met de bekende Duitse grundligheit van alles klaar. Bonnen voor huisvesting en eten (zie afbeelding rechts), penningen voor het lenen van gereedschap enzovoorts. Mijn vader kon aan de slag. Opdrachten kreeg hij op roze werkbriefjes.

Er op uit ging mijn vader ook. Hij maakte van de gelegenheid gebruik om de stad Brandenburg lopend of per tram te verkennen en ansichtkaarten te kopen. Een aantal kaarten heeft hij verstuurd naar zijn moeder, broer en vrienden in Vlissingen.

Voor het werk in de fabriek werd een weekloon uitbetaald. Daarvan moeten huisvesting en eten betaald worden. Maar er kennelijk hield mijn vader voldoende over om geld naar zijn moeder over te maken. Dat deed hij in elk geval zeer regelmatig. De bewijzen van storting zijn bewaard gebleven. Die stuurde hij namelijk naar zijn moeder in Vlissingen, waardoor gecontroleerd kon worden of het geld aankwam. Dit bleek wonderwel meestal het geval, zoals de post kennelijk ook aankwam en nog binnen redelijke tijd ook.

Hij maakte overigens niet alleen geld over. Afgaande op de bewaarde verzendstroken verzond hij wekelijks een brief of iets anders aan zijn moeder, broer of vrienden.

Klaarblijkelijk was toch niet alles in Duitsland beschikbaar, want op 27 september 1943 ontvangt mijn vader een koffer uit Vlissingen, met daarin kleding, etenswaren en elektriciteitsmateriaal. Zie afbeelding van de pakbon links.

Met verlof.

Ook al kwam niet iedereen terug van verlof, in november 1943 kreeg mijn vader toestemming om een week of twee naar Nederland te gaan. De spullen werden ingeleverd en hij maakte zich op voor de reis. Voor een treinkaartje was weer gezorgd. Op 24 november mocht hij de trein pakken en op 6 december zou hij weer terug moeten.

Afbeelding rechts het retourtje Berlijn - Vlissingen.

Over de reis naar huis heeft mijn vader verteld dat hij vaak moest overstappen en dat hij een keer in een trein stapte die kort daarvoor beschoten was door vliegtuigen. Veel ruiten lagen er uit en op verschillende banken zat nog het - niet geronnen – bloed van slachtoffers van de beschieting. Wat het hem toen gedaan heeft, dat vermeldde hij niet en ik was te jong om het hem te vragen. En later, tja, toen kwam het er niet meer van.

 

 

 

 

Onderduiken

In februari 1944 ontving mijn vader een oproep van het arbeidsbureau in Middelburg. Hij moest zich de tweeëntwintigste van die maand melden. (zie afbeelding links) Het was dus bekend dat hij niet naar Duitsland was afgereisd. Op het arbeidsbureau kreeg hij te horen dat hij zo spoedig mogelijk weer naar Duitsland moest afreizen.

Of mijn vader al eerder plannen had om onder te duiken, of dat dat plan na die datum is ontstaan, is mij niet bekend. In elk geval zat hij vanaf april 1944 ondergedoken in Vianen, onder Utrecht. De reis naar Vianen ging via Breda, zo vertelde mijn vader. Daarbij vertelde hij ook, dat het eerste contact met een verzetsman op het station in Breda op niets was uitgelopen. De man bleek later opgepakt te zijn. De tweede keer is het wel goed gegaan.

De foto rechts toont de “bewaarschool” dominee Steenbeer aan de Valkerstraat 10 te Vianen. Het onderduikadres waar mijn vader onder de naam Jack Struijk verbleef. Overdag werkte hij als elektromonteur voor het Provinciale elektriciteitsbedrijf. Hij heeft onder andere in de bekende houten palen geklommen, voor onderhoud aan het bovengrondse elektriciteitsnet. Aan het eind van de oorlog zijn er ook Duitse soldaten ingekwartierd geweest. Mijn vader vertelde dat hij soms met officieren sprak en dat die waarschijnlijk wel wisten dat hij een onderduiker was, maar dat het hen een worst was. 1)

Naast, of eigenlijk tegen, de school stond een woonhuis met nummer 12. In deze woning woonde de familie van Veggelen. Met de ouders, zoon Gijs van ongeveer dezelfde leeftijd als mijn vader en een dochter. Mijn vader had een goed contact met Gijs en de overige familieleden. Dit blijkt zowel uit de foto's, als Mijn vader met Thijs op 2 juli 1944.later uit het bewaren van een briefkaart en een gesprek dat ik had met de dochter van Veggelen in 2015. Zij was toen 82 jaar oud en heeft de briefkaart van 1945 tot 2015 bewaard en uiteindelijk aan mij overhandigd. Dat was wel een heel bijzonder moment. Dat eerst haar ouders en later zij zo'n bericht al die tijd bewaard hebben en dat ik die heb mogen ontvangen. Onderaan2) dit verhaal staat beschreven hoe de ontmoeting met mevrouw Van Veggelen tot stand is gekomen.

Op de foto rechts staat op 2 juli 1944 mijn vader met Gijs van Veggelen voor het onderduikadres te Vianen.

De familie van Veggelen zat niet zelf in het verzet, maar was er kennelijk wel bekend mee. In elk geval waren zij bereid om onderduikers een veilige plaats te bieden, met de nodige risico’s van dien. Zij hebben gedurende de oorlog aan meerdere onderduikers en stadsgenoten die risico liepen onderdak geboden. Mijn vader verbleef er onder de schuilnaam Jack Struijk, maar de familie was bekend met zijn echte naam. Ook de dochter, een meisje van toen 12 jaar…

Bij het bekijken van de foto’s lijkt het of er sprake is van een leuke periode. Dat er sprake was van een dreigende, en zeker de eerste tijd ook uitzichtloze, situatie blijkt niet uit de foto’s. Dat er wel degelijk sprake was van gevaar, bleek op Dolle Dinsdag. Een van de onderduikers vertrok van het onderduikadres. Onderweg naar huis is hij gepakt en standrechtelijk gefusilleerd.

 

Bevrijding van Zuid-Nederland en de hongerwinter

Tussen september en november 1944 is een groot deel van de provincies Zeeland, Noord-Brabant en Limburg bevrijd. Daarna stagneerde de opmars van de geallieerden. In het noordelijke deel van Nederland, vooral in de provincies Holland en Utrecht, werd de brandstof- en voedselsituatie maand na maand slechter. Dit, doordat de aanvoer uit de oostelijke provincies – waar nog wel voorraad was - stopte. Vervoer over spoor was door de spoorwegstaking niet mogelijk, over de weg was door gebrek aan vrachtwagens en brandstof zeer beperkt en vervoer over water in de winter onmogelijk door dichtgevroren waterwegen. Daarbij gold voor elk middel van vervoer dat geallieerde vliegtuigen op alles schoten wat bewoog. Dit alles, samen met het feit dat de winter 44-45 een bijzonder strenge winter was, leidde tot de hongerwinter. Deze heeft aan tussen de 20.000 en 22.000 mensen het leven gekost.

Een van de slachtoffers was Franciscus Gerardus van der Leeuw, de vader van mijn moeder. In december '44 of begin januari '45 is hij op voedseltocht gegaan, samen met een zwager. Zij zijn waarschijnlijk tot over de IJssel naar het oosten gegaan en hebben voedsel weten te bemachtigen. Op de terugweg is Franciscus G. van der Leeuw op 30 januari 1945 van uitputting en ontbering overleden in Utrecht. 52 jaar oud. Zijn zwager heeft wel het voedsel naar Den Haag weten te krijgen.

De voedseltochten werden bijna altijd te voet afgelegd. Vaak met een fiets of handkar waarop het voedsel vervoerd werd. Veelal zijn de voedseltochten door vrouwen en kinderen ondernomen. Dit, doordat mannen of gedwongen waren in Duitsland te werken, of doordat zij ondergedoken zaten om uitzending naar Duitsland te voorkomen. Waarschijnlijk was Franciscus G. van der Leeuw niet naar Duitsland gestuurd doordat hij en te oud was en van kinds af aan stok doof was. Waardoor de zwager kennelijk vrijelijk over straat kon, is niet bekend, mede doordat niet bekend is om wie het gaat.

Door het feit dat mijn vader ondergedoken zat in Vianen en zijn moeder en broer in het bevrijdde Zeeland verbleven, was er waarschijnlijk geen contact meer tussen hen. Of mijn vader op de hoogte was van het feit dat zijn moeder en broer de bevrijding van Zeeland goed doorgekomen waren is niet bekend. Dat was wel het geval, zei het dat zij geëvacueerd waren naar Kloetinge, een dorpje nabij Goes. Waarschijnlijk hebben zij gehoor gegeven aan de oproep van de geallieerden en of de proclamatie van de Wnd. Commissaris der Provincie Zeeland P. Dieleman van 25 oktober 1944 om Vlissingen (en de rest van Walcheren) te verlaten, omdat de geallieerden van plan waren het eiland onder water te zetten. De proclamatie was in opdracht uitgegaan van de Duitse bezetting. Die wilde tijdens de gevechten niet gehinderd worden door de plaatselijke bevolking.

 

Capitulatie en bevrijding

Op 4 mei 1945 tekende de Duitse opperbevelhebber over bezet Nederland de capitulatie van de Duitse troepen in Nederland, met ingang van 5 mei 1945. Het Duitse leger in ander bezette gebieden en Duitsland zelf zou dagen later capituleren.

Hiermee was de oorlog voor Nederland ook boven de grote rivieren afgelopen. Dat wilde echter niet zeggen dat de Duitsers overal gelijk weg waren en geallieerde militairen hun plaats hadden ingenomen. In elk geval niet in Vianen en ook niet in Den Haag.

Mijn vader had kennelijk een goede informatiebron, want in zijn dagboekje, een tot 5 mei ongebruikt Duits soldatenagenda1), hield hij van 5 mei van dag tot dag de vorderingen van de geallieerden bij. Op 8 mei werden zowel Den Haag als Vianen bereikt en waren mijn vader en mijn moeder weer vrij.

Afbeelding rechts. Een motorrijder van de geallieerden arriveert op 8 mei in Vianen.

In het zelfde dagboek schreef mijn vader op 19 mei: “Utrecht, krans gelegd graf Brink”.

(Toelichting Frans Stroo: Brink was een veearts die in het verzet in Vianen zat. Bij een inval van de Duitsers tijdens een vergadering van de verzetsgroep vluchtte Brink en werd in de rug geschoten. Hij had altijd gezegd dat ze hem nooit levend te pakken zouden krijgen. In Vianen staat een monument voor 4 verzetsstrijders die zijn omgekomen, waarvan Brink er dus één is.)

Op 4 juni gaat mijn vader weer naar Utrecht, naar de Maliebaan 10. Achterin de agenda heeft mijn vader genoteerd: Maliebaan 15 †10†.

(Toelichting Frans Stroo: Op de Maliebaan in Utrecht waren na de bevrijding verschillende organisaties van de geallieerden en van de BS (Binnenlandse Strijdkrachten) gehuisvest. In de oorlog zaten daar veel Duitse en NSB organisaties. Op 7 mei, nog voor de geallieerden in Utrecht waren, wilde 12 BS'ers Malibaan 15 overnemen van de NSB. Zij kwamen in gevecht met SS troepen, waarbij 10 BS 'ers omgekomen zijn. Mijn vader wist daar kennelijk van. Maar waarom ging hij daar naar toe? Wat was zijn betrokkenheid bij het gebeuren en of de mensen die omgekomen zijn?)

Afbeelding links. Vader, moeder en dochter van Veggelen, mijn vader, Gijs van Veggelen en Jan Wielders kort na de bevrijding voor de Nederlandse driekleur. Foto geplaats met toestemming. De foto is van matige kwaliteit, doordat deze gemaakt is op zogenaamd negatief papier.

 

Kort na de oorlog

Met de bevrijding zou dit verhaal kunnen eindigen. Maar van een aantal gebeurtenissen na de bevrijding vind ik het de moeite waard om ook te vermelden, al was het alleen al omdat zij uiteindelijk tot de ontmoeting tussen mijn ouders heeft geleid, en daarmee tot mijn bestaan. Maar voor deze ontmoeting was er nog een andere ontmoeting.

Een bijzondere verrassing

Ergens in juni komt mijn vader in Vianen een bekende uit Vlissingen tegen. Jan Brinkhous, buurtgenoot, vriend van mijn vader en oprichter van de eerder genoemde VOD. Brinkhous had zich mogelijk na de bevrijding van Vlissingen in november 1944 aangemeld bij het Nederlandse leger3) als vrijwilliger en was als verbindingsofficier / tolk ingedeeld bij de Canadese troepen die Vianen gelegerd werden. Het moet voor beide wel een heel bijzondere ontmoeting geweest zijn. De foto is kennelijk in juni gemaakt, niet lang voor het vertrek van mijn vader uit Vianen naar huis, naar Vlissingen.

Helaas is Jan Brinkhous niet veel ouder geworden. Na alle beschietingen en bombardementen van Vlissingen overleefd te hebben is hij op 24 januari 1946 op zijn militaire motor aangereden en verongelukt. Hij was niet lang daarvoor getrouwd.

Terugreis naar huis, naar Vlissingen

Waren het tijdens de bezetting de Duitsers die van iedereen wilde weten wie hij of zij was, na de bevrijding stonden de Nederlandse en geallieerde autoriteiten voor de taak uit te vinden wie wie was en wat hij of zij zoal tijdens de oorlog gedaan of nagelaten had.

Op 24 mei werd de procedure voor mijn vader afgerond, met stempels op het aanmeldingsformulier, bewijs van identificatie en de geloofsbrief. Jack Struijk bestond niet meer. Florus Jacobus Stroo was weer boven water. Na een controle op besmettelijke ziekten stond niets meer zijn vertrek naar huis in de weg.

Links de verklaring van het Commissariaat Militair gezag dat mijn vader mocht vertrekken.

Nu alles geregeld was, kreeg mijn vader op 9 juni toestemming van de autoriteiten te reizen om terug te keren naar Vlissingen. Kennelijk waren de autoriteiten bang dat hij een rondje Nederland wilde gaan doen, want hij moest binnen 5 dagen zien thuis te komen. Dat lijkt meer dan genoeg tijd, maar in die tijd lag dat anders.

Op zondag 10 juni noteert mijn vader in de agenda1) dat hij bonkaarten heeft opgehaald. De volgende dag zou hij om half negen vertrekken.

Treinen en bussen reden boven de rivieren nog niet of nauwelijks en beneden de rivieren nu ook niet echt klok vast. Veel spoorweg materiaal was of defect of – al dan niet tijdens de spoorwegstaking – afgevoerd naar Duitsland. Van dat materiaal was in juni nog weinig terug in Nederland. Materiaal om treinen en sporen te repareren was er ook nauwelijks.

De route terug

Op maandag 11 juni vertrokken. Op de fiets4) van Vianen naar Den Bosch. Om 15.00 uur is hij daar. Hij heeft tot 19:00 de tijd, voordat de trein naar Bergen op Zoom gaat. Dus maar de stad in. En daar doet hij zich te goed aan van alles wat boven de rivieren al lang niet meer te krijgen was. Zoals een ijsje en in een restaurant heeft hij zelfs – zonder bon – een stamppot boerenkool gegeten.

Daarna de trein naar Bergen op Zoom. Daar was hij om 22:00 uur en heeft hij in de omgeving overnacht bij een boer. De volgende dag, dinsdag 12 juni, om 8:00 uur met een vrachtwagen naar Goes en van daaruit op de fiets naar Vlissingen.

De wegen zullen vanaf de bevrijding van Zeeland in november '44 wel wat opgeknapt en vrij van mijnen zijn, goed waren ze zeker nog niet na de zware gevechten op Zuid-Beveland en Walcheren. Verder stond Walcheren nog grotendeels onder water. Maar mijn vader was jong, kennelijk redelijk vitaal en had een sterke drang om thuis te komen.

De gevolgde route is met paars ingetekend op de kaart rechts.

Dat deze route zo gedetailleerd bekend is, komt doordat mijn vader deze beschreven heeft in zijn agenda1) en doordat hij de volgende dag al een briefkaart met uitgebreide beschrijving heeft gestuurd naar de familie van Veggelen, zijn onderduik adres.

Om ca. 19:30 uur was hij die avond thuis. De stad in puin, maar hun woning redelijk in takt en de radio stond aan... Deze was kennelijk niet ingeleverd toen de Duitsers dat tijdens de oorlog eisten.

Wat voor het woonhuis gold, gold niet voor de winkel. Vlissingen heeft zijn bestaan te danken aan haar strategische ligging. Dit heeft echter ook regelmatig de nodige ellende opgeleverd. Zo ook weer in de tweede wereld oorlog. De hele oorlog door werd Vlissingen vanwege o.a. de scheepswerf de Koninklijke Maatschappij de Schelde gebombardeerd en beschoten vanuit vliegtuigen. Na de bevrijding was Vlissingen dan ook één van de (procentueel) meest beschadigde steden in Nederland. De winkel aan de Nieuwendijk was onherstelbaar beschadigd. Op de foto trekken geallieerde troepen voorbij. Het meest linkse gebouw is de winkel.

De foto van de winkel van mijn oma aan de Nieuwendijk te Vlissingen in 1944. De foto is door mijn vader bij het archief Vlissingen gehaald.

 

Ontmoeting

Met de capitulatie op 5 mei was feitelijk de oorlog afgesloten. Maar als gevolg van de ontberingen in die periode zochten en vonden mensen uit het Westen van het land voor hun kinderen plaatsen om aan te sterken. Zo ook voor mijn moeder. Zij vond onderdak bij haar al eerder genoemde tante Versteeg in de Kasteelstraat te Vlissingen. Daar ontmoette zij kort naar haar aankomst in augustus mijn vader, waarmee zij zich kerst 1945 verloofde. Over de reis die zij gemaakt heeft is niets bekend. Hoewel het al een paar maanden na de bevrijding was, zal deze reis niet comfortabel geweest zijn. De spoorbruggen over de grote rivieren waren nog niet hersteld, dus er moest tussen Den Haag en Vlissingen tenminste een keer - bij Moerdijk - met een primitieve pond overgevaren worden. Verder is niet bekend of zij alleen reisde, of dat ze opgehaald is door een familielid.

 

Voetnoten

1)  Agenda

Een van de Duitse soldaten die in Vianen ingekwartierd was heeft bij zijn vertrek een ongebruikte agenda achter gelaten, dan wel gegeven aan mijn vader. Deze agenda heeft mijn vader vanaf mei 1945 tot einde van dat jaar als agenda gebruikt. Daarin heeft hij kort vele wetenswaardigheden beschreven. Zoals het moment waarop de geallieerden Vianen bereikte, het moment waarop hij mijn moeder ontmoette, sollicitaties enz. Het boekje staat vol met nazi propaganda. Veel daarvan is fake, maar helaas doen de verhalen op internet nog steeds de ronde.

2) Contact met mw. van Veggelen

Mw. H. van Veggelen is de dochter van de familie waarbij mijn vader in de oorlog van april 1944 tot en met mei 1945 in Vianen ondergedoken heeft gezeten. In 2015 zijn mijn vrouw en ik bij haar op bezoek geweest. Dit na speurwerk van een inwoner van Vianen wiens naam ik niet meer weet. Die speurtocht is op onderstaande wijze verlopen.

Het begon met veel foto's en nog meer negatieven die we in de boedel van mijn vader aantroffen. Nadat ik de negatieven begin 2015 had gescand, bleken er een aantal foto's van Vianen bij te zitten, naast nog veel meer foto's die niet door mij thuis te brengen waren. Deels nog steeds niet. Omdat de foto's van Vianen in het zeventigste bevrijdingsjaar (2015) mogelijk interessant waren voor (het museum van) Vianen heb ik de gescande beelden naar de gemeente gestuurd. Daarmee was voor mij de kous niet af. Bij de foto's waren foto's van het onderduikadres van mijn vader. Op een foto is huisnummer 10 te lezen. Met die, en nog wat andere foto's, zijn we naar Vianen getogen om het onderduikadres te vinden. Alle oude straatjes hebben we afgezocht op nummers 10 en 12. Geen enkele herkenning. Op een gegeven moment stapte een jongeman uit een woning met nr. 10 waarnaar we stonden te kijken. Hij vroeg wat we zochten. Na een korte inleiding haalde hij zijn moeder er bij en werden we binnen gevraagd. De moeder bleek als kleuter op het schooltje gezeten te hebben, en wist te vertellen dat het gebouw en de woning gesloopt waren en dat het terrein nu braak lag en als parkeerterrein werd gebruikt. Van de andere foto's herkende zij niets. Maar zij kende wel een man die zich verdiepte in de geschiedenis van Vianen. Die man werd gebeld en kwam gelijk langs. Hij herkende direct een aantal mensen op de foto's, maar had meer tijd nodig om e.e.a. verder te bekijken. Hij heeft de foto's meegenomen, samen met wat gegevens mijnerzijds. Daarna zijn mijn vrouw en ik huiswaarts gekeerd, om nog wat later van een vakantie te genieten.

Bij terugkomst van de vakantie lag er een enveloppe in de bus. Met de foto's, een begeleidende brief en een briefkaart. In de begeleidende brief schreef de man dat hij de dochter van de familie van Veggelen had gevonden, dat zij ook wel contact wilde en dat hij een briefkaart van haar had gekregen die mijn vader in juni 1945 naar haar ouders had gestuurd. Die kaart was al die jaren bewaard door de heer en mevrouw van Veggelen en na hun overlijden doorgegeven aan de dochter. En nu lag deze bij mij. Een heel bijzonder moment.

Rechts de adreszijde van de briefkaart die mijn vader op 13 juni 1945 - de dag na zijn aankomst in Vlissingen - naar de familie van Veggelen heeft verstuurd.

Later dat jaar zijn we langsgegaan bij mw. van Veggelen en hebben een prettig gesprek gehad. Zij herkende een aantal foto's en vertelde dat mijn vader en haar broer Gijs gedurende de onderduik tijd veel samen optrokken. Die broer was nog niet zolang daarvoor overleden en had zich in de jaren voor zijn overlijden regelmatig afgevraagd waarom mijn vader nooit meer naar Vianen is gekomen. Nu is hij in 1962 met het hele gezin wel degelijk in Vianen geweest, maar het schooltje was toen al gesloopt en hij heeft voor zover ik mij kan herinneren niemand gevraagd naar de familie van Veggelen. Had hij dat wel gedaan, dan had bijna zeker iedereen hem verwezen naar de plaatselijke bakker waar mw. Van Veggelen toen werkte. Dat we er geweest zijn weet ik 100% zeker, omdat ik er toen vanaf de dijk een foto heb gemaakt van de TV toren van Lopik. Met het zelfde boxje (foto camera) waarmee mijn vader tijdens de onderduik tijd de foto's in Vianen heeft gemaakt. Verder zat er een vage herinnering in mijn hoofd van een stadje met een langwerpig plein in het midden. Dit bleek bij het bezoek in 2015 aan Vianen het marktplein van die stad geweest te zijn.

3) Jan Brinkhous

Het is in elk geval zeker dat Jan Brinkhous zich heeft aangemeld bij het Nederlandse leger. Het moment waarop dat gebeurd is, is onzeker. Het kan na de bevrijding van Vlissingen in ‘44 geweest zijn, maar het is niet uitgesloten dat hij al eerder door de linies naar de geallieerden gegaan is.Bij zijn overlijden was Brinkhous 22 jaar oud.

4) Fiets

Of de fiets waarop mijn vader naar huis reed van hemzelf was, dat vertelt het verhaal niet. Mogelijk heeft hij deze van Vlissingen mee naar Vianen genomen toen hij daar ging onderduiken.

5) Represailles van de bezetter

Vooral na dolle dinsdag, 4 oktober 1944, nam de repressie van de Duitse bezetter (en de Nederlandse handlangers) middels openbare executies toe. Carla Rus schreef in haar boek Breekbare helden, Het verzet in Zeeland 1940-'44 dat de reden hiervoor mogelijk was, dat de bezetter vreesde dat het verzet op meer plaatsen in opstand zou komen. Opm. Frans Stroo. Dat kon er toe leiden, dat troepen die nodig waren aan het front, daaraan ontrokken moesten worden. En daar zaten de Duitsers niet op te wachten. In Oost-Europa en Joegoslavië waren al jaren partizanen actief en die kostte de Duitser behoorlijke verliezen aan materiaal en mensen en vroegen veel aandacht.

 

Verantwoording

Bovenstaand verhaal heb ik geschreven op basis van de weinige verhalen die ik mijn ouders in de loop van mijn leven heb horen vertellen over hun ervaringen in de oorlog en op basis van de foto's en documenten die na de dood van beide boven water zijn gekomen. Het is geen compleet verhaal, maar de genoemde zaken zijn zeker bepalend geweest voor de levens van mijn ouders.

Hetzelfde verhaal heb ik, uitgebreider en van meer beeldmateriaal voorzien, verwerkt in een boekje wat ook in het bezit is van mijn broer en zus.

De reden voor het maken van het boekje, en later dit verhaal, was en is mijn behoefte aan ordening van en inzicht krijgen in het gevonden materiaal en daarmee (iets meer) inzicht in het leven van mijn ouders gedurende de oorlog en de impact daarvan op hun verdere leven, hoe beperkt dat inzicht ook is. En verder hoop ik dat ook hun kleinkinderen en later hun achter kleinkinderen er kennis van nemen.

De foto’s en de afgebeelde formulieren komen allen uit het archief van mijn vader. De foto’s zijn - op één na - of door hemzelf gemaakt, of, in het geval hij er zelf opstaat, door iemand uit zijn omgeving met zijn fotocamera.

D'autres histoires