Begraafplaats "Den en Rust" in Bilthoven
Il est marié avec Cornelia Geertruida (Cor) Smit.
Ils se sont mariés le 18 décembre 1934 à Geldermalsen , il avait 51 ans.
Enfant(s):
Hoogleraar Wijsgerige Ethiek, Wijsgerige Inleiding tot de Godsdienstwetenschap en Encyclopeadia der Godgeleerdheid (1931-1957) en Gereformeerde Dogmatiek (1951-1953) aan de Rijksuniversiteit Utrecht, rector magnificus in het studiejaar 1951/1952
In het voorwoord van de bundel WAARHEID, WIJSHEID EN LEVEN opgedragen aan Prof. Dr. J. Severijn t.g.v. zijn zilveren ambtsjubileum schrijft zijn zwager Prof. C.M. van Wijngaarden o.a. het volgende:
Hij volgde in Utrecht aan de Rijks-normaalschool de lessen en slaagde in 1902 voor het onderwijzersexamen.
Door eigen studie vulde hij tekort aan kennis der moderne talen en de wiskunde aan om het toelatings-examen voor het reservekader van de landmacht te kunnen doen.
Wegens zijn liefde voor paarden en paardrijden, hoopte hij bij de bereden artillerie te kunnen dienen. Echter door zijn iets te geringe lengte moest hij genoegen nemen met een plaats bij het tweede regiment infanterie in 's-Hertogenbosch.
In de zomervakantie van 1901 maakte hij als adspirant-vaandrig kennis met het militaire leven. Van korporaal naar sergeant werd hij in 1903 vaandrig en maakte zijn diensttijd af en werd in november 1904 benoemd tot tweede-luitenant.
Hij begon zijn loopbaan als waarnemend hoofd aan de school in Vreeland en nadien als onderwijzer op de openbare school te Maartensdijk, afstanden die hij per fiets aflegde.
Op advies van een militair collega ging hij werken voor het Staatsexamen en studeerde in zijn vrije tijd o.a. klassieke talen met het oogmerk daarna te gaan studeren aan de juridische faculteit. Tevens studeerde hij ook vakken die zijn voorliefde hadden, n.l. geschiedenis en filosofie.Hij slaagde voor het staats-examen in 1910.
De grote levensvragen hielden hem ernstig bezig en zijn belangstelling ging zich richtten op de wijsbegeerte.
SEVERIJN heeft toen zeer moeilijke jaren doorgemaakt van hard werken en worstelen - veelal tot diep in de nacht - die echter voor zijn geestelijke ontwikkeling van grote betekenis zijn geworden en tot een crisis hebben geleid. Deze crisis bereikte haar hoogte- maar tevens keerpunt in de eenzaamheid van een kamerleven in Rotterdam, waar hij als privé-leraar van de zoon van een aanzienlijke Rotterdamse familie, twee jaar werkzaam was. Dit is beslissend geweest voor zijn geloofsleven , maar heeft ook zijn wetenschappelijke richting bepaald.
Het geloof, waarin hij was onderwezen kreeg de leiding boven wijsgerige redeneringen en beschouwingen, zodat de theologische studie binnen het gezichtsveld verscheen. Hij kwam tot het overtuigde standpunt dat t heologie en wijsbegeerte, ondanks raakpunten, wat uitgangspunt, inhoud en methode betreft volkomen verschillend zijn.
In oktober 1910 schreef SEVERIJN zich in bij de theologische faculteit in Utrecht en slaagde reeds in december 1913 cum-laude voor het doctoraal examen. Zijn hard en efficiënt werken werd geaccentueerd door het feit dat hij in die jaren ook alle colleges in de filosofie en psychologie van Prof. Ritter volgde en verder de colleges in het Arabisch van Prof. Houtsma en die van privaat-docent, de latere Prof. Wensinck , in het Syrisch.
Het uitbreken van W.O.-1 verhinderde hem het candidaads-examen in de Semietische Letteren te doen en door het overlijden van Prof. Ritter kon hij niet het candidaads-examen in de filosofie afleggen.
In 1919 bekroonde hij zijn studie aan de universiteit van Voetius met een promotie cum laude bij prof.Dr.Hugo Visscher tot Doctor in de Godgeleerdheid. Zijn proefschrift handelde over Spinoza en de gereformeerde theologie zijner dagen, Dr. Severijn stond toen al in zijn 2e gemeente Leerdam in 1918 gekomen vanuit Wilnis, waar hij 3 jaar (mei 1915- sep 1918) als predikant heeft vertoefd. In Wilnis is een plantsoen naar hem vernoemd: het Dr.J.Severijn-plantsoen.
In 1929 nam hij het beroep in Dordrecht aan. In dit jaar werd hij 2e k amerlid voor de Anti Revolutionaire Partij (ARP), wat hij 2 jaar is geweest.
Op 19 oktober 1931 werd hij benoemd tot gewoon hoogleraar aan de universiteit van Utrecht tot zijn emeritaat in 1953 en volgde hij prof. Visscher op als hoogleraar in Utrecht om Wijsbegeerte en Encyclopedie van de godsdienst en wijsgerige Ethiek te gaan doceren. Zijn inaugurele rede ging over het onderwerp: " Over de methode der godsdienstwetenschap". De studenten die hij inleidde in de gedachtenwereld van Spinoza en Heidegger hebben het moeilijk gehad.
In het studiejaar 1951/52 was hij Rector Magnificus van deze universiteit. Hij bleef lid van het Centraal Comité van de ARP, redactielid A R Staatskunde, bestuurslid van de dr. A. Kuyperstichting en in 1963 erelid van de partij.
Op 70-jarige leeftijd kreeg hij eervol ontslag, maar was reeds benoemd door de Gereformeerde Bond als bijzonder hoogleraar in de gereformeerde dogmatiek. hij bekleedde ook nog vele andere functies, zoals lid van het hoofdbestuur van het doofstommeninstituut Effatha, voorzitter van de Gereformeerde Bond en Hoofdredacteur van De Waarheidsvriend.
Hij was benoemd tot ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw in 1953 en ereprofessor van de universiteit van Boedapest in 1939 en eredoctor van de universiteit van Debreczen in Hongarije in 1938.
Heel zijn leven ging het om het werkelijk gereformeerde karakter van de Hervormde Kerk.
Hij zag slechts één weg: De volledige aanvaarding van het goddelijk gezag van de Heilige Schrift en terugkeer tot de gereformeerde belijdenis. Meer vroeg hij niet en met minder was hij niet tevreden, aldus citaten van de redactie van de Nieuwe Haagse Courant van maandag 4 juli 19 66 t.g.v. het overlijden van professor SEVERIJN.
Hij was ook reserve Eerste Luitenant der Infanterie in Den Bosch, mobilisatie 1914-18 en met buitengewoon verlof in 1915, een periode waar hij trots op was en hij praatte met genoegen over deze tijd. Zo ook zijn studenten, die om de tijd van vragen stellen over de theologie tijdens examens zo veel mogelijk te bekorten soms met enig sukses vragen over die diensttijd uitlokten.
hoofdfuncties en beroepen
-
onderwijzer te Vreeland en Maartensdijk (Utr.)
-
predikant Nederlandse Hervormde Kerk te Wilnis (Utr.), van 23 mei 1915 tot 1 september 1918
-
predikant Nederlandse Hervormde Kerk te Leerdam, van 1 september 1918 tot 21 februari 1921
-
predikant Nederlandse Hervormde Kerk te Dordrecht, van 21 februari 1921 tot 17 september 1929
-
lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 17 september 1929 tot 20 oktober 1931
-
hoogleraar wijsgerige ethiek en godsdienstwetenschap, Rijksuniversiteit Utrecht, van 16 oktober 1931 tot 1 september 1951 (benoemd bij K.B. van 8 augustus 1931)
-
rector magnificus Rijksuniversiteit Utrecht, van september 1951 tot september 1952
-
bijzonder hoogleraar wijsgerige ethiek en godsdienstwetenschap, Rijksuniversiteit Utrecht, van 1 september 1951 tot 1 juni 1953 (vanwege de Gereformeerde Bond ter verbreiding en verdediging van de waarheid in de Hervormde (Gereformeerde) Kerk)
Tot slot mag niet onvermeld blijven zijn aanleg en belangstelling voor technische zaken. Enkele voorbeelden:
In verband met petroleumschaarste maakte hij In Wilnis een noodverlichting door op het dak van de pastorie een zelfgemaakte windmolen te zetten, die een dynamo kon aandrijven.
In Dordrecht begon hijzelf een ontvangst-toestel in elkaar te zetten , dat na veel volhardend experimenteren het heel goed deed.
Het hele mechanisme van zijn eerste auto had hij al spoedig bestudeerd , gedemonteerd en weer gemonteerd, zodat hij elk ongewoon geluid tijdens het rijden opmerkte. Thuis gekomen ging de motorkap open en zocht en vond hij de storing en elimineerde deze.
Vele dissertaties die onder de leiding van Prof. SEVERIJN zijn verschenen getuigen van zowel verscheidenheid van onderwerp als van de richting der promovendi en duiden op de veelzijdigheid van de professor.
Enige belangrijke werken van Prof. Dr. J. Severijn zijn:
"Inleiding in het Theologisch denken", uitgave firma Bohn, Haarlem.
"Encyclopaedie der Godgeleerdheid", uitgave firma Bohn, Haarlem.
"Het Profetisme", Dordrecht, mei 1926
"De methode der godsdienstwetenschap", uitgave J. van Druten, Utrecht , 1931.
Academische publicaties: "Principia, wijsgerige inleiding in de godsdienstwetenschap" en "Geschiedenis der Ethiek".
"Vragen van Tijd en Eeuwigheid", Maassluis, 1947
"Imago Deï", rede ter herdenking van Dies Natalis, 21 maart 1952 in de Domkerk te Utrecht.
Johannes (Jo) Severijn | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
1934 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cornelia Geertruida (Cor) Smit |
Les données affichées n'ont aucune source.