Blijkens het al genoemde testament van zijn ouders van 4.6.1649 woonde de ongehuwde Aert op de ouderlijke boerderij in Carnisse. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat hij geestelijk niet volwaardig was. Hiervoor pleit dat hij als veertiger door een voogd wordt bijgestaan, hetgeen o.a. blijkt uit een akte van 29.6.1657, waarin Claes Coennen, als voogd van Aert Jansz verklaart 500 Car. gld. schuldig te zijn aan Pluentien Heijnderix, dochter van Heijn Coorn. Binnendicx, wonende in Carnis van Barendrecht. Als zekerheid voor deze geldlening wordt 4 mr. in het Oude Land van Carnis opgegeven, welk perceel land aan de westzijde was belend aan Volckxen Bastiaenen.
Blijkens een hierna te noemen akte gedateerd 14.4.1659 is Aert Jansz dan ca 48 jaar oud en woonachtig te Puttershoek. Op 25.4.1662 wordt hij genoemd als belender van een stuk land in het Oude Land van Carniss.
Jan Aertsz Barendregt, geb. ca 1565, landbouwer in Carnisse, overl.
(ald.?) tussen 25.2.1651 en 4.11.1652, tr. vóór 16OO Maeijcken (Maertgen, Marijtgen) Pietersdr, overl. Carnisse tussen 2.9.1653 en 12.5.1654, dr van Pieter Dircx
en Hillichgen Geleijnen.
Willem Matijsz, coopman der stad Dordrecht, voor hem zelf en als last en procuratie hebbend van zijn broeder Pieter Matijsz en schipper Antonis Coornelisz Blonck zijn zwager, als man en voogd van Maritgen Matijsdr, transporteert op 14.9.1620 8 mr. in het Oude Land van Carnis aan Jan Aertsz ,,gelijck het selve van Pieter Dircx sijnen swegher vader gecoomen is”.
Aan de zuidzijde was dit land belend aan het huis met halve merge van voornoemde Jan Aertsz*‘.
Pieter Dircxz, wedr van Hillichgen Geleijnen (ouders Maijcken Pieters, ik), wonende in West-Barendrecht, testeert
25.6.1630 te Rotterdam. Aan zijn dochter Maertgen Pieters, wed. van Jan Jansz Perdoes
wonende op Maaslandsluijs, en aan zijn dochter Maertgen Pieters, huisvr. van Jan Aertsz
wonende in West-Barendrecht, vermaakt hij elk een helft van zijn nalatenschap. De twee
kinderen van Bastiaentgen Pieters waarvan de vader Arien Gerritsz Boomen is, zullen 400
gld. ontvangen, terwijl het kind van Ariaentgen Vrancken, zijn dochters dochter, 150 gld.
uitgekeerd zal krijgen. Tot voogden over de minderjarigen benoemt hij Arij Gerritsz Boomen
en Henrick Cornelisz te Barendrecht. Laatstgenoemde zal identiek zijn met Hendrick
Cornelisz Binnendijck, tweede man van Lijntge Jansdr, kleindochter van de testateur. De
voornoemde Hillichgen Geleijnen zal ook de moeder van de vrouw van Jan Aertsz zijn, daar
deze naam ook onder hun nageslacht voorkomt.
Adriaen Heijndricx Outraet, schout te Barendrecht, transporteert op 27.6.1633 - met akte
van procuratie van de weesvaders te Dordrecht - aan de heer Pieter van Beveren 2 mr. 300
r. land in het Nieuwe Bedijkte Land van Carnis. Van Beveren laat dit land overboeken op
naam van Jan Aertsz in Carnisse en laatstgenoemde verkoopt op dezelfde dag aan de te
Dordrecht wonende Van Beveren een losrente van 125 Car. gld. jaarlijks over een hoofdsom
van 2000 Car. gld., waarbij het voornoemde land als zekerheid wordt opgegeven. Reeds op
3.10.1633 wordt deze brief door Jan ingelost.
In het verpondingskohier over Barendrecht uit 1632 staat Jan Aertsz voor 3 gld. genoteerd
onder zijn zwager Franck Gheeritsz.
In 1649 blijken Jan en zijn kinderen de naam Barendregt te voeren: op 4 juni dat jaar testeren
te Dordrecht Jan Aertsoon Barendregt en zijn vrouw Maeijken Pietersdr, wonende te Barendrecht, op hun kinderen Aert en Lijntgen. Hun zoon Cornelis blijkt reeds overleden te zijn.
Zoon Aert is nog ongehuwd en woont bij zijn ouders op de boerderij. Zijn ouders verklaren
dat hij boven zijn erfdeel nog recht heeft op 2% mr. land en een uitzet, daar zijn broer en
zuster dit bij hun huwelijk ook hadden meegekregen. Daarbij zal Aert nog 1000 Car. ontvangen, daar de overige kinderen dit naast hun huwelijksgoed hadden ontvangen. Aert zal de
boerderij uit hun boedel toebedeeld moeten krijgen en indien hij voordien zonder
nakomelingschap zou komen te overlijden, zal zijn part in de boedel komen aan de
nakomelingen van zijn broer Cornelis en zijn zuster Lijntgen. Tot voogden en beheerders
van hun boedel benoemen de testateurs de heer Blasius van Haarlem en Leenert Willemsz
Verman. Zij bekrachtigen hun wilsbeschikking met hun merk. Interessant is de eerstgenoemde voogd, telg van een Dordtse regentenfamilie en ongetwijfeld identiek met de
gelijknamige schout van Puttershoek over de jaren 1646-1648. Was hij op één of andere wijze
verwant aan de testateurs of was hij alleen maar als goede bekende verkozen, omdat hij in
Puttershoek een oogje kon houden op de weeskinderen van hun zoon? Uit deze akte valt
op te maken dat de echtelieden behoorden tot de rijke boerenstand.
Een akte gedateerd 25.2.1651 noemt Jan Aertsz nog als inwoner van Barendrecht, maar
op 4.11.1652 compareert Maertghen Pieters, weduwe en boedelhoudster van Jan Aertsz, Aert
Jansz haar zoon en voogd in deze, en haar zwager (= schoonzoon) Heijndrick Cornelisz
Binnendicx, allen wonende in Carnis van Barendrecht, en verklaren aan de te Rotterdam
wonende Maeria van Soellen Cristiaen van Soellendochter 2000 Car. gld. schuldig te zijn
n.a.v. een geldlening. Als zekerheid stelt zij 8 mr. vrij eigen land in het Oude Land van Carnis.
Deze schuldbrief wordt pas 29.10.1705 door Gerrit A. van Vlieth ingelost.
Het laatste levensteken van de weduwe van Jan Aertsz dateert van 2.9.1653. Op deze datum
testeert zij te Rotterdam als Marrichie Pieters, wed. van Jan Aertsz wonende in West-Barendrecht, op haar dochter Lijntgen Jans, getrouwd met Hendrick Corn. Binnedijck, op
haar zoon Aert Jansz en op de kinderen van haar overleden zoon Corn. Jansz. Het erfdeel
van deze kinderen zal moeten worden gebruikt voor hun opvoeding en niet tot afbetaling
van de schulden van hun overleden vader. Tot voogden over deze kinderen benoemt zij haa
,,cousijn” Jan Cors Schep, notaris te Vlaardingen, en haar ,,buijrman en vrundt” Claes
Coenen’.
Aert Jansz voor hem zelf, Claes Coenen als zijn gekoren voogd in deze, Heijnderick Corn.
als man en voogd van Lijntien Jansdr voor hem zelf, en Jan Pieters Hertichvelt als gestelde
voogd van de nagelaten weeskinderen van zaliger Cornelis Jansz, wonende zo in Barendrecht
als in Puttershoek, gezamenlijk erfgenamen van Jan Aertsz en Marijtgen Pieters, beiden
overleden, transporteren 12.5.1654 aan de in Carnis van Barendrecht wonende Bastiaen Adriaens Plonnen 8 mr. 300 r. bouwland met boerderij in het Oude Land van Carnis. Dit goed
was belast met een schuldbrief van 2000 Car. gld. ten behoeve van het weeskind van Cristiaen
van Sollen te Rotterdam en met een brief ter grootte van 120 gld. ten behoeve van het
lakenkopersgilde te Dordrecht .
Op 8.10.1654 wordt er weer een transportakte voor het
voornoemde goed opgemaakt. Ditmaal treed Bastiaen Lauwen op als voogd van de
weeskindere’. Dezelfde dag wordt ten behoeve van de erfgenamen van Jan Aertsz en Maritge Pieters een schuldbrief groot 2800 Car. gld. opgemaakt,welk bedrag de koper Bastiaen
Adriaensz per reste van 6970 Car. gld. nog aan hen schuldig is.
Jan Aertsz wordt diverse malen vermeld als belender van landerijen in West-Barendrecht en
Carnisse. Het is opmerkelijk dat Jan Aertsz nimmer openbare funkties heeft bekleed, in
tegenstelling tot zijn - vermoedelijk jongere - broer Lauris.
In 1649 blijken Jan en zijn kinderen de naam Barendregt te voeren: op 4 juni dat jaar testeren te Dordrecht Jan Aertsoon Barendregt en zijn vrouw Maeijken Pietersdr, wonende te Barendrecht, op hun kinderen Aert en Lijntgen. Hun zoon Cornelis blijkt reeds overleden te zijn. Zoon Aert is nog ongehuwd en woont bij zijn ouders op de boerderij. Zijn ouders verklaren dat hij boven zijn erfdeel nog recht heeft op 2% mr. land en een uitzet, daar zijn broer en zuster dit bij hun huwelijk ook hadden meegekregen. Daarbij zal Aert nog 1000 Car. ontvangen, daar de overige kinderen dit naast hun huwelijksgoed hadden ontvangen. Aert zal de boerderij uit hun boedel toebedeeld moeten krijgen en indien hij voordien zonder nakomelingschap zou komen te overlijden, zal zijn part in de boedel komen aan de nakomelingen van zijn broer Cornelis en zijn zuster Lijntgen. Tot voogden en beheerders van hun boedel benoemen de testateurs de heer Blasius van Haarlem en Leenert Willemsz Verman.
Zij bekrachtigen hun wilsbeschikking met hun merk.
Interessant is de eerstgenoemde voogd, telg van een Dordtse regentenfamilie en ongetwijfeld identiek met de gelijknamige schout van Puttershoek over de jaren 1646-1648. Was hij op één of andere wijze verwant aan de testateurs of was hij alleen maar als goede bekende verkozen, omdat hij in Puttershoek een oogje kon houden op de weeskinderen van hun zoon? Uit deze akte valt
op te maken dat de echtelieden behoorden tot de rijke boerenstand
Een akte gedateerd 25.2.1651 noemt Jan Aertsz nog als inwoner van Barendrecht, maar op 4.11.1652 compareert Maertghen Pieters, weduwe en boedelhoudster van Jan Aertsz, Aert Jansz haar zoon en voogd in deze, en haar zwager (= schoonzoon) Heijndrick Cornelisz Binnendicx, allen wonende in Carnis van Barendrecht, en verklaren aan de te Rotterdam wonende Maeria van Soellen Cristiaen van Soellendochter 2000 Car. gld. schuldig te zijn n.a.v. een geldlening. Als zekerheid stelt zij 8 mr. vrij eigen land in het Oude Land van Carnis.
Deze schuldbrief wordt pas 29.10.1705 door Gerrit A. van Vlieth ingelost.
Het laatste levensteken van de weduwe van Jan Aertsz dateert van 2.9.1653. Op deze datum testeert zij te Rotterdam als Marrichie Pieters, wed. van Jan Aertsz wonende in WestBarendrecht, op haar dochter Lijntgen Jans, getrouwd met Hendrick Corn. Binnedijck, op haar zoon Aert Jansz en op de kinderen van haar overleden zoon Corn. Jansz. Het erfdeel van deze kinderen zal moeten worden gebruikt voor hun opvoeding en niet tot afbetaling van de schulden van hun overleden vader. Tot voogden over deze kinderen benoemt zij haar ,,cousijn” Jan Cors Schep, notaris te Vlaardingen, en haar ,,buijrman en vrundt” Claes Coenen.
overl.(ald.? =Carnisse) tussen 25.2.1651 en 4.11.1652
Il est marié avec Maijcken Pieters (Maertgen).
Ils se sont mariés
Enfant(s):
Jan Aertsz Barendregt (Barendrecht) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maijcken Pieters (Maertgen) |