Attention: Conjoint (Adelheid Emma Wilhelmina Theresia van WALDECK PYRMONT) est 41 ans plus jeune.
(1) Il a/avait une relation avec Charlotte de MUYNCK.
La relation a commencé
Enfant(s):
(2) Il a/avait une relation avec Amelia Veronica van APPEL.
La relation a commencé
Enfant(s):
(3) Il est marié avec Willemina BAAUW.
Ils se sont mariés
Enfant(s):
(4) Il a/avait une relation avec Lena van STAALDUINEN.
La relation a commencé
Enfant(s):
(5) Il a/avait une relation avec Hendrika Maria BOHNENKAMP.
La relation a commencé
Enfant(s):
(6) Il avait une relation avec Gerritje ter HOPE.
La relation a commencé
Enfant(s):
(7) Il est marié avec Paulina Susanna Cornelia HOYNK van PAPENDRECHT.
Ils se sont mariés
Enfant(s):
(8) Il est marié avec Sophia Frederika Mathilde van WÜRTTEMBERG.
Ils se sont mariés le 18 juin 1839 à Stuttgart, Duitsland, il avait 22 ans.Source 1
Enfant(s):
Les époux ont divorcé le 25 février 1855.
(9) Il est marié avec Adelheid Emma Wilhelmina Theresia van WALDECK PYRMONT.
Ils se sont mariés le 7 janvier 1879 à Arolsen, Duitsland, il avait 61 ans.
Willem Alexander Paul Frederik Lodewijk (Brussel, 19 februari 1817 â?? Apeldoorn, 23 november 1890), Prins van Oranje-Nassau, was koning der Nederlanden en groothertog van Luxemburg van 1849 tot zijn dood in 1890. Hij was ook hertog van Limburg van 1849 tot de opheffing van het hertogdom in 1866.
Willem was de zoon van koning Willem II en Anna Paulowna van Rusland. Na de troonsafstand van Willem I in 1840, werd hij de Prins van Oranje. Na de dood van zijn vader in 1849, volgde hij hem op als koning der Nederlanden.
Willem was in 1839 met zijn nicht Sophia van Württemberg getrouwd. Zij kregen drie zonen: Willem, Maurits en Alexander. Deze kinderen stierven allemaal eerder dan Willem III. In 1879 trouwde hij met Emma van Waldeck-Pyrmont. Zij kregen één dochter, Wilhelmina, die hem opvolgde.
Na het overlijden van Sophie in 1877 had Willem de gelegenheid om weer een huwelijk te sluiten. Aanvankelijk koos hij voor een morganatisch huwelijk met zijn geliefde van dat moment, Emilie Ambre, een Parijse operazangeres, die hij al had geïnstalleerd op Huize Welgelegen te Rijswijk, en die hij had voorzien van de titel "Comtesse D'Ambroise". Het voornemen leidde tot heftige conflicten met de regering, maar Willem zwichtte pas toen een delegatie van de Nederlandse aristocratie onder leiding van Pieter Jacob Elout van Soeterwoude hem een smeekschrift kwam overhandigen.[3]
Uiteindelijk wisten ministers hem te bewegen een vorstelijke echtgenote te zoeken. De eerste kandidaten voor een huwelijk met de bejaarde monarch waren zijn nicht Elisabeth van Saksen-Weimar en de Deense prinses Thyra, maar beiden bedankten voor de eer.[4] Daarna reisde Willem op advies van zijn zuster naar Arolsen, waar de vorst George Victor van Waldeck-Pyrmont meerdere huwbare dochters had. De moeder, prinses Helena van Nassau-Weilburg, stelde haar dochter prinses Pauline voor. Het klikte echter meer met haar drie jaar jongere zuster Emma, die op dat moment 20 jaar was, waarna zij besloten te trouwen.[bron?] De 61-jarige Willem trouwde op 7 januari 1879 te Arolsen. De festiviteiten ter gelegenheid van het huwelijk werden in Nederland al snel afgebroken wegens het overlijden van 's konings broer prins Hendrik op 13 januari. Deze had bij het huwelijk als getuige op moeten treden, maar moest wegens een aanval van mazelen verstek laten gaan.
Willem III had grote moeite met de beperking van de koninklijke macht, zoals deze onder het bewind van zijn vader in 1848 met de grondwetswijziging van Thorbecke tot stand was gekomen. Een koning behoorde naar zijn mening 'vast als een rots' zelf te regeren. Uit protest tegen de grondwetswijziging vertrok de troonopvolger naar Engeland, waar hij verbleef toen zijn vader in 1849 plotseling overleed. De eerste twintig jaar van zijn regering kenmerken zich door weerstand tegen de constitutionele monarchie, waarbij de koning zich overigens telkens conformeerde.
Een voorbeeld van de eigenzinnige constitutionele rol die de koning aanvankelijk speelde is de commotie rond de Aprilbeweging in 1853. Het zittende kabinet onder leiding van Thorbecke had een neutraal antwoord voorgesteld. De scheiding van kerk en staat betekende immers dat de regering geen zeggenschap zou hebben over de wens van de katholieken om zich in bisdommen te organiseren. Toen Willem III in Amsterdam een anti-rooms-katholieke petitie kreeg aangeboden hield hij een gloedvolle rede, die de hoogopgelopen gemoederen overigens ook onmiddellijk deed bedaren. Omdat de koning niet bereid was terug te komen op zijn weigering om het regeringsstandpunt uit te dragen, trad de ministerraad af.
Luxemburgse kwestie[bewerken]
In 1866 viel de Duitse Bond uiteen en kwam de Noord-Duitse Bond tot stand, waarvan het groothertogdom Luxemburg en het hertogdom Limburg geen deel meer zouden uitmaken. Willem was bereid Luxemburg aan keizer Napoleon III van Frankrijk te verkopen, met stilzwijgende instemming van de Pruisische premier Bismarck. Toen deze transactie echter in de openbaarheid kwam, verklaarde Bismarck dat verkoop als reden tot oorlog beschouwd zou worden. Op het Congres van Londen van 1867 ter regeling van de Luxemburgse kwestie werd overeengekomen dat Luxemburg patrimoniaal eigendom van het huis (Oranje-)Nassau zou blijven, echter wel als politiek neutraal gebied. De Pruisische troepen werden dan ook teruggetrokken uit de vesting en de burcht van Luxemburg werd afgebroken. In 1868 kreeg Luxemburg een nieuwe grondwet.
Onhebbelijkheid
Willem III in zijn laatste jaren
Willem III was in zijn latere jaren niet geliefd, en werd in een anti-monarchistische brochure door S.E.W. Roorda van Eysinga Koning Gorilla genoemd vanwege zijn bij gelegenheid boerse uitvallen. Het volk respecteerde hem wel[bron?], hoewel hij zich vaak niet koninklijk gedroeg. Willem was zijn leven lang driftig, egoïstisch en boosaardig geweest, maar door zijn grillige karakter kon hij soms ook onverwacht vriendelijk en royaal uit de hoek komen.
Voorbeelden van 's konings onhebbelijke natuur zijn door de leden van zijn hofhouding goed gedocumenteerd. Zo liet hij lakeien een lucifer afsteken om de koninklijke sigaar aan te steken. Wanneer de lucifer brandde talmde de koning zo lang dat de lakei, om brandblaren te voorkomen, de lucifer moest doven. Dat gaf de koning dan de gelegenheid om de lakei met twee weken inhouding van salaris te straffen. De hofcommissie maakte geregeld bezwaar tegen de onredelijke en kleingeestige straffen die de vorst te pas en te onpas uitdeelde. Lord Clarendon, de Britse minister van Buitenlandse Zaken, legde vast dat de koning op een receptie niets anders deed dan "op iedereen die hij sprak vitten en mopperen", maar hij vervolgt met de vaststelling "dat niemand zich daar iets van aantrok".
De consequenties van de koninklijke woedeaanvallen waren ernstiger, al werd het koninklijke bevel om de burgemeester van de residentie te arresteren en daarna te fusilleren door al zijn ondergeschikten genegeerd. Een jonge officier die een rijtuig waarin de koning incognito reed niet groette, werd voor straf kromgesloten en minister van Oorlog Weitzel merkte in zijn dagboek op dat "de prikkelbaarheid van Zijn hoog oplopend karakter en Zijne autocratische neigingen met de jaren schijnen toe te nemen" en dat "in het openbaar en vooral ten aanzien van hoger en lager geplaatste officieren ergerlijke tonelen plaatsvinden die door de pers steeds met de mantel der liefde worden bedekt". Toch waren deze "zozeer bekend dat zij in het leger velen verbitterden en van de koning vervreemdden".
Laatste levensjaren
De laatste gang van de koning van Noordeinde naar Delft
De gezondheid van de koning ging in oktober 1888 sterk achteruit. In mei van dat jaar liet het koninklijk gezin de drukte van Den Haag achter zich en trok zich terug in Het Loo. Daar verslechterde Willems toestand dermate dat hij niet meer in staat was om te regeren. De koning leed aan een ernstige nierziekte en raakte zozeer in de war dat hij staatsstukken ging ondertekenen met zelfverzonnen pauselijke namen. Ook hield hij vanaf zijn ziekbed hele toespraken en moest er altijd iemand van de hofhouding in de buurt blijven, omdat hij bang was dat men hem in zijn slaap zou vermoorden. Zijn vrouw Emma werd daarom tenslotte op 14 november 1890 met algemene stemmen door de in verenigde zitting bijeengekomen Staten-Generaal benoemd tot regentes en op 20 november in Den Haag beëdigd. Dit regentschap duurde slechts negen dagen, want op 23 november 1890 overleed de vorst, 73 jaar oud. Het koningschap ging toen over op de tienjarige prinses Wilhelmina, waarbij Emma opnieuw tot regentes werd benoemd. Het Groothertogdom Luxemburg ging conform de Nassause "Erbverein" naar de andere linie van het Huis Nassau omdat volgens huisrecht alleen mannelijke afstammelingen erfgerechtigd waren voor Nassaugoederen (zie ook bij Salische Wet).
De bijzetting van de overleden koning op 4 december 1890 in Delft was erg ongeorganiseerd; zo stortte een tribune in en waren er te weinig koetsen en parkeerplaatsen, waardoor velen te laat waren in de Nieuwe Kerk. Daarnaast was het steenkoud. Zonder enige waardigheid zou de kist al schommelend in de Koninklijke Grafkelder getakeld zijn, waarna Willem III der Nederlanden zijn laatste rustplaats had bereikt. De rouwdienst werd geleid door hofprediker Cornelis Eliza van Koetsveld. Het Bätz-orgel werd bespeeld door de 81-jarige organist Kersbergen. De bloemen op de baar waren van de jonge Wilhelmina, met de tekst: Voor vader, van zijn lieve kind.
Trivia
Het leeftijdsverschil tussen Willem en Emma is niet het enige merkwaardige leeftijdsverschil binnen zijn directe familie. De stiefmoeder van Emma, Louise van Sleeswijk-Holstein-Sonderburg-Glücksburg (in feite de schoonmoeder van Willem dus), was slechts acht maanden ouder dan Emma, haar stiefdochter.
Willem III der Nederlanden was Ere-Kolonel van het Regiment Grenadiers van Kiëv "Willem III der Nederlanden".
"Ik zet geen voet in dat klooster", zei koning Willem III in 1885 over het Rijksmuseum Amsterdam, uit woede over het rooms-katholieke karakter van het ontwerp van het gebouw. Hij weigerde de eerste steen te leggen, evenals het verrichten van de officiële opening.
Willem III Alexander Paul Fredrik Lodewijk van ORANJE NASSAU | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(1) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Charlotte de MUYNCK | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(2) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Amelia Veronica van APPEL | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(3) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Willemina BAAUW | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(4) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lena van STAALDUINEN | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(5) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hendrika Maria BOHNENKAMP | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(6) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(7) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(8) 1839 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(9) 1879 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||