Albert is gedoopt in de Nederduits Gereformeerde kerk.
Albert en Berendje staan als lidmaat genoteerd op een lijst opgemaakt in 1749/1750 t.b.v. een visitatie.
(1) Il est marié avec Fenneken Hendriks van de Braak.
L'autorisation pour le mariage a été obtenu le 29 mai 1712 à Almelo, Overijssel, Nederland.Source 3
Ils se sont mariésIn het trouwboek van de Nederduits Gereformeerde kerk Almelo (RAO 124-4) staat op blz. 1: Albert Derxen Brinkkate j.m. uijt Deldener Es met Fenneken Hendrixen van de Braek in de Heerl. Almelo. Geproclameerd 29 mei 1712. Att. naar Delden.Ils se sont mariés à l'église le 26 juin 1712 à Delden, Overijssel, Nederland, il avait 23 ans.Source 3
In het trouwboek van Delden staan Albert en Fenneken eveneens ingeschreven met proclamatie op 29 mei en tevens copulatie 26 juni 1712. Geen verwijzing naar Almelo. De proclamatie vond kennelijk in beide plaatsen gelijktijdig plaats.
Enfant(s):
(2) Il est marié avec Berentje van de Hofstee.
L'autorisation pour le mariage a été obtenu le 29 juillet 1731 à Delden, Overijssel, Nederland.Source 4
Ils se sont mariésden 29 JuliiIls se sont mariés à l'église le 26 août 1731 à Delden, Overijssel, Nederland, il avait 42 ans.Source 4
copuleert den 26 August
solv
Albert ten Brinkotte weduwnaar van Fenne ter Braak en Berentjen van de Hofstee, weduwe van
Wolter Goorhuis
Enfant(s):
Notitie bij Albert Berendsen: Bij de doop werd de achtenaam van de vader geschreven als ten Brinkate, bij ondertrouw werd de achternaam van ´t Brinkate, in de volkstelling van 1748 was het Brinkaete.
Op 29 juli 1748 werden de volgende personen geteld: Albert en Berend Brinkaete, kinderen ouder dan 10 jaar: Gerrit( 22) en Jan Henric (11) en in de kolom "vrije personen of Costgangers": meisje (10). Hoewel niet geteld als kind beneden of boven 10 jaar kan dit wel dochter Janna zijn geweest. Of Janna was gestorven en is dit een ander kind.
In een lijst van lidmaten uit 1750 worden genoemd Aelbert ten Brinkate en Berendje en Gerrit ten Brinkate
Op 15 april 1714 lenen Albert en zijn vrouw Fenneken 50,-- van Everwijn Willemsen en diens vrouw.
Oorspronkelijke tekst:
Erschenen in desen ed. hoffgerichte Albert ten Brinckate, Fenne sijn huijsvrouwe, bekennen en belijden dat sij voor haer en haren erfgenamen hebben opgenomen en ontfangen hebben uijt hande van Everwijn Willemsen en desselfs huijsvrouwe een somma van vijftig caroli gulden, segge 50 gulden, den gulden ad 20 stuijver t stucke, waervoor ick Albert ten Brinckate of mijne erfgenamen stellen ten onderpande een secker stucke land. Genaemt den halven Hollacker, gelegen naest den Meijerskamp, om sijg daeran bij onvermoedelickheit kost- en schadelos te verhalen en daer uijt of voor de rente te trecken die derde gast; en sal die erste rente verschenen sijn op Jacobij 1714 en soo vervolglick tot de aflosse toe; en soo het den enen of den anderen niet langer en beieft, die sal het vrijstaen een half jaer voor den verschijndag malkanderen die opsage te doen.
Ende dien anderen halfschiet van dit voorschreven stucke, bekenne ick, Albert ten Brinckate en mijne huijsvrouw, dat wij oock hebben ontfangen van den voorschr. Everwijn Willemsen noch een somma van vijfenvijftig gulden, den gulden ad twintig stuijver het stucke, waervoor hij, renteheffer, denselven sal bouwen jaerlicx voor die rente totdat hem sijn penningen sijn voldaen en betalt; en sal die opsage geschieden als boven.
En doe dit is gepasseerd sijn hier bij gewest als cornooten die E Berent ter Bae en Hindrick Berghuijs. Dit gedaen op den Hof te Delden, den 15 april 1714 (w.g.) Jan Meijer, hoffmeijer.
[ Hofboek Delden 1667-1724, los blad]
Op 14 januari 1720 lenen zij 113,-- van Gerrit Wijvekate en op 10 mei 1722 nog eens 56,--
Erschenen in desen hoffgerichte Albert ten Brinckate, Fenne sijn huijsvrouwe be[kennen] en beliede dat hij voor haer en haren erfgenamen hebben opgenomen en ontfangen hebben uit handen van Gerrit ten Wiverkate en desselfs huijsvrouwe een somme van van hondert en 13 caroli gulden sege hondert en 13 gulden den gulden ad 20 stuever [t] stuck voor sich Albert ten Brinckate of mijen erfgenamen. Stellt ten onderpande een secker stucke land genaemt den Hollacker gelegen naest den Meijerskaemp om sich daer an bij onvermoegelick kost en schadeloes te verhalen. Daer uijt of voor denselven sal bouwen ijaerlichs voor die rente totdat hem sien pennegen sin voldaen en betaelt en sal die opsage geschieden al boven en dat daer inne waar die daaer mer gelt op doen voor en dat sal niet geschieden als die erfgenamen dat gelt selver wederom geven kom van lan geschieden en dae dit is gepassert. Sien hier bij geweest als cornooten die E Berent ter Bae en Hindrick Ijolinck. Dit gedan op den Hof to Delden den 14 ijanwari 1720
[w.g.] Gerrit Meijer, hofmeijer
1722 den 10 meij noch den anderen derde paet op denselven voet auf dat andere voet [ ] et is ock voor 56 gulden.
( Hofboek Delden 1667-1724, los blad;
in marge onderstaande kwitantie van Willem Wiverkate dd. 6 december 1786).
Hofgerigte gehouden den 6 december 1786.
Hofmeijer Jan Meijer. Hofgenoten: Arent Baa, Albert Meijer.
Compareert Willem Wiverkate voor hem en zijn erfgenamen en verklaarde van bovenstaande capitaal voldaen te wesen, mogende lijden dat hetzelve gerojeert worde, zoo als hetzelve gerojeert word bij deeze.
[w.g.] Jan Meijer.
( Hofboek Delden 1716-1794, fol. 27-28.)
Op 16 februari 1724 leent Albert 60,-- van dezelfde Wijvekate:
Extra-ordinaris hofgerichte gehouden den 23 februari 1734
Hofgenoten: W.O.Bock en Berent ten Bae junior
Is gecompareert Albert ten Brinckaete en heeft overgelegt een handschrift en versogte hetselve alhier te prothocolleren, luidende als volgt:
Bekenne ik, ondergeschr. Albert ten Brinckaete, opgenomen en ontfangen te hebben van Gerrit ten Wievercaete de somma van sestig gulden, segge 60 gulden, welke somma sal worden geëmplojeert tot betalinge van de verpondinge en contributie an de vrouw weduwe van wijlen de heer richter Van der Wijck, voor welke somma an hem, Gerrit wievercaete, een hoekjen hoijgrond in Aselo gelegen, so lange in pandschap word gedaen, tot an de tijdt toe de gemelte 60 gulden door mij wederom an hem is voldaen, het welke mij sal vrijstaen om bij tijn of vijf gulden weder te mogen geven, sullende tot meerder vestenisse dit handschrift in t hofboek worden geregistreert en sal de betalinge der verpondinge en contributie door quitantie worden angetoont.
Actum Delden, den 16 februari 1700 veer en twintig.
Dit is het [ ] handmerk van Albert ten Brinkate zelfs getrokken en bekend als boven. Onderstond: H.J.Bos qq quod attestor.
Albert Brinkate | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(1) 1712 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fenneken Hendriks van de Braak | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(2) 1731 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Berentje van de Hofstee |