Johan Lemming en Otto Margritha van Groenen staan daarin aangemerkt als âbroeder en zusterskinderenâ. De familieband was echter iets anders. Johan blijkt haar oom te zijn geweest en zijn verloofde, zân nicht (dochter van vaders halfzus). Niettemin kregen zij op 14 dec.1702 toestemming om te trouwen. Johan was toen 32 jaar oud en Otto Margrieta telde 24 jaren.Â
âOp Kerstavond 1702 in Huwelijksche Ondertrouw opgenomen te Schenkenschanz bij Kleve, den Heer Johannes Lemming hare Koninklijke Majestaet tot Preusense Weil verodineerte Toll Ontfanger en Otta Margarietha Johanna van Groen, nagelaten JongeTochter van K. van Groen saliger, Jagermeister van S. Grafelijke Excellentie Graff van den Berghâ. Het RK kerkelijk huwelijk vond plaats op woensdag 17 januari 1703 in Zeddam (in een schuilkerkje), waarbij genoteerd werd dat Otto Margrieta een attestatie overgebracht had uit Doetinchem, alwaar zij toen woonde.Â
Het Oud Rechterlijk Archief (ORA) Landdrostambt Zutphen vertelt ons dat: Otto Margrieta op haar tweeëntwintigsste (02-08-1700) "zeggenschap had gekregen over een Huis, hof en boomgaard genaamd â;den Visserâ en de âKleijne en Groote Mereboghtenâ in de buurtschap Dichteren, gelegen in het Richterambt Doetinchem" (vandaag de dag een wijk van Doetinchem).
In het jaar 1699 was "Juffr. Otto Margreta J. van Groenen verwikkelt in een Civiel procesdossier versus Elisabeth van Groenen" (vermoedelijk haar tante), omtrent een erfenis, aldus het Oud Rechterlijk Archief Landdrostambt Bergh.Â
Anno 1701 was "Joffer Otto Margreta Johanna van Groenen opnieuw verwikkelt in een Civiel procesdossier te âs Heerenberg, versus Elizabeth van Groenen en Francis Arnold van Schlaun".Âhttp://www.allemaalfamilie.nl/images/39_1337881_2a04e.jpg" alt="" align="left" border="0" />
Zoals we in de Ondertrouwakte lezen was Johan Tol-ontvanger in dienst van de Pruisische Kroon. Ten tijde van zijn geboorte omstreeks 1670 was zijn vader Schepen van 't Duitse Duijsburg en opa van moeders kant: Johan Raab, Burgemeister aldaar. Hij was een zoon van Stephan (Stefen) Lemminck en Christina Maria Raab.Â
Tussen 1703 en 1711 schonk Otto Margrieta het leven aan ZEVEN kinderen Lemminck, allen Nederduits Gereformeerd gedoopt te Schenkenschans (Johann Christian, Johanna Gertrudis, Steffania, Anna Catharina, Christina Maria, Johannes Pancratius en Otta Mechtelt, de é;én na jongste).Â
In een Civiel Procesdossier uit 1706 wordt Johan Lemminck genoemd als 'Pruisisch Tollenaar te Lobith' (zijn vader Stefen, was sinds 1690 de Tol- en licentbeziender aldaar). Hij betaalde hiervoor licentiegeld aan Kleef (sinds 1701 Pruisisch ofwel Duits bezit, vandaar de toevoeging âPruisischâ Tollenaar).Â
Na deze annexatie bleef het Nederlands overigens de officiële taal van bestuur, onderwijs en kerk. Pas in 1739 moest de correspondentie met Berlijn in het Hoogduits gevoerd worden.
De Tollenaar pachtte de Tol per jaar, voor een vast bedrag, tegen een variabel - maar vaak, zéér lucratief - inkomen. Twee jaar later treffen we Johan als Tollenaar van de St. Marie-Tol te Schenkenschans, waarvoor hij licentiegeld diende te betalen aan het Domkapittel van St. Marie te Utrecht. Op deze plek en in deze functie werd Johan, hetzelfde jaar in een Crimineel Procesdossier krankzinnig verklaard (mogelijk ‘aan de flesâ). Desondanks zien we hem in 1710 toch weer vermeld als Tollenaar te Schenkenschans.
Het Duitse kerkdorp Schenkenschanz, gelegen aan de zuidzijde van de Rijn, behoort vandaag de dag tot Kleef, maar was toentertijd een vesting- en Tolplaats en was tijdens de Tachtigjarige Oorlog in bezit van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden gekomen. De vesting, in het strategisch belangrijke gebied rond de splitsing van Rijn en Waal, was de âtoegangspoortâ tot de Republiek en tevens ât beroemdste en zuidelijkste fort van het Staatse leger.Â
Tot 1711 was de fortificatie Schenkenschans nog per voet vanuit Lobith, via de Boterdijk bereikbaar. Door verandering in de loop van de Rijn werd de vesting feitelijk een eiland. In 1740 lieten de Staten van Holland de rivierlopen ter plekke nog eens nauwkeurig in kaart brengen. Nadat zij uiteindelijk in het eerste deel van de 18e eeuw door nieuwe veranderingen in de loop van Rijn helemaal haar strategische betekenis verloor, ontwikkelde de voormalige vesting zich tot een stil maar vriendelijk dorp, hoewel de St.Marie scheepvaart-Tol nog in gebruik bleef. In 1816, na het Congres van Wenen, werd Schenkenschans aan Pruisen gegeven en de vestingwerken afgebroken.
De familie LEMMINCK bezat - ruim een halve eeuw lang - minstens drie licenties tot de Tol- en stapelplaatsen langs de Rijn op het traject tussen Keulen en Rotterdam als âTolbezitterâ. Zoals bij Emmerik een Kleefsâ tol, genaamd de âHussische Tollâ; bij Lobith; bij Schenkenschans en bij Arnhem één van de twee tollen: de âGrote Gelderse tolâ of âde IJsseloordse tolâ. De laatste werden via de Rekenkamer van Gelre verpacht.Â
 De familieleden waren - minstens net zo lang - vele malen verwikkeld in Civiele en Landdagprocessen - overigens ook met elkaar - waarbij het altijd om geldzaken ging.
Il est marié avec Otta Margritha van Groen(en).
Ils se sont mariés le 17 janvier 1703 à Zeddam, Gelderland, Nederland.Source 1
Ondertrouw 24-12-1702 Schenkenkranz bij Kleve
Enfant(s):
Johannes Lemminck | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1703 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Otta Margritha van Groen(en) |
Pag. 42
1ste Vermelding onder 1703 rechter paginaÂ