4-12-1532 Overdracht en verhuur (RA Oirschot Inv 131b akte 341 t/m 343 folio 106v t/m 107v):
DIRCK en BARTHOLOMEUS broers en kinderen van wijlen BARTHOLOMEUS SUETRICKS, verder HENRICK PAUWELS HENRICKS en JAN WOUTERS VAN DE MEREVEN voor henzelf handelend en ook voor JENNEKEN dochter WILLEM ZUETRICKS zijnde hun tante, verder AERT ROEFS als voogd over genoemde JENNEKEN, hebben verklaard dat in het verleden WILLEM PAUWELS HENRICKS voor deze JENNEKEN zijn tante zijnde, een som geld heeft betaald vanwege achterstallige schulden en ook vanwege de kosten die dat met zich mee bracht en dat beloopt in totaal 42 Karolusguldens. Daarom hebben de eerstgenoemde groep personen als zekerheid en betaling daarvoor aan deze WILLEM PAUWELS een akker overgedragen genoemd de Hagenakker, en WILLEM kan die akker als pachter gebruiken voor een bepaald tijd. De akker is 4 lopenzaad groot en niet meer dan als zodanig, waar de "Sceijschen" (?) gaat en niet verder, gelegen in Oirschot herdgang de Notel, belend door: BEELKEN WILLEMS waarvan is afgedeeld, genoemde JENNEKEN, de gemeenschappelijke kerkpad daar, DIRCK AERT AELBRECHTS. Maar WILLEM moet uit de 2 lopenzaad land jaarlijk 1 mud rogge aan genoemde JENNEKEN leveren en de andere 2 lopenzaad mag WILLEM gebruiken voor het ontbreken van de 42 gulden. WILLEM kan de akker aanvaarden per a.s. oogsttijd stoppelbloot en zo moet hij die na afloop van de periode ook weer achterlaten. De erfgenamen van genoemde JENNEKEN kunnen na haar dood, maar niet eerder de akker altijd vrijkopen en aflossen op Maria Lichtmisdag tegen betaling van de 42 gulden en na de betaling ervan mogen ze de akker in de oogsttijd erna aanvaarden stoppelbloot. Maar WILLEM zal de akker altijd zolang mogen blijven gebruiken totdat de 42 gulden is afbetaald, getuigen GERART en LEEMAN
Akte 342:
Vervolgens hebben de kinderen van BARTHOLOMEUS SUETRICKS uit de vorige akte aan WILLEM PAUWELS HENRICKS die de helft van de schuur verhuurd met de schaapskooi, verder de helft van een bakhuis en de helft van een eeuwsel genoemd het Switteneeuwsel, nog 3 lopenzaad land tegenover die schuur, alles eigendom van de hiervoor genoemde JENNEKEN, gelegen in Oirschot herdgang de Notel. De huur loopt voor onbepaalde tijd, zolang JENNEKEN zal leven en niet langer. Het bakhuis en eeuwsel is direkt te aanvaarden, maar de feitelijke huur begint met Pinksteren en moet ook zo weer worden achtergelaten, en het land per a.s. oogsttijd stoppelbloot. Voor de huur van het huis en het eeuwsel betaald WILLEM 3 gulden per jaar JENNEKEN en voor het land zal hij 6 lopen rogge betalen per gemeten lopenzaad, aan JENNEKEN te leveren waar ze dat wenst. JENNEKEN is wel verplicht het bakhuis droog te houden op haar kosten en WILLEM dient het huis te onderhouden wat betreft de wanden etc. als hij daar wil wonen. Beide partijen beloven de overeenkomst na te zullen komen, datum en getuigen als boven
Akte 343:
Vervolgens hebben de kinderen van BARTHOLOMEUS SUTERICKS etc. uit de vorige akte machtiging gegeven aan WILLEM PAUWEL HENRICKS om namens JENNEKEN een bepaalde pacht van 3 mud rogge per jaar voor JENNEKEN te innen die ze steeds heft op het bezit van BARTHOLOMEUS VAN BEERWINKEL en men zal hem de schepenbrief daarvan geven. Maar of WILLEM die rogge al dan niet zal ontvangen, hij moet die rogge in ieder geval wel aan JENNEKEN betalen zodat JENNEKEN daar nooit nadeel van zal hebben. Voor zijn loon krijgt WILLEM daarvoor 3 lopen rogge, datum en getuigen als boven