Il est marié avec Jannetje Berendse.
Ils se sont mariés le 10 juin 1882 à Scherpenzeel, il avait 22 ans.
Enfant(s):
Extra informatie "Molen Royaards" aan de Molenweg te Scherpenzeel.
Gebouwd: 1417-1429, 1482 verbrand, 1483 herbouwd, 1945 verwoest.
Type: standerdmolen, windmolen, korenmolen, romp: gesloten voet; kruiwerk: zetelkruier.
De molen is altijd het eigendom geweest van de Heren van Scherpenzeel. In 1417 verpandde Hertog Reinald IV van Gelderland het rechterambt van Scherpenzeel aan Otto van Scherpenzeel. Vanaf dat moment bezat Otto het Heerlijk Recht. Hieronder viel ook het 'maalrecht. Het is niet bekend of de molen er toen al was of dat hij nog gebouwd moest worden. In 1429 was de molen er zeker wel, want toen dwong Otto van Scherpenzeel in het kader van zijn Heerlijke Rechten zijn pachtboeren hun koren op de molen van de Heerlijkheid te laten malen. Dit noemt men molendwang en de molens waarop zojets van toepassing was heetten dan ook dwangmolens.
De molen, die er tot in de 20e eeuw gestaan heeft, is niet de molen van voor 1429, omdat de eerste molen in 1482 is afgebrand. Het is niet bekend waardoor dit gebeurd is, maar misschien is het wel veroorzaakt door een van de vele grensconflicten die zich in die tijd voorgedaan hebben. In het jaar 1482 waren de Hoekse en Kabeljauwse twisten weer hoog opgelaaid, het is ook in dat jaar dat Jan van Schaffelaar van de Barneveldse toren sprong. Barneveld ligt vlak bij Scherpenzeel en het is bekend dat er toen op verschillende plaatsen in het dorp brand gesticht is. De molen stond maar enkele meters van de grens tussen het Hertogdom Gelre en het Bisdom Utrecht verwijderd en zat er dus midden in.
In het begin van de 16e eeuw ging het er ook nogal eens heet aan toe. In 1524 werd het molenaarshuis door voorbijtrekkende soldaten in brand gestoken, samen met nog meer huizen in Scherpenzeel. De Heer van Scherpenzeel kocht hierna een naburig stuk grond en zette daar het nieuwe molenaarshuis op. Zo stond vanaf toen de molen op Gelders en het molenaarshuis op Utrechts grondgebied. Op diezelfde plaats staat, na de nodige herbouwingen, nog steeds een molenaarshuis, alleen is er nu geen molenaar meer in gevestigd maar een tandartsenpraktijk met als naam de Molenhoek.
In 1527 beloofde Bisschop Hendrik bescherming aan Gerrit van Scherpenzeel, onder andere voor de molen en het molenaarshuis. Ook toen al waren er biotoopproblemen rond molens. In 1558 weigerden de bewoners op de nabij gelegen Holevoet hun te hoog opgeschoten bomen te snoeien en te kappen en ontstond er een conflict. Dit heeft zich bijna honderdvijftig jaar voortgesleept, pas in 1693 kwam er een eind aan. Dit heeft zo lang geduurd omdat er nog andere kwesties in dit conflict meespeelden die ook aan de Achterstraat speelden.
De molen die het eigendom was van de Heren van Scherpenzeel werd door de molenaars gepacht. Het pachtcontract duurde steeds drie jaar en liep van 1 mei tot 1 mei Uit oude pachtcontracten en rentmeestersrekeningen over de jaren 1729, 1766 en 1793 blijkt dat de pacht 312 schepel rogge, Amersfoortse rnaat, bedroeg (1 schepel was in die tijd 47 liter). Deze pacht was een vaste hoeveelheid, ongeacht hoeveel graan er gemalen was. De molenaar ontving zijn maalloon in natura, het zgn. scheploon. Dit was voor hem 1/24e deel van het gemalen graan. Ook voor de Heer van Scherpenzeel ging er 1/24e deel af, voor het gebruik van de molen. De heer en zijn erfgenamen konden hun graan wel gratis laten malen. Grote reparaties aan de molen waren voor rekening van de heer en de kleinere voor rekening van de molenaar. Ook was deze verplicht de timmerlui, die aan de molen bezig waren, goede cost en bier voor te zetten. Als vergoeding kreeg de molenaar zes stuivers per man per dag.
Er was vroeger ook al een rookverbod op de molen. In 1706 moest molenaar Cornelis Jansen aan de Heer van Scherpenzeel beloven dat er geen toback op zijn molen gedroncken worden zal, noch in het molenhuisje onder de molen. Op 10 februari 1784 werd Borchart Willem Westerholt beleend met huis en toebehoren. Dit gebeurde in bijzijn van zijn voogd, Baron van Heeckeren, en schout en schepenen van Scherpenzeel. Eerst ging de nieuwe Heer en zijn gevolg naar de kerk om de klok te laten luiden, daarna naar het Heeren Huis om de pot van het vuur te nemen, de ramen open en dicht te doen, enz. Tenslotte gingen ze naar de molen. Daar werd molenaar Metis Sprakelaar gelast de Mole die loopende was, te doen stille staan. Na hieraan voldaan te hebben moest de molenaar na enige tijd de molen weer laten rondloopen. Met deze ceremoniën werd aangegeven dat de nieuwe heer het maalrecht bezat. Dit ritueel gebeurde dus alleen wanneer er een nieuwe heer kwam, voor alle rechten die hij bezat waren er bepaalde ceremoniën die dan opgevoerd werden. Als tegenprestatie voor het ontvangen van deze Heerlijke Rechten werd van de Heren van Scherpenzeel verwacht dat zij de Hertog van Gelre zouden steunen in de strijd tegen zijn vijanden. Dit betekende dan dat er ook daadwerkelijk meegevochten moest worden.
Al deze Heerlijke Rechten werden in 1796 afgeschaft. Het scheploon ging over in maalloon in geld en ook de pacht voor de molen werd een geldbedrag. De toenmalige Heer van Scherpenzeel wilde per 1 mei 1801 de huur van fl. 800,= verhogen tot fl. 1.200,=. De molenaar Melis Sprakelaar (molenaar van 1766-1801) ging hiermee niet akkoord. De huur werd uiteindelijk vastgesteld op fl. 900,=.
Eind 19e eeuw ontstond het plan om een stoomgraanmolen te bouwen. De eigenaresse van de molen, mevr. Royaards, deed hiervoor in 1888 een aanvraag bij B&W. De offerteaanvraag werd verzorgd door Albert Schimmel, de toenmalige molenaar van de standerdmolen. Begin 1889 werd de stoomketel voor de korenmalerij in gebruik genomen. Dit was tevens de eerste stoommachine in Scherpenzeel.
In 1890 kwam Gerrit Bakker vanuit Lent, bij Nijmegen, naar Scherpenzeel. Hij werd de nieuwe molenaar op de stoomgraanmolen. Later (1914) nam zoon Jan de maalderij van zijn vader over. De standerdmolen werd toen al niet meer gebruikt. In de Eerste Wereldoorlog werd de molen weer even gehuurd van de familie Royaards omdat de maalderij was afgebrand.
In 1918 kwam de molen definitief stil te staan. De familie Royaards was bijzonder trots op het bezit van de molen en het uitzicht erop vanuit Huize Scherpenzeel werd altijd vrijgehouden. De familie bleef goed voor de molen zorgen. Rond 1935 werd de als monument stilstaande molen nog helemaal gerestaureerd. Er kwamen toen o.a. een nieuwe as en roeden in.
Bij het uitbreken van de oorlog op 10 mei 1940 kreeg de molen enkele voltreffers, maar dit werd weer gerestaureerd, in 1943. In 1945, op zondagmiddag 29 april heeft de SS de molen opgeblazen met 25 landmijnen en er bleef slechts een puinhoop over.Op de plaats van de molen is later de Gereformeerde Kerk gebouwd. Bij deze kerk staat een bloembak die gemaakt is van kloostermoppen van de teerlingen van de standerdmolen. Dit is alles wat er van de standerdmolen over is.
Rijksschatter hield in dat hij voor de belastingdienst moest schatten wat de waarde van woningen was. Ook zat hij in de verzekeringen.
In 1902 verkoopt Matthijs Dolron, z.b. te Woudenberg voor f 3000,= aan Albert Schimmel, assuradeur te Scherpenzeel een bouwhoefje genaamd Batavia met huis, boomgaard, erf en tuin, sectie D 4-9, groot 2.95.10 ha. Gehuurd door Dirk Bruijss, landbouwer voor f 130,= per jaar (Not. Amersfoort AT058c003, nr. 536; 22-12-1902).
Albert Schimmel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1882 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jannetje Berendse |
Les données affichées n'ont aucune source.