Hij is getrouwd met Sijke Pieters Kersjes.
Zij zijn getrouwd
Kind(eren):
Pijr (Pier) Hendriks is gedoopt in de kerk van de Gereformeerde Gemeente te Hollum op 1 januari 1770. Waarschijnlijk is hij eind 1769 geboren. De doop werd verricht door dominee Simon Cuperus, die de Gemeente van 1722 tot 1771, bijna vijftig jaar, diende. Pijr was niet bepaald een makkelijk mens en kwam daardoor in zijn omgeving over vele zaken in conflict. Op 30 juli 1796 trouwde hij Sijke Pijtters, dochter van Pijtter Kersjes en Tjeerdje Jans. Zij krijgen zes kinderen.
Pijr Hendriks zijn beroep was van "Bedrijf Visscher". Hij en zijn jongere broer Cornelis Hendriks maakten deel uit van de bemanning van de vissersschuit no. 6, de "Jonge Jacob" van eigenaar Eit Jacobs. Deze boot speelde later nog een opmerkelijke rol toen het door de Franse douane werd aangehouden en eigenaar en schipper Eit Jacobs werd gearresteerd op verdenking van het smokkelen van koffie met de Engelsen. Over de bemanning werd geen melding gemaakt. Behalve visser was Pijr ook boer. Hij had een schuur met erf in gebruik om vee te stallen en de oogst op te slaan.
In 1809 verkopen Pier Hendriks en Sijke Pijtters een stukje land ter grootte van 'een achten' (ongeveer 33 are). Zijn vrouw Sijke tekent de akte, Pier blijkt echter analphabeet te zijn.
Behalve zijn patroniem hanteert Pijr Hendriks later ook de namen Pier Hendriks, Pier Hendriks Bakker en Pier Hendriks Jotter. Onderstaand een opgave van dokumenten waar deze namen op voorkomen:
- Pier Hendriks: Bij zijn doop op 1 januari 1770, zijn huwelijksluiting op 30 juli 1796 en de verkoop van grond in 1809.
- Pier Hendriks Bakker: Bij de doop van al zijn kinderen, behalve bij zijn jongste zoon Hendrik Piers, daarbij werd geen naam vermeld. Bij zijn overlijden op 22 april 1849 en in het successieregister van 1849.
- Pier Hendriks Jotter: Oorspronkelijke Aanwijzende Tafel (OAT) 1832, lijst van vissersschuiten 1845 en verkoop van zijn huis in 1846.
Bij een Frans discreet van 18 augustus 1811 werd ieder hoofd van een gezin verplicht zich met een vaste familienaam in te laten schrijven in de gemeente waar hij woonachtig was. Bij geboorten, huwelijken en overlijden diende men de lokale autoriteiten daarvan op de hoogte te stellen, die daarvan akten opmaakten, hetgeen tot op heden het geval is. Wellicht hanteerde Pier vanaf die tijd de naam Visser, de naam van zijn beroep.
Een andere maatregel die ingevoerd werd was de verplichting tot registratie van het bezit van onroerend goed. Uit de OAT van 1832 van Ameland blijkt, dat Pier Hendriks Jotter, van beroep Visscher, huis no. 210 met erf, groot 1 are en 32 centiare, in Hollum bezit. Na de dood van zijn vrouw Sijke Pijtters (ook Sijke Pieters) verkoopt hij dit huisje, dat kadastraal bekend is bij de Gemeente Ballum, Sectie B, nr. 2167, in 1846 voor zestig gulden aan zijn schoonzoon Jurjen Jacobs Bleker, die met zijn dochter Tetske Piers is getrouwd.
Hoewel er geen aanwijsbare bewijzen voorhanden zijn, is het aannemelijk dat zijn bezittingen zijn verkregen met gelden uit de nalatenschap van Sijke Pijtters ouders (Pijtker Kersjes en Tjeerdje Jans). Pijtker Kersjes was de eigenaar van de Hollummer herberg, waar geregeld openbare verkopingen van aangespoelde materialen en goederen, als gevolg van verloren lading of scheepsrampen, op het eiland Ameland werden gehouden. Ook werden in de herberg verkiezingen gehouden van burgemeesters en Volmachten, de plaatselijke bestuurders. Het is bekend dat de grootvader van Sijke Pijtters, Kersje Pijtters, land bezat, dat voor een deel door vererving na de dood van haar vader Pijtter Kersjes in 1794 in haar bezit moet zijn gekomen. Na de dood van Sijke Pijtters in huis no. 201 te Hollum op 27 april 1845 wordt enige tijd later de herberg voortgezet door Pijr Hendriks zijn tweede vrouw Trijntje Gooitzen. Ook daarvan is zonder twijfel haar erfdeel haar ten deel gevallen.
Pier Hendriks Bakker stierf op 22 april 1849 in de ouderdom van 79 jaar in huis no. 169 te Hollum. Het Successieregister vermeld dan, dat Pier Hendriks Bakker in armoedige omstandigheden is overleden, zonder enige vaste of andere goederen van waarde na te laten, en zijn erfgenamen onvermogend zijn enige kosten te kunnen betalen.
Bron Johan Visser, Monnickendam en Rudolf Visser, Hazersdwoude-Rijndijk..
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.