Attention: Wife (Cornelia van der Meer) is also his cousin.
He is married to Cornelia van der Meer.
Permission for the marriage was obtained July 13, 1659.
They got married on July 30, 1659 at Dordrecht, Z.H., he was 28 years old.Child(ren):
VIVIEN (Mr. Nicolas), heer van Bovignies, geb. 26 Juli 1631 te 's Gravenhage, gest. 1692 te Dordrecht; eenig kind van Anthony Vivien, heer van Bovignies, en Anthonina van den Corput. Hij behoorde tot een uit Valenciennes stammende aanzienlijke familie. Zijn grootvader Nicolas (zoon van een gelijknamigen vader, die 27 Mei 1601 te Valenciennes, waar hij o.a. prefectus geweest was, overleed) was met zijne vrouw Elisabeth Parmentier tijdens den opstand naar het Noorden gekomen en had zich te Dordrecht gevestigd; zijn vader Anthony was door zijn huwelijk (hij was een zwager van Jacob de Witt) aan de aanzienlijkste geslachten van Dordrecht verwant. Het bezit van Anthony bestond v.n. in landerijen in de buurt van Dordrecht (blijkens een ‘staat’ van zijne goederen, opgemaakt na den dood zijner vrouw, 25 Febr. 1656). Onze Nicolas studeerde te Utrecht (Album stud. Acad. Rheno-Traj. op 1648), promoveerde in Dec. 1654 te Angers en vestigde zich als advocaat te 's Gravenhage, waar hij in Dec. 1655 den eed voor het Hof en voor den Hoogen Raad van Holland en Zeeland aflegde; hij woonde hier ten huize van den advocaat van den Andel, evenals vroeger zijn neef Johan de Witt gedaan had. ‘Tegens Mey 1660 hebbe ick wederomme tot Dordrecht mijn woonplaetse genomen’, zegt hij in een eigenhandige aanteekening; hij woonde er eerst in het huis van Jacob de Witt op de Nieuwe Haven en sedert 1 Mei 1661 ‘in ons eygen huys’ bij de ‘Lombarde-brugge’. In 1663 kreeg hij eenig aandeel aan de regeering der stad; hij werd in September gekozen in het college van de ‘Mannen van veertigen’ en in October in dat van de ‘Goede luyden van den achten’. Een belangrijk ambt kreeg hij in 1664, toen hij Govert van Slingelandt als pensionaris van Dordrecht opvolgde op een traktement van ƒ 1200, waarvan hij tot 1667 de helft moest afstaan aan Mr. Willem Halling, mede-pensionaris. Van dien tijd af speelde hij een belangrijke rol op politiek gebied. Hij was een aanhanger van de staatkunde der loevesteinsche factie en tevens een vertrouwd vriend van zijn neef de Witt; Wicquefort noemt hem als ‘personnage d'un très grand mérite et d'une singulière probité’. Als pensionaris der oudste stad werd hij in 1665 en 1666 eenige malen geroepen tot het waarnemen van het raadpensionaris-ambt, toen de Witt zich voor zaken van de vloot buiten bevond. In zulke tijden bleek wel, dat hij zijn neef in kracht en invloed bij lange niet evenaardde: hij was geen geboren leider als gene. In 1667 maakte hij deel uit van deputatiën uit de Staten van Holland naar Utrecht en Zeeland, in 1668 nogmaals van eene naar Zeeland, om deze gewesten voor de beginselen van het Eeuwig Edict te winnen. In 1668 komt hij voor als extra-ordinaris gedeputeerde ter Staten-Generaal (Aitzema VI, 725). In 1670 werd hij genoemd als candidaat voor het ambt van griffier der Staten-Generaal; de politieke omstandigheden waren oorzaak, dat de Witt hem met kon steunen in zijne sollicitatie, die geen goed resultaat had. In 1672 fungeerde hij o.a. als één der commissarissen, belast met de zorg voor de verdediging der grens van Holland (commissie van 19 Mei 1672). In Juni van dit jaar werd hij geroepen, om den raadpensionaris in diens overdrukke bezigheden bij te staan. Juist toen hij in den Haag aankwam, was de Witt door een aanslag op zijn leven buiten staat gesteld zijn ambt verder waar te nemen. Opnieuw sprong nu Vivien voor hem in en zoo kreeg hij verscheidene gedenkwaardige vergaderingen van de Staten van Holland te leiden, o.a. die, waarin de vredesonderhandelingen met Engeland en Frankrijk aan de orde kwamen. Afwezig was hij voor een noodzakelijke reis naar Dordrecht, toen de verheffing van den Prins tot stadhouder plaats had. Afzonderlijk verdient vermeld te worden, dat hij de avondvergadering van de genoemde Staten bijwoonde op 20 Augustus, den dag van de vermoording der de Witten; dit was in de toenmalige omstandigheden een bewijs van moed. Op dienzelfden dag eindigde met de keuze van Gaspar Fagel tot de Witt's opvolger Vivien's loco-raad pensionarisschap. In September daaraanvolgende werd hij bij het verzetten van de wet ontslagen als lid van de ‘Veertigen’, wat hij sedert 1663 gebleven was; hij nam toen tevens ontslag als pensionaris. Met den val der loevesteinsche factie was zijne rol op het staatkundig tooneel uit. In 1677 werd hij op de nominatie voor eene plaats in den Hoogen Raad gebracht, maar niet benoemd (cf. Journaal van Constantijn Huygens IV (1881) 194). Hij komt nog voor als ouderling van de ‘herstelde kerke binnen Dordrecht’ en als agent van de Maashandelaars, tot welk ambt de oud-raad hem in 1682 benoemde; als zoodanig vertoefde hij in 1685 geruimen tijd te Luik en te Maastricht voor het bewerken van de afschaffing van ‘swaere ende nieuwe Luyckse belastingen’, waartoe ook gedeputeerden van de Staten-Generaal met den bisschop van Luik onderhandelden (volgens een ms. brief van Vivien aan den Prins van Oranje van 1 October 1685 uit Maastricht). In ditzelfde jaar brachten de ‘Veertigen’ hem, niet met zijne instemming (brief als voren), op de nominatie voor een schepenplaats; de Prins maakte hiertegen bezwaar, omdat Vivien niet in Dordrecht geboren was, en de stadsregeering had volgens den Prins niet het recht, om hem toch tot het bekleeden van ambten bevoegd te verklaren, al had ze dit in 1661 gedaan. Tegen deze uit partij-belang aangenomen houding protesteerde de dordtsche regeering tevergeefs en eveneens deed dit Vivien (in den boven reeds geciteerden brief van 1 Oct. 1685); het gelukte dus niet den oud-pensionaris opnieuw in de magistraat te brengen.
Vivien huwde 30 Juli 1659 in 's Gravenhage met zijne nicht Kornelia van der Meer, een dochter van Mr. Abraham van der Meer en Maria van den Corput; het huwelijk, dat ‘goet gegeldt’ was (volgens Briefwisseling van der Goes, I, 19), werd in de Groote kerk door ds. Cornelis Triglandt ingezegend. Hij had uit dit huwelijk 9 kinderen, waarvan 6 jong stierven; zijn eenige zoon, Mr. Anthony Vivien (geb. 11 Sept. 1661), promoveerde 3 Juli 1683 te Utrecht, vestigde zich in 1684 als advocaat in den Haag en werd in 1684 zijn vader tot steun in diens agentschap toegevoegd; na diens dood volgde hij hem in zijne laatste functie op; met hem stierf in 1707 de dordtsche tak van het geslacht Vivien in de mannelijke lijn uit. Hij was gehuwd met Johanna Pompe van Meerdervoort.
In zijne jongelingsjaren schijnt Vivien onder den naam Vividus als dichter te zijn opgetreden. In lateren tijd heeft hij de hand gehad in staatkundige publicatiën: in 1666 bezorgde hij of werkte althans mede aan de uitgave van eene Copye van een missive aen een goet vrient enz. (Pamflet Knuttel no. 9245), die diende tot verdediging van het beleid bij de tweede vloot-expeditie van 1665, toen ook de Witt aan boord was (zie nader: Brieven van de Witt, uitgave Fruin-Japikse, III, 106, noot 3); in 1672 werd hij belast met het opstellen van een manifest ter beantwoording van de fransche en engelsche oorlogsmanifesten. In ditzelfde jaar hield hij particuliere Notulen van het voorvallende in de Staten van Holland; deze zijn bewaard in het excerpt, dat Gerard Brandt, die meer relatiën met Vivien had, er uit maakte. Van dit excerpt is gebruik gemaakt bij mijne uitgave in de Werken van het Historisch Genootschap 3e Serie, no. 19. Aan de inleiding tot deze uitgave is het bovenstaande grootendeels ontleend; verder is gebruik gemaakt van documenten uit Vivien's archief afkomstig, die in het bezit zijn van den heer D. Wagner te 's Gravenhage. Een album amicorum van Vivien is in het bezit van jhr. Gevaerts van Geervliet te Haarlem, die ook nog eenige andere bescheiden uit Vivien's nalatenschap heeft. In de bovengenoemde uitgave van de Brieven van de Witt zijn verscheidene brieven aan Vivien opgenomen, vooral in deel III.
Zijn door J. de Baen 1677 geschilderd portret is bij de familie Gevaerts van Simonshaven te 's Gravenhage.
Japikse
http://www.dbnl.org/tekst/molh003nieu02_01/molh003nieu02_01_2525.php
http://resources.huygens.knaw.nl/retroboeken/nnbw/#source=2&page=756&view=imagePane
Bron: http://www.genealogieonline.nl/genealogie-schapekoppen/I24388.php
Nicolaas Vivien Heer van Bovignies | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
1659 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cornelia van der Meer |
The data shown has no sources.