He is married to Elizabeth Maria Hermine SINGENDONCK.Source 2
Their notice of marriage was on September 27, 1801 in Dieden.
Op attest van huwelijkscommissarissen te DiedenThey got married November 1801 at Dieden, he was 42 years old.
Bruidegom j.m., geboren en wonende te Dordrecht. Bruid j.d., geboren in Den Haag en wonende te Nijmegen. Ondertrouw te Dieden (burgerlijk), geboden in de Waalse kerk te Nijmegen.
Child(ren):
Jhr.Mr. O. Repelaer van Driel
Dordtse orangistische regent die onder Lodewijk Napoleon en Willem I regeringsposten bekleedde. Telg van een voorname familie. Trad in 1787 toe tot de vroedschap. Als prinsgezinde werd hij in 1795 gearresteerd op beschuldiging van landverraad. Het aanvankelijk uitgesproken doodvonnis werd uiteindelijk omgezet in gevangenistraf. Vanaf 1803 bekleedde hij weer openbare functies, maar tijdens de inlijving was hij ambteloos. Als 'minister' van onderwijs wist hij diverse verbeteringen door te voeren.
conservatief (voor 1849)
in de periode 1815-1818: lid Staatsraad (1806), minister, lid Grondwetscommissie 1813-1814, minister van Staat
'''loopbaan'''
* raad in de Vroedschap van Dordrecht, van 1787 tot januari 1795
* schepen van Dordrecht
* ontvanger van convooien en licenten te Dordrecht
* secretaris Krijgsraad, 1787
* commissaris-generaal van het leger te velde der Republiek, tot 1795
* arrestatie, 30 juni 1795
* gevangenschap Gevangenpoort te 's-Gravenhage, van 1797 tot 1 mei 1801
* ambteloos, van 1801 tot 1803
* lid Raad van Amerikaanse bezittingen en etablissementen, van 10 juni 1803 tot 1805
* lid algemene administratie over de waterstaat, van 20 januari 1807 tot 16 juni 1808
* lid Staatsraad, van 16 juni 1808 tot 1 januari 1809
* lid Staatsraad in buitengewone dienst, van 1 januari 1808 tot 26 mei 1809
* ambteloos, van 1811 tot 1812
* sous-prefect arrondissement Dordrecht, 1812
* lid Grondwetscommissie, van 21 november 1813 tot 1 maart 1814
* lid stedelijke raad van Dordrecht
* directeur-generaal van Waterstaat, van 6 april 1814 tot 16 september 1815
* commissaris-generaal van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, van 16 september 1815 tot 19 maart 1818
* directeur-generaal van de Hervormde Eredienst ad interim, van 16 september 1815 tot 19 maart 1818
* minister van Waterstaat ad interim, van 1 juli 1819 tot 1 januari 1820
* lid Provinciale Staten van Holland voor de ridderschap, van 7 juli 1818 tot 26 oktober 1832
'''ambtstitel'''
* minister van Staat, van 25 maart 1818 tot 26 oktober 1832
'''nevenfuncties'''
* hoogheemraad Hoogheemraadschap Alblasserwaard
* dijkgraaf Mijnsheerenland van Moerkerken
* lid Ridderschap van Holland
* voorzitter Staatscommissie van advies over besparingen op de rijksuitgaven, van 1 augustus 1818 tot 1819
* president Algemeene Maatschappij tot bevordering van volksvlijt te Brussel, vanaf 1819
* gouverneur van de Nederlandsche Bank te Brussel, tot 1830
'''Levensbericht van Ocker Repelaer van Driel'''
Van een' anderen aard zijn de verdiensten van het achtbaar medelid, die der Maatschappij op den 26 van Wijnmaand, in den ouderdom van ruim 73 jaren, door den dood ontviel, den eerbiedwaardigen staatsman, Jonkheer Ocker Repelaer van Driel. In den jare 1759 uit een aanzienlijk geslacht te Dordrecht geboren, trad hij, na de loffelijke votooijing zijner studien aan de Leidsche Hoogeschool, weldra, op het voorouderlijke voetspoor, de staatkundige loopbaan binnen, en leide daarvoor bekwaamheden en deugden aan den dag, welke hem de algemeene achting, het algemeene vertrouwen deden verwerven. Bij de groote en met zijne staatkundige beginselen geheel strijdige omkeering van zaken in den aanvang van het jaar 1795, was hij, als Commissaris Generaal, met de zorgen voor het leger van den Staat belast, en bleef in die betrekking zoo lang werkzaam, als ter behoorlijke verantwoording van zijn gehouden beheer noodig was; eene verantwoording, welke van zijne eerlijkheid en onbaatzuchtigheid zoo loffelijk getuigde, dat het nieuw ingestelde Bestuur hem eene aanmerkelijke schavergoeding
toewees. Kort vóór die omwenteling, had hij ook den hoogst moeijelijken en weinig vruchts belovenden last op zich genomen, om in buitengewoon gezantschap naar Parijs te vertrekken, ten einde, ware het mogelijk, met de bestuurders der Fransche Republiek eenen vrede te treffen, waardoor de instandblijving van het Oud - Nederlandsche Gemeenebest verzekerd werd. Doch niet alleen had hij het grievend verdriet van het doel dier zending geheel te zien mislukken, maar geraakte ook later in dat zelfde jaar, als bekend voorstander van het Stadhouderlijke Staatsbestuur, in zeer groote ongelegenheid. Op grond namelijk eener verdachte briefwisseling in hechtenis genomen, zag hij zich in een crimineel regtsgeding gewikkeld, waarvan de uitkomst voor hem noodlottig had kunnen zijn, ware het ook thans niet wederom gebleken, dat, zelfs in dagen, waarin het vuur van burgerlijke twisten op het hevigst ontstoken is, de regtbanken gemeenlijk eene veilige toevlugt openen voor hen, die gevaar loopen, daarvan het slagtoffer te worden. Nu toch vond hij in de krachtige verdediging van zijn' welsprekenden voorspraak, den als Regtgeleerde en redenaar uitmuntenden Damen*, en de menschelijkheid en billijkheid zijner regteren een' zoo vermogenden steun, dat hem, in stede van de ambtshalve gevorderde, doch met de hoogst mogelijke gematigdheid aangedrongene doodstraf, slechts die eener vierjarige gevangenis werd opgelegd. Na afloop van dien tijd, gedurende welken het verdrietige van zijnen toestand door de deelneming van braven en weldenkenden niet weinig voor hem verzacht en gelenigd werd, aan de zijnen en de maatschappij teruggegeven, leidde hij, eenige jaren achtereen, een stil en ambteloos leven. Doch toen, na bekoeling van de hitte der hartstogten, kalmere dagen de stormachtige der omwenteling vervangen hadden, en de gewenschte uitslag van onderhandelingen, aan welke hij een werkzaam deel genomen had, de bezwaren had uit den weg geruimd, welke de leden van het oude Staatsbestuur verhinderden, onder de nieuwe orde van zaken, hunne dienst aan het vaderland te wijden, toonde ook onze Repelaer zich bereidvaardig, op nieuw aan de behartiging der algemeene belangen deel te nemen. Onder het Staatsbewind en het daarop gevolgde bestuur van den Raadpensionaris Schimmelpenninck, was hij lid van het Wetgevend Ligchaam, en onder Koning Lodewijk verkreeg hij zitting in den Raad van State. Doch na het vertrek van dien Vorst en de daarop gevolgde, even noodlottige als wederregtelijke, inlijving van ons vaderland in het Fransche Keizerrijk, keerde hij tot het ambteloos leven terug, en beweende, in stille afzondering, de algemeene en bijzondere rampen, aan welke hij zich buiten staat zag, verligting toe te brengen.
Dan naauwelijks was, tegen den afloop van het jaar 1813, het uitzigt op eene gewenschte verlossing aangebroken, of hij sloeg, met een aantal edele beminnaars van hun vaderland, moedig de handen in een, om dat heugelijk uitzigt zijne vervulling te doen erlangen. De gewigtige diensten, in die hagchelijke dagen door hem bewezen, werden door den geliefden Vorst, die eerlang, op het eenstemmig verlangen der natie, de teugels van het bewind met eene krachtige hand aanvaardde, dankbaar erkend, door hem niet slechts tot den adelstand en de waardigheid van Kommandeur der Orde van den Nederlandschen Leeuw, maar ook, bij opvolging, tot de belangrijkste eerambten te verheffen, en hem alzoo gelegenheid te geven, om zijne veelsoortige talenten en uitgebreide kundigheden ten nutte van zijn herboren vaderland te besteden. Beurtelings met het beheer van den Waterstaat, de verzorging der belangen van het Onderwijs en die van de Protestantsche eerdienst, of andere gewigtige werkzaamheden belast, zag hij laatstelijk zich, onder den titel van Gouverneur, aan het hoofd der te Brussel gevestigde Bank geplaatst; en, schoon dit beheer met den opstand eindigde, ging hij echter nog steeds voort, vaderland en Koning met zijne wijze raadgevingen te dienen, tot dat eene slepende ziekte en verval van levenskrachten hem, in den verledenen jare, aan zijne menigvuldige betrekkingen ontrukte.
Ziet daar, M.H., U de schoone en belangrijke loopbaan van onzen achtbaren staatsman kortelijk geschetst. In alle eerambten, door hem bekleed, behaalde hij den lof van eerlijkheid, wijsheid, regtvaardigheid, gematigdheid en even zuivere, als verlichte vaderlandsliefde; in alle leide hij zijne kunde en bekwaamheden heerlijk aan den dag. Dan misschien was er geene betrekking, waarin hij met meer genoegen voor zich zelven werkzaam was, dan die, waarbij hem de verzorging der belangen van het onderwijs, met die van de Protestantsche eerdienst, was opgedragen. Als verlicht hoogachter en voorstander van het Christendom naar de grondbeginselen der hervorming, bevorderde hij de belangen der Protestantsche Kerk met de grootste hartelijkheid, en te gelijk met een' zoo wijselijk bestuurden ijver, dat hij zich, in beide groote afdeelingen van het toen kortelings opgerigte Koningrijk der Nederlanden, met gelijk vertrouwen vereerd zag. Ook de grootsche en hem hoogst welgevallige taak der regeling en invoering van het openbare onderwijs, hem in de voorgemelde waardigheid mede ten deel geworden, volvoerde hij op eene wijze, welke de goedkeuring van alle verstandigen wegdroeg; en alles, wat hij gedurende den tijd, dat hem de verzorging der belangen van dat onderwijs was toevertrouwd, verrigtte, droeg de sprekendste blijken van zijne vurige zucht, om ware verlichting te bevorderen, en den alouden roem der Nederlanderen in de beoefening van letteren en wetenschappen te helpen handhaven en uitbreiden. En geen wonder in der daad, daar hij voor deze, van zijne jeugd af, met geestdrift bezield was, en zijn gansche leven door bezield bleef. Met regt derhalve beijverden zich de meeste geleerde Maatschappijen, met de onze, aan welke hij sedert het jaar 1815 tot luister strekte, om een' zoo verlicht voorstander der wetenschappen aan zich te verbinden. Reeds vroeger was hij tot Directeur der Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen te Haarlem benoemd; later werd hem diezelfde waardigheid ook door het Zeeuwsche Genootschap opgedragen, terwijl dat van Utrecht en de Brusselsche Academie hem onder het getal van hare honoraire leden opnamen. - Ook als mensch, echtgenoot, vader en vriend, bezat Repelaer alle hoedanigheden, welke hem, in die betrekkingen, billijke aanspraak op genegenheid en hoogachting konden geven; weshalve dan ook zijn overlijden door zijne gade en kinderen, gelijk door zijne talrijke vrienden, diep betreurd wordt, en zijn aandenken hun steeds heilig en dierbaar blijven zal.
''Bron: Digitale Bibliotheek der Nederlandse Letteren''
Ocker Repelaer van Driel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1801 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Elizabeth Maria Hermine SINGENDONCK |