She is married to marinus pietersz van der WAAL(hoogvliet).
They got married on August 2, 1587 at poortugaal.
Child(ren):
Reeds op 30-1-1586 trad Lijsbet Oorborts, tesamen met Pieter Maertens, Trijn Arians van Ouwerkerc,
Claes Corsen en Symon Lenerts in Pernis, te Poortugaal op als doopgetuige voor een kind van ene
Diric Jansz. De kennelijk bestaand hebbende familierelaties tussen Lijsbeth, de vader en de overige
getuigen ontgaan mij tot op heden. Dit moet helaas ook gezegd worden van de bij de kinderen van
Marinus Pietersz. en zijn vrouw optredende doopgetuigen. Diverse personen zijn in Hoogvliet, Rhoon
en Charlois te traceren, maar familieverbanden met de ouders der dopelingen zijn niet duidelijk
geworden.
Op 17-2-1598 verklaarden de kerkmeesters van Poortugaal 3 gemet land in Hoogvliet aan den
Moelekaede te willen verkopen, hetwelk laatstelijk door Comelis Jansz. oudt waegemacker gehuurd
werd. Marijnis Pieters werd, zoals ook hierna zal blijken, de nieuwe eigenaar, waarbij ene Wouter
Ariensz. zich als zijn borg stelde.7
Marijnis Pietersz., wonende binnen het ambacht en dorp van Hoogvliet onder de parochie Poortugaal,
verklaarde bij akte van 18-2-1598 een jaarlijkse onlosbare rente van 13 gld. 10 stuivers aan de armen
of Heilige Geest van Poortgaal verkocht te hebben. Deze jaarlijkse betaling verzekerde hij op 3
gemet land in de banne van Hoogvliet, bestaande uit twee percelen. Een stuk grond van 2 gemet 1 lijn
was gesitueerd aan den suijtkade van t waterschip, het tweede perceel, groot 2 lijnen, lag aan den
noort gemeenlants kade.*
Dezelfde dag kreeg Marijnus de genoemde 3 gemet kerkelijke landerijen getransporteerd. De orginele
transportbrief werd pas op 17-6-1609 door de toen in functie zijnde Poortugaalse schout en schepenen
(in groene was) gezegeld. Door de peste sieckte was dit in 1598 niet gedaan.9 Dit land was
voordien van de kerk in hqur gehouden door ene Cornelis Jansz. ouwe Waegemacker en Marijnis
moest er 210 pond voor neertellen om er eigenaar van te worden.1°
Marinis Pietersz., wonende op den drogen dijck van Out Engelant onder de parochie van Poortugael,
en zijn vrouw Lijsbet Oirbarttdr. verklaarden bij notariële akte, verleden te Schiedam op 12 -lO-
1622, aan hun dochter Aryaenken Marinis 250 gld. schuldig te zijn. Het betrof allereerst een bedrag
van 200 gld. voor haar huur gedurende tien jaren a 20 gld. per jaar, waarbij zij spraken over haar
goede en getrouwe diensten, en tevens nog eens 50 gld. vanwege een haar toebehorende koe, die de
ouders verkocht hadden. Zij zouden dit bedrag uitbetalen als zij in het huwelijk zou treden of als zij
haer comparanten metter wone scheyden zal. Daarenboven zou deze dochter nog eens voor elk jaar
dat zij bij haar ouders woonde recht hebben op een bedrag van 20 gld.
In 1622 werden de kohieren van de eerste en tweede 1OOOe penning opgemaakt en in de polder Oud-
Engeland werd Marinus Pietersz. voor 4 pond aangeslagen. Zijn enige andere aangeslagen medepoldergenoot
Lenart Arijensz., backer, werd voor het vijfvoudige bedrag aangeslagen en was dus
aanzienlijk welgestelder.*
Op 4-11-1624 was Marijnis Pietersz. aanwezig in de herberg van den dom van Vuijtrecht te Schiedam
toen de heer van Renesse landerijen in Lockhorst in het openbaar deed verkopen aan onder andere
personen uit de contreien van Pernis en Hoogvliet. Later rezen er enige onduidelijkheden over deze
verkoop en op 8-9-1624 legde Marijnis Pietersz. met Pieter Gerritsz. Nortsij en (zijn poldergenoot)
Leendert Ariensz. Backer op verzoek van de kopers der landerijen een verklaring af over wat zij
destijds in de genoemde herberg hadden gehoord.13
55
Op 20-9-1624 compareerden te Ouderkerk aan de IJssel Jacob Willemsz. Brouwer, wonende te
Schiedam en tevens voor Cornelis Willemsz. Brouwer, zijn te Capelle aan den IJssel wonende broer,
Jacob Claessen, getrouwd met Gryetge Willems Brouwerdr., wonende te Schoonderloo, Pieter Pietersz.,
Maritge Pieters, beiden wonende te Rotterdam, Heynderick Huygen, wonende te Hoogvliet, en
tevens voor de te Poortugard wonende Adriaen Engebrechtsz., als procuratie hebbende van Adriaen
Comelisz., en Claes Comelisz. als last hebbende van zijn moeder Jannichje Claes, en Oiboir Marinusz.,
wonende te Hoogvliet, in naam van zijn moeder Lijsbeth Oirboirs, gezamenlijk erfgenamen van hun
neef Comelis Willemsz., in leven gewoond hebbende en overleden te Ouderkerk aan de IJssel, en
gezamenlijk mede-erfgenamen voor de helft van Neeltge Jacob% die mede-erfgenaam was geweest
van de voornoemde Comelis Willemsz., Jochem Comelis, wonende te Ommoorden, en de te Kralingen
gedomicilieerde Jan Cornelisz. als voogd van de kinderen van Adriaen Cornelisz., gezamenlijk
erfgenamen van de andere helft van de voornoemde Neeltge Jacobs. Zij transporteerden een vierde
part in een woning met berg, schuur en een vierde part in 14 mergen land in de Cromme, alsmede een
vierde part in 3/2 mergen land in de Geer aan de te Ouderkerk wonende Aert Senten Molenaer. l4
Het is mij niet duidelijk geworden op welke wijze erflater Comelis Willemsz. een neef van Lijsbeth
Oiboirs is geweest. Zo zou de vader of moeder van Cornelis Willemsz. een broer of zuster van een
van de ouders van Lijsbeth geweest kunnen zijn, maar de bloedverwantschap kan ook anders in
elkaar zitten, want het neefschap kan men ook wat ruimer opvatten dan in de strikte zin des woords.
In het kohier der tweede 2OOe penning uit 1625 werd Marinus Pietersz. in Oud-Engeland voor een
bedrag van 5 pond aangeslagen.i5
Voor 14-5-1627 was Lijsbeth Oiboirsdr. gestorven. Haar man Marinis Pietersz., wonende op den
drogendijck van out enden Nieuw Engelant, Ouvermaes gelegen onder de jurisdictie van Lockerslant,
kwam toen te Schiedam met zijn zoon Oorber (Oiber) Marinisz. tot een accoord, waarbij met geen
woord over Lijsbeth werd gerept. Zoon Oorber beloofde zijn vader te onderhouden enz. en als de
zoon of diens huisvrouw voor vader Marinis zou komen te overlijden, diende de langstlevende van
hen beiden deze alimentatie voort te zetten. Ook na overlijden van de langstlevende der echtelieden
zou deze onderstand moeten worden voortgezet en wel uit hun nagelaten goederen. Hiervoor droeg
de vader aan zijn zoon over een woning op den Drogendijck, daerinne sijluyden zijn wonende, al
het huisraad, paarden, koeien en andere beesten, alsmede de helft van de bruiklanden maar ook de
schulden enz. De twee dochters van Marinis waren op dat moment nog twee derde parten van 100
gld. aan hem schuldig. Na zijn overlijden zouden alleen zijn eigen landerijen tot de erfenis behoren.
De rest zou aan zoon Oirber komen.16
In het in 1628 opgemaakte kohier der 200e penning komt Marinus Pietersz. niet meer voor als
inwoner van de polder Oud-Engeland, maar zijn zoon Oorber, die toch de ouderlijke boerderij had
overgenomen, evenmin. Kennelijk was zijn welstand zodanig dat hij niet voor opname in het genoemde
kohier in aanmerking kwam.
lijsbetge OORBERSDR. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1587 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
marinus pietersz van der WAAL(hoogvliet) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
The data shown has no sources.