He is married to annigje de JONGSTE.
They got married on May 3, 1872 at nieuw-beijerland , he was 22 years old.Source 1
Child(ren):
predikant LEDERBOERIAAN.
De Ledeboeriaanse Gemeenten waren een aantal gereformeerde kerkelijke gemeenten in Nederland, die zich in 1841 afscheidden van de Nederlandse Hervormde Kerk. Deze kerken waren gevormd om de persoon en het werk van dominee L.G.C. Ledeboer (1808-1863).
Geschiedenis
Onder leiding van de hervormde predikant Lambertus Gerardus Cornelis Ledeboer van Benthuizen werd bezwaar gemaakt tegen de gang van zaken in de Nederlandse Hervormde Kerk, met name de onderwerping aan de reglementenbundel van 1816 en het zingen van gezangen in de kerk. Aanvankelijk werd aansluiting gezocht bij de Afscheiding, maar in 1841 werd gekozen voor een zelfstandige richting. Ledeboer wenste in geen geval erkenning bij de rijksoverheid aan te vragen. Met name in Zeeland ontstonden Ledeboeriaanse Gemeenten.
Zie Lambertus Gerardus Cornelis Ledeboer voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Onder leiding van ds. Kersten smolten de Ledeboeriaanse Gemeenten in 1907 met de Gereformeerde Kerken onder het Kruis samen tot de Gereformeerde Gemeenten in Nederland en Noord-Amerika. Een klein deel van de Ledeboeriaanse Gemeenten fuseerde niet. Zij verlangden dat de voorganger een voorgeschreven ambtsgewaad zou dragen, dat de psalmberijming van Petrus Datheen (16de eeuw) gezongen zou worden in plaats van de psalmberijming van 1773 en ze hadden ernstige bezwaren tegen de theologische opleiding die Kersten wilde oprichten. Ze gingen uiteindelijk hun eigen weg en noemden zich vanaf dat ogenblik de Oud-Gereformeerde Gemeenten.
BEVERSLUIS, NICOLAAS HENDRIK, *
Nieuw-Beijerland 1 febr. 1850, t Paterson
N . J . (U.S.A.) 13 juli 1931. Zn. van Gerardus
Beversluis, timmerman, en Adriana IJzerman.
Veldwachter Schiedam 1875, Roozenburg
1876-1881. Onderwijzer Herkingen 1881-1888.
Hoofd van de openbare lagere school Rijswijk
(N.-Br.) 1888-1892. Oefenaar, later lerend ouderling
in de ledeboeriaanse gemeente Middelburg
1893-1900. Oefenaar en later provisioneel
ouderling" Moercapelle 1900-1901. Pred.
ledeboeriaanse gemeente Rotterdam (buiten
verband) 1901-1908, Hollandse Geref. Gemeente
,,Eben Haëzer" Paterson N.J.
(U.S.A.) 1908-1921 (emer.). Hij huwde op 3
mei 1872 te Nieuw-Beijerland met Annigje de
Jongste (1850-1921).
B., reeds jong tot bekering gekomen, bevredigde
zijn werk bij de politie in Schiedam en
Roozenburg niet; in de vrije uren ging hij leren
voor onderwijzer. Toen hij in Rijswijk hoofd
van de openbare lagere school was geworden,
stuitte het neutrale onderwijs hem tegen de
borst en zocht hij mogelijkheden om de kinderen
in aanraking te brengen met de Bijbel. In
die tijd werd hem zijn roeping tot het ambt van
predikant bewust. B. begon in 1891 te oefenen
in de ledeboeriaanse gemeenten. Twee jaar later
werd Middelburg zijn vaste gemeente.
In 1897 werd B. samen met L. Boone aangesteld
tot cand. tot de heilige dienst. Voor een
z.g. gecombineerd beroep van alle 18 ledeboeriaanse
gemeenten bedankte B. op principiële
gronden. Hij meende, dat slechts één gemeente
een beroep mocht uitbrengen. B. wist gedaan
te krijgen dat de algemene vergadering deze
zienswijze in 1899 overnam. Toch liet het predikantschap
op zich wachten, omdat B. alleen
door een predikant, die rechtstreeks ,,in de linie
van Ledeboer" stond, zich in het ambt wilde
laten bevestigen. De enige pred. die de ledeboeriaanse gemeenten toen hadden, D. Janse,
bezat deze hoedanigheid niet. Hierin ging de
algemene vergadering echter niet met B. mee.
Dat het voor B. onoverkomelijk was, blijkt uit
zijn in 1900 geschreven boekje, Ds. L.G.C.
Ledeboer en zijne Gemeenten.
Toen B. in 1900 als oefenaar werd beroepen
en later tot ouderling werd verkozen, kwam
weer de bevestigingskwestie aan de orde. Hij
werd nu als provisioneel ouderling" aangesteld,
d.w.z. zonder officiële bevestiging.
Toen B. tenslotte in 1901 in Rotterdam predikant
werd, na een wettige" bevestiging, gebeurde
dit met handoplegging door L . van der
Velde, toentertijd pred. in een buitenverbandse
ledeboeriaanse gemeente. Wel bleef
de band met de binnen-verbandse gemeenten
nauw. Zo kon B. als consulent" Moercapelle
vertegenwoordigen op de binnen-verbandse
classis van Z.-Holland; hij werd daarvan zelfs
voorzitter. Ook bleef hij aanwezig op de algemene
vergadering van deze gemeenten, al riep
dit spanningen op. Beide groepen van gemeenten
zochten echter toenadering en verenigden
zich in 1902 met elkaar. Het verlangen naar
eenheid leidde in 1907 tot de vereniging met de
Gemeenten onder het kruis, waaruit de Geref.
Gemeenten zijn ontstaan. B. werd daarvan in
1907 de eerste synodepraeses.
Op Kersten na was geen der predikanten in
deze kring als auteur zo veelzijdig als B. Zijn
prediking kan worden bestempeld als christocentrisch
en bevindelijk. Voorzover zijn dogmatische
inzichten daarin uitkomen, blijkt hij
een aanhanger te zijn van een z.g. tweeverbondenleer,
zij het meer infra-lapsarisch
gericht. Ook leerde hij een rechtvaardiging van
eeuwigheid. B. kende een beslissende betekenis
toe aan de leer en kerkorde van Dordt en was
evenals Ledeboer een fel tegenstander van de
Evang. Gezangen en (aanvankelijk) ook van
de psalmberijming van 1773. Hij droeg als
pred. volgens voorschrift het in deze gemeenten
gebruikelijke ambtsgewaad, kuitbroek en
steek.
Behalve zijn preken en referaten heeft B.
ook gedichten geschreven. Zij maken duidelijk,
dat hij staat in de traditie van de 18eeeuwse
piëtisten als W. Schortinghuis (Bevindelijke
Gezangen) en Joh. Groenewegen {De
Lofzangen Israëls), die hun verzen schreven
om vooral in de conventikels te worden gezongen.
Deze traditie is in de 19e eeuw voortgezet,
vooral in ledeboeriaanse kring. Het dichterlijk
niveau van B. is zodanig dat van enige inpassing
in de officiële Nederlandse letterkunde
geen sprake kan zijn" (C. de Jongste).
Geschr.: L.G.C. Ledeboer en zijne gemeenten, Middelb.
1900. - Klacht en jubel in eenige dichtregelen, (Paterson
1920). - Oudeen nieuwe dingen. Zestal predikatiën,
Oud-Beijerland (1922). - le drietal leerredenen, Gouda
1923. - Zie voorts de bibliografie in: De Jongste, Klacht en
jubel, 476; en: N.H.B., Klacht en jubel. Verzamelde geschriften,
samengesteld door C. de Jongste, Zwijndrecht
1984.
L i t . : H.A. Hofman, Ledeboerianen en kruisgezinden.
Een kerkhistorische studie over het ontstaan van de Geref.
Gemeenten (1834-1927), Utr. 1977, 97, 109. - C. de
Jongste, Klacht en jubel. Facetten uit de ,,kleine kerkhistorie"
rondom N.H.B., Zwijndrecht 1983.
C. Graafland
nicolaas hendrik BEVERSLUIS | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1872 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
annigje de JONGSTE |