Hans Tigchelaar diende in 1811 en 1812 in de 'Grande Armee', het leger van Napoleon, maar ging verloren tijdens de campagne naar Rusland na meer dan 2.000 kilometer lopen. Het is waarschijnlijk dat hij Vilnius en Minsk, de hoofdsteden van Litouwen en Wit-Rusland heeft gehaald, maar dat hij Moskou heeft gezien, kan bijna worden uitgesloten, want binnen enkele maanden was de Grande Armee gehalveerd. Hans Johannes Tigchelaar is volgens mededeling van zijn broers Auke, Evert en Rinse Johannes begin 1813 (bij Erfurt) nog in dienst, maar wordt pas in 1814 als vermist opgegeven.
https://tacotichelaar.nl/wordpress/nl/napoleon-in-holland/hans-tigchelaar-en-het-33e-regiment-lichte-infanterie-van-de-grande-armee/ (deel 1)
https://tacotichelaar.nl/wordpress/nl/napoleon-in-holland/hans-tigchelaar-en-het-33e-rli-deel-ii/#fnref-4346-9h (deel 2)
Oorzaak: gesneuveld in oorlog (Napoleontische tijd)
Hans (johannes) is 'gesneuveld' in Rusland, volgens onjuiste overlevering bij gevechten aan de Berezina (Krasnoi november1812). De twee broers, Hans en Evert zouden beiden in Napoleontische dienst naar Rusland zijn geweest, maar deze informatie klopt niet. Evert was als kostwinner vrijgesteld. Hans was voor zijn vertrek arbeider in Pingjum. Evert was arbeider op het Tichelwerk in Harlingen. Hun broer Rinse overleed pas in 1885 (91 jaar) en er waren niet veel schakels nodig om dit verhaal uit eerste hand te kunnen noteren, helaas heeft niemand iets opgeschreven. Met de opmerking van broer Rinse dat de doodsoorzaak eerder heimwee of ziekte was dan werkelijk gesneuveld. Hans wordt vermeld op de lijst van vermisten van 1814. Loteling lichting 1808. 33e regiment lichte infanterie jagers. 2e bataljon, 2e compagnie. Zijn laatste bericht is uit Stettin (NW Polen) van 6-12-1811. Begin 1813 nog in dienst. Nergens zijn bewijzen te vinden dat ook Evert gedwongen was om mee te gaan. Evert is als kostwinner waarschijnlijk wel vrijgesteld. Wel is er sprake van een stiefbroer, Jan Ates de Jong die dit lot is overkomen. Trijntje Everts hertrouwde in 1804 met zijn vader Ate Klazes de Jong.
Hans Tigchelaar werd geboren op 4 november 1788 in Kimswerd en niet in Bolsward zoals de inschrijving onder het stamboeknummer vermeld. Zijn ouders zijn in 1781 te Kimswerd getrouwd. Evert is geboren in februari 1786, maar de twee jongens zijn tegelijkertijd gedoopt. De familie was arm, afhankelijk van ondersteuning door de kerk en verhuisden in tien jaar tijd drie keer binnen het dorp. In 1801 stierf stamvader Johannes Hanzes; Trijntje Everts, zijn weduwe, kreeg een betaald baantje als turfmeetster om in haar onderhoud te voorzien.
Hans Tigchelaar werd in januari 1811 door de gemeente Arum op een alfabetische lijst geplaatst, behorende tot de lichting van het jaar 1808. Zijn oudste broer Evert was vrijgesteld als kostwinner. Hans behoorde bij de eerste van de zes lichtingen volgens het decreet van 3 februari 1811, waarin niet de 20-jarigen, maar de 23-jarigen het eerst werden opgeroepen,'hetgeen grote verslagenheid onder de bevolking veroorzaakte'.
Op een nog onbekende dag, ergens na 3 februari, moest Hans zich 's ochtends vroeg in Bolsward, de hoofdplaats van het kanton, melden om daar mee te doen aan een loting. De bedoeling daarvan was of hij als conscript (dienstplichtige of loteling) zou worden gekozen of uitgeloten. Trok hij een nummer lager of gelijk aan 50 uit een trommel, dan werd hij gedwongen om toe te treden tot de 'Grande Armee' en vijf jaar te dienen. Hans, arbeider in Pingjum, met 1,73 m bovengemiddeld lang, blauwe ogen, kastanjebruin haar en met kenmerken van pokken, was de pineut. Op 25 februari waren de lijsten opgemaakt. Op kosten van de mairie zou hij twee hemden, 2 paar schoenen, 2 paar sokken, een ransel en een soldij van 9 francs (per maand?) hebben gekregen. Spoedig daarop werden de lotelingen opgeroepen om voor de Raad van Rekrutering te verschijnen. De raad keurde de jongemannen, accordeerde remplacanten en verleende in bijzondere gevallen uitstel of vrijstelling.
Jan Ates de Jong:
loteling lichting 1811 mairie Arum; 6e regt. keizerl. garde,1e bat.,2e comp.; 30.05.1813 in Pruisen bij de stad Nuscau krijgsgevangen gemaakt; na 5 dagen losgelaten;
kon zijn onderdeel niet terug vinden; liep een kwaadaardige huidziekte op, maar kwam thuis in Kimswerd; als deserteur gearresteerd en opnieuw naar zijn onderdeel gestuurd; wordt eind 1814 vermist; geen berichten ontvangen Bronnen: Tresoar nr. 755 op de lijst vermisten toegang 11 inv. nr. 6510 nr. 22; Tresoar toegang 8/4041 nr 139; Raf Arum fol. 50.
Referentienummer: MH:I500347
De terugtocht van het Franse leger betekende het einde van het (Hollandse) 3e regiment grenadiers te voet. Het probeerde bij Krasnoi de weg voor de terugtocht te heropenen. In feite te proberen de Russen van Napoleons lijf te houden. Bij het begin van het gevecht telde het regiment ongeveer 500 man. Aan het einde van de dag waren er niet meer dan 36 man over. "De Glorie van Holland" noemde Napoleon het 3e regiment.
Op 17 november 1812 was het 33e regiment lichte infanterie, waarin Hans Johannes Tigchelaar diende, te Krasnoi hetzelfde lot beschoren. Het werd door maarschalk Oudinot, die de Nederlanders niet mocht, op een onmogelijke plaats tegen de Russen ingezet. Van de 830 man bleven er slechts 78 over, waarvan 25 ongedeerd. Vermoedelijk behoorde Hans bij de 78 overgeblevenen. Ook in het 33e regiment dienden veel noorderlingen. Voor ons niet voor te stellen zijn de ontberingen die de 200 Nederlandse pontoniers leden bij de bouw van de bruggen over de Berezina. Van hen keerden slechts 6 onder wie hun commandant Benthien terug in het vaderland.