in 1837
Tijdstip: 22:00
He is married to Hilletje (ook Gerritje) Vlaanderen.
Permission for the marriage has been obtained in Hilversum on September 30, 1791.Source 6
They got married on October 16, 1791 at Hilversum, he was 23 years old. They were married in church on October 16, 1791 at Hilversum, he was 23 years old.Source 6Child(ren):
De familie Voorhaar is van oudsher een familie van wevers en spinners. Het eerste echtpaar in de stamboom waarvan bekend is dat de man wever en de vrouw spinster was, is Gerrit Leendertsz. Voorhaar (ook Verhaar genoemd) en Hilletje Vlaanderen. In totaal zijn 175 personen in de stamboom Voorhaar werkzaam geweest in de textielindustrie van Hilversum, daaronder 29 die de naam Voorhaar (ook Verhaar) hadden.
=
In de 18e en 19e eeuw was textiel (katoenen stoffen, laken, tapijten, vloer- en wandkleden) een belangrijke industrie voor Hilversum en omgeving. Gestreepte katoenen stoffen die daar werden gemaakt zijn bekend geworden als 'Hilversummer Bont' en 'Hilversummer Streep'. De aanleg van de Gooise Vaart in de 17e eeuw had aan de ontwikkeling van deze industrie een belangrijke bijdrage geleverd. In het midden van de 19e eeuw was door toegenomen concurrentie uit Engeland, Brabant en Twente de productie onder druk komen staan. Maar nog steeds was de textielindustrie belangrijk voor 'het dorp' Hilversum. Mede omdat men van textielweverij overstapte op tapijtweverij. In 1850 woonden in totaal 5.484 personen in Hilversum. De totale beroepsbevolking telde in dat jaar 2.484 personen, daarvan werkten er 1.362 in te textielnijverheid, oftewel 54,8 procent.
In 1853 verdiende een textielfabrieksarbeider in Hilversum tussen de 50 en 90 cent per dag, een thuiswerker kreeg maximaal 60 cent. Vrouwen die wol kamden werkten 13 tot 17 uur per dag voor fl. 2,50 per week. Kinderen die spoelwerk deden brachten per week 60 cent loon mee naar huis. Eenvoudige rekensommetjes leren dat men iedere week geld tekort had. Want een wever gaf aan huur, voeding, brandstof, begrafenisfonds, jenever en tabak gemiddeld fl. 9,10 per week uit. Veel textielarbeiders verdienden bij, o.a. met een aardappelveldje, of sprokkelden zelf hun brandstof. Ook werd een beroep gedaan op bijstand van de armenbesturen. Dit mede in verband met de grootte van de gezinnen. De financiële situatie van de arbeiders was extra penibel vanwege het stelsel van de gedwongen winkelnering: in plaats van loon in geld uit te betalen kregen de arbeiders een groot deel (de helft tot 4/5e) in bonnen. Deze bonnen waren alleen te besteden in de winkels van (de familie van) de fabrikanten bij wie zij werkten. In deze zaken lagen de prijzen hoger, bovendien mochten de arbeiders de bonnen niet opsparen. De fabrikanten zeiden dit systeem te hanteren om te voorkomen dat het loon in drank zou omgaan. Maar zij werden er door deze neveninkomsten zelf niet slechter van én verbonden hun arbeiders op deze wijze nog eens extra aan zich. De verschillen tussen rijk en arm werden beleefd als door God of de Natuur gegeven. De arbeiders verenigden zich toen nog niet om tegen hun lot in opstand te komen, temeer daar zij afhankelijk waren van hun meerderen.
Kinderarbeid kwam in deze tijd in heel Nederland voor, met name in de textielindustrie en het veelvuldigst in Hilversum, zo blijkt uit enquetes in 1841 en 1860. Een groot aantal arbeiders was al op zesjarige leeftijd in de fabriek terecht gekomen, zelfs vierjarigen moesten soms al aan het werk. Bijna 30 procent van de spinners in 1850 waren 16 jaar of jonger.
De lichamelijke toestand van de arbeiders was erbarmelijk: door de eenzijdige voeding, overvloedig drankmisbruik en slechte werk- en woonomstandigheden. De gemiddelde levensduur van een Nederlandse arbeider lag in 1850 op 32 jaar. In Hilversum op dat moment zelfs op 18 jaar.
Vele van de wevers en spinsters woonden in armenbuurten die speciaal voor de arbeiders waren gebouwd. Pas in de tweede helft van de 19e eeuw komt er aandacht voor het belang van betere huisvesting. En omdat velen deels op straat leefden diende ook de inrichting van de straten aan betere eisen te voldoen (net zo breed als de hoogte van de huizen, geplaveid en voorzien van riolen), evenals aan het afvoeren van huisvuil (gelet op het veelvuldig voorkomen van typhus in de armenbuurten geen overbodige luxe).
Pas rond 1850, bijna een eeuw later dan in bijvoorbeeld Engeland, deden (stoom)machines hun intrede. In eerste instantie werden deze machines als verderfelijk bestempeld omdat zij zouden leiden tot toenemende armoede. Op enig moment kregen de economische voordelen van industrialisatie de overhand. Arbeiders die daardoor werkloos raakten werden gestimuleerd weer op het land te gaan werken (bron: Hilversum anno 1850 - leven in een dorp van landbouw en textielnijverheid in de 19e eeuw - uitgave Hilversumse Historische Kring "Albertus Perk").
Gerrit Leendertsz. Voorhaar (ook Verhaar) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1791 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hilletje (ook Gerritje) Vlaanderen |