Attention: Was younger than 16 years old (12) when child (Antje Veldmeijer) died (March 26, 1884).
He is married to Maria van Velsen (ook Velzen).
They got married on August 19, 1896 at Hilversum , he was 25 years old.Source 1
Eén van de getuigen bij dit huwelijk is Philippus Voorhaar (Flip de Porder).
(bron: huwelijksakte)
Child(ren):
The couple were divorced from June 9, 1906 at Amsterdam .Source 1
Oorzaak: echtscheiding
In 1896 komt Tijmen Veldmeijer (ook Veltmeijer) voor in een klapper op naam van veroordeelden van de Arrondissementsrechtbank in Amsterdam. Op 2 juni 1896 is in Hilversum proces-verbaal opgemaakt, op 17 september 1896 is de dagvaarding aan hem, groentenventer van beroep, betekend. Hij wordt verdacht van mishandeling. De officier eist een boete van vijftien gulden. Uit de overwegingen blijkt dat Tijmen Veldmeijer op 21 mei 1896 op of nabij de Kleine Drift in Hilversum Mozes Frank moedwillig en gewelddadig heeft aangegrepen, op de grond heeft geworpen en enige schoppen heeft toegebracht. Dit nadat Frank had geweigerd aan Veldmeijer een kwartje te geven, waar deze herhaaldelijk om had gevraagd. Op 8 oktober 1896 wordt Tijmen Veldmeijer veroordeeld tot een boete van vijf gulden.
(bron: www.archieven.nl)
=
Ook in 1897 komt Tijmen Veldmeijer voor in een klapper op naam van veroordeelden van de Arrondissementsrechtbank in Amsterdam. Op 30 oktober 1897 is de dagvaarding aan hem, koopman van beroep, betekend. Hij staat samen terecht met Theodorus Josephus Hendricus Gregorius Coppens. Zij worden verdacht van het dronken maken van een kind beneden de leeftijd van zestien jaar. De officier eist tegen beide beklaagden een gevangenisstraf van drie maanden. Uit de overwegingen blijkt dat zij op 15 juni 1897 in de tapperij van de broer van Coppens in Hilversum een jongen van vijftien jaar (Herman van Velsen - een jongere broer van Maria van Velsen, de vrouw van Tijmen Veldmeijer) dronken hebben gemaakt. De rolverdeling is dat Tijmen Veldmeijer de opdracht geeft en betaalt en Coppens de drank bestelt en aan het kind geeft. Eerst krijgt Van Velsen een borrelglas jenever en suiker en als hij aangeeft meer te willen wordt twee tot drie keer een bierglas jenever ingeschonken (per glas de hoeveelheid van 2 tot 3 borrelglaasjes). Bij elkaar wordt 70 cent afgerekend. Bij het verlaten van de tapperij blijkt Van Velsen zwaar beschonken (hij moest worden ondersteund bij het lopen) en wordt door de politie meegenomen. Daarbij bleek dat Van Velsen niet kon staan en op de grond viel. Ter zitting probeert Coppens de aanklacht lichter te maken door te verklaren dat hij een zogenaamde Lombok heeft gegeven (een mix van jenever, citroensap en water), maar de andere getuigen spreken dat tegen. Op 26 oktober 1897 veroordeelt de rechtbank ieder van de verdachten tot een gevangenisstraf van een maand.
(bron: www.archieven.nl)
=
In 1901 komt Tijmen Veldmeijer driemaal voor in een klapper op naam van veroordeelden van de Arrondissementsrechtbank in Amsterdam. De eerste keer is de dagvaarding op 16 februari 1901 aan Tijmen Veldmeijer, koopman van beroep, wonende Nieuwe Spiegelstraat 5 in Bussum, betekend. Hij verschijnt niet ter zitting. Hem wordt mishandeling en het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van een niet aan hem toebehorend goed ten laste gelegd. De officier eist een gevangenisstraf van veertien dagen. Uit de overwegingen blijkt dat dit op 22 januari 1901 om ongeveer 12.15 uur op een erf aan de Naarderstraat in Hilversum heeft plaatsgehad. Daar heeft hij de vrouw des huizes, Aartje Dorland, al scheldend bij de arm heeft gegrepen en pijn heeft gedaan, alsmede een wasfornuis heeft omver geworpen en beschadigd (binnenwerk, deksel en rooster gebroken). Aartje Dorland verklaart hevig geschrokken te zijn en de volgende dag een miskraam te hebben gehad. Op 14 maart 1901 veroordeelt de rechtbank Tijmen Veldmeijer conform de eis tot een gevangenisstraf van veertien dagen. Aangezien Tijmen Veldmeijer na het vonnis niet meer op het opgegeven adres woont en zijn nieuwe woon- en verblijfplaats onbekend is, heeft de deurwaarder het vonnis op 10 mei 1901 betekend door het op de hoofddeur van de Arrondissementsrechtbank in Amsterdam te plakken.
(bron: www.archieven.nl)
=
Dit is de tweede keer dat Tijmen Veldmeijer in 1901 voorkomt in een klapper op naam van veroordeelden van de Arrondissementsrechtbank in Amsterdam. Op 25 oktober 1901 is de dagvaarding aan hem, koopman van beroep, wonende Biersteeg 4 in Hilversum, betekend. Hij wordt verdacht van wederspannigheid. De officier eist een gevangenisstraf van zes weken. Uit de overwegingen blijkt dat hij zich op 23 augustus 1901 in Hilversum opzettelijk met geweld heeft verzet tegen twee politieagenten. Dit omdat Tijmen Veldmeijer door de agenten werd meegenomen, aangehouden en opgebracht naar het politiebureau omdat hij zich in kennelijke staat van dronkenschap op de openbare weg bevond. Veldmeijer zijn verzet bestond uit op de grond liggen, rukken, trappen en stompen. De ene agent werd tegen de benen getrapt, de andere in de zij gestompt, zulks hardop vloekend. In het proces-verbaal wordt Tijmen Veldmeijer aangeduid als bekend bij de betreffende agenten. De agenten troffen hem te midden van een menigte dronken aan bij een kar met fruit. De rechtbank veroordeelt Tijmen Veldmeijer op 19 november 1901 tot een gevangenisstraf van 45 dagen.
(bron: www.archieven.nl)
=
In 1901 komt Tijmen Veldmeijer nog een derde keer voor in een klapper op naam van veroordeelden van de Arrondissementsrechtbank in Amsterdam. Op 20 november 1901 is de dagvaarding aan hem, koopman van beroep, en aan de twee andere beklaagden betekend. Tijmen Veldmeijer woont Biersteeg 4 in Hilversum, maar is ten tijde de rechtszitting gedetineerd (zie samenvatting eerdere vonnis - jv). De andere beklaagden zijn Hendrik Rinkel en Willem Jacobs die beiden ook zijn gedetineerd (een zus van Willem Jacobs, Maria, maakt ook deel uit van de stamboom Voorhaar - jv). Zij worden verdacht van 'diefstal door twee of meer vereenigde personen tweemalen gepleegd en diefstal door twee of meer vereenigde personen, waarbij de schuldigen het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking'. Tegen Veldmeijer en Rinkel wordt door de officier een gevangenisstraf geëist van negen maanden. Tegen Jacobs luidt de eis één jaar en drie maanden, dit omdat er nog geen vijf jaar zijn verlopen sinds hij een eerdere gevangenisstraf wegens diefstal heeft uitgezeten. Alle beklaagden leggen een bekentenis af. Uit de uitgebreide overwegingen blijkt dat zij op de avond van 8 november 1901 hebben meegenomen:
- een konijn van het erf van J. Behrens aan de Veldweg in Bussum,
- vijf konijnen van het erf van J. Galis aan de Veldheimerlaan in Bussen, dit door de tralies van hun hok stuk te trekken,
- twee konijnen van het erf van J. Ruisendaal aan de Veldweg in Bussum
De drie beklaagden hebben eerder die avond de trein genomen van Hilversum naar Bussum en in een café een borreltje gedronken. Tijmen Veldmeijer had toen twee lege zakken bij zich. Aangekomen op de Veldweg spraken zij af konijnen te stelen en die ten gezamenlijke bate te verkopen. De eerste diefstal werd uitgevoerd door Jacobs, de anderen stonden op de weg en na het (witte) konijn in een zak te hebben gedaan sloeg Rinkel het dood tegen de grond, waarna ze het gezamenlijk verborgen op het Haventerrein. Bij de tweede diefstal gingen Veldmeijer en Rinkel samen het erf op, Rinkel verbrak de tralies en stopte de vijf konijnen (drie grijze en twee gele) in de zak die Veldmeijer ophield. Jacobs was op de weg op de uitkijk blijven staan. Rinkele doodde één en Jacobs doodde vier konijnen, waarna ze ook deze naar het Haventerrein brachten. Bij de derde diefstal zijn Jacobs en Rinkel degenen die het hok open maken en de konijnen (grijs en geel) hebben meegenomen en gedood. Ongeveer 11 uur 's avonds zijn ze met de trein naar Hilversum gereisd en ieder zijn eigen weg gegaan. Veldmeijer nam de zak met in totaal 8 konijnen mee. De volgende ochtend verkochten Veldmeijer en Rinkel twee van de konijnen aan ene Van Velsen-Geerlings voor fl 1,25 waarbij ze deze schoonmaakten en de huiden meenamen (deze van Velsen-Geerlings is mogelijk een schoonzuster van Veldmeijer - jv). Vervolgens gingen zij naar het café van Ruijter aan wie ze voor fl 1,50 de overige zes konijnen verkochten. Ten huize van Veldmeijer hebben ze die schoongemaakt en in de emmer gedaan die Ruijter hun had meegegeven. Daarna gaf Veldmeijer aan Rinkel een deel van de opbrengst van fl 2,75, de huiden gooide Rinkel in een beerput bij Fennis in de Biersteeg. De beklaagden worden op 14 december 1901 conform de eis veroordeeld: 9 maanden cel voor Veldmeijer en Rinkel, één jaar en drie maanden cel voor Jacobs (vanwege recidive).
(bron: www.archieven.nl)
=
Ook in 1904 komt Tijmen Veldmeijer voor in een klapper op naam van veroordeelden van de Arrondissementsrechtbank in Amsterdam. Op 16 april 1904 is de dagvaarding aan hem, koopman van beroep en wonende Biersteeg 4 in Hilversum, betekend. Hij wordt verdacht van mishandeling. Hij staat daarvoor met vijf anderen terecht, t.w. Willem Bakker, Nicolaas Does, Jan Does, Johan Cornelis Brummert en Albertus Lagcher. (Alleen) Tijmen Veldmeijer verschijnt niet ter zitting. De officier eist tegen een ieder twee maanden gevangenisstraf. Uit de overwegingen blijkt dat zij op 14 februari 1904 in de tapperij van Jacobus Gerberts aan de Zuiderweg in Hilversum Wilhelmus Johannes Korteling zodanig hebben geslagen en getrapt dat deze pijnlijk is getroffen en bloedend verwond. Bakker verklaart dat die middag in de tapperij muziek werd gemaakt en gedanst. Hij draaide aan het orgel dat op het biljart stond. Toen Korteling binnenkwam is hij voor het buffet aan de toonbank een glas bier gaan drinken, zonder zich met de beklaagden te bemoeien. Bakker is Korteling onverhoeds op de rug gesprongen, ze zijn op de grond gevallen en Bakker heeft hem hevig geslagen met een hard voorwerp en getrapt met de voet op hoofd en lichaam. De andere beklaagden deden mee en sloegen en trapten hem waar zij maar konden. Korteling probeerde kruipend over de vloer, met builen op zijn lijf en een bloedende hoofdwond. Kortelings verklaart geen aanleiding te hebben gegeven, maar alle beklaagden te kennen vanuit zijn vroegere betrekking als politieagent. Vijf getuigen, waaronder een Voorhaar, bevestigen de verklaring van Korteling. Op 28 juni 1904 doet de rechtbank uitspraak en houdt daarbij rekening met de mate waarin de beklaagden blijkens de getuigenverklaringen aan de mishandeling hebben meegedaan. Tijmen Veldmeijer, Willem Bakker, Nicolaas Does en Jan Does worden veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf. De andere twee beklaagden krijgen vijfenveertig dagen.
Uit een klapper op naam van veroordeelden van de Arrondissementsrechtbank in Amsterdam uit 1905 blijkt dat Tijmen Veldmeijer (als enige van de veroordeelden) verzet tegen dit vonnis heeft aangetekend. Aangezien Veldmeijer bij de behandeling van dat verzet op 29 juni 1905 niet ter zitting verschijnt wordt het verzet vervallen verklaard.
(bron: www.archieven.nl)
=
In 1913 komt Tijmen Veldmeijer voor in een klapper op naam van veroordeelden, maar dit keer van de Arrondissementsrechtbank in Haarlem. Tijmen Veldmeijer is dan 42 jaar, koopman van beroep en verblijf houdende in Beverwijk. Uit de overwegingen in het vonnis blijkt dat Tijmen Veldmeijer op 18 mei 1913 in Beverwijk Izaak Slob heeft mishandeld door hem opzettelijk te slaan en tot bloedens te verwonden. Het slaan wordt wettig en overtuigend bewezen verklaard, het verwonden niet. Op 28 augustus 1913 veroordeelt de rechtbank Tijmen Veldmeijer tot een gevangeinisstraf van tien dagen.
(bron: www.archieven.nl)
=
In 1904 en 1907 komt Tijmen Veldmeijer respectievelijk nog 1 en 3 keer voor in klappers op naam van veroordeelden van de Arrondissementsrechtbank Amsterdam. Deze vonnissen zijn echter niet online toegankelijk.
(bron: www.archieven.nl)
=
De andere veroordeling uit 1904 heeft waarschijnlijk betrekking op diefstal van een zilveren horloge waarover de Gooi- en Eemlander op 26 maart 1904 bericht. Op 2 januari 1904 staat werkman Tijmen Veldmeijer terecht bij de Arrondissementsrechtbank in Amsterdam. In de herberg van Nic. Does heeft hij zijn kameraad Vos beroofd van diens zilveren horloge. In een dronken bui had Tijm gevraagd hoe laat het was. het horloge losgerukt en in zijn vestzakje gestoken. Hierna bestelde hij nog een bittertje. "Geef m'n horloge terug" zei Vos. Maar Tijm antwoordde "Maak dat je wegkomt anders krijg je op je verd...". Vos behoorde tot de klasse van mensen welke liever niet op hun "verd..." hebben en waarschuwde de politie. De officier eist bij verstek 8 maanden gevangenisstraf (de uitspraak is mij niet bekend - jv).
(bron: Gooi- een Eemlander)
Tijmen Veldmeijer (ook Veltmeijer) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1896 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maria van Velsen (ook Velzen) |