He is married to Maria Louise Lynch.
They got married on November 20, 1890 at Bordeaux, Frankrijk, he was 34 years old.
Child(ren):
UIT BRIEF FONGER VEEN-BORDEAUX 16-2-1944,
Met mijn zoon Roelof en zijn vrouw, geb. Colin, en 2 kleinkinderen woonden wij allen tezamen op
een bezitting, die ik in 1903 gekocht heb in Talence, een aangenaam en groot huis in de voorstad
van Bordeaux. Wij zijn echter in April 1943 uit ons huis verdreven door de Duitsche militairen,
van welke er thans 15 á 20 in wonen.,
Wij hebben toen getracht om iets schappelijks als woning te vinden, doch dat is met al die
bombardementen zoo goed als onmogelijk, zoodat mijn zoon Roelof zich heeft moeten vergenoegen met
een miserabel huisje en ik alleen in een afschuwelijk pension terecht ben gekomen, waar ik met
mijn 89 jaren van kou zit te klappertanden! Dat is dus verre van een gelukkige ouden dag en
aangezien ik het eind van dat alles nog niet in de eerste jaren voorzie, hoop ik maar op een
ander eind. Mijn infirmiteiten maken, dat ik niet meer kan wandelen. Bovendien ben ik doof en
niet in staat handenarbeid te doen, zoodat ik met lezen en schrijven den tijd moet korten.,
Mijn schoonvader Albert Lynch was van lersche afkomst. Die familie was in der tijd bezitter van
diverse wijneigendommen, die thans nog den naam hebben behouden als Lynch-Bages, Lynch-Labarde,
Pontac-Lynch en Lynch-Moussas. Een van de familie was onder Napoleon maire van Bordeaux, maar
leverde na diens val de stad zonder verweer aan Wellington over, hetgeen nu niet precies als een
heldenfeit kan beschouwd worden, ofschoon Napoleon hem nog wel graaf gemaakt had! Mijn
schoonvader was, evenals ik, in wijnzaken en mijn zwager Caussade was wijnbouwer in de gemeenten
Blanquefort en St. Christoly Médoc. Roelof, die als zoon van een vreemdeling eerst bij zijn
meerderjarigheid zijn nationaliteit kon kiezen, was in 1914 zeventien jaar oud en heeft zich toen
als volontair aan la légion étrangère" verbonden. Hij is toen naar Issoudun gezonden om te worden
opgeleid als aspirant, later naar Bayonne om mitrailleur te worden, heeft daarna la croix de
guerre" gekregen en heeft gelukkig in dezen tweeden oorlog niet moeten dienen.,
Papa Lambertus was een braaf man. Wat een voorbeeld voor schrijver dezes, die niet in zijn
schoenen kan staan! Bovendien had hij een vol vertrouwen in de deugd zijner wijnen. Een
onbemiddelde zieke kon op een goede oude belegen flesch rekenen en de knechten van de firma
hadden zich niet te beklagen, want al was hij geen socialist, zij werden goed behandeld. Een
hunner hielp dikwijls in huis. Dat was Aant [Arend] Bakker, mijn groote vriend. Als hij des
winters morgens vroeg de bijt voor het huis kwam openhakken, dan kwam ik hem helpen. Maar als het
dan goed had gevroren, dan mocht ik wel nu en dan over het jonge ijs loopen, maar niet thuis
vertellen! Hij ging ook wel met mij mee naar een grasveld in de buurt om mijn grooten "draak" met
prachtige prenten beplakt op te laten. Die draak was zoo groot, dat hij mij haast omver trok als
er wat veel wind was.,
Hij hielp mij ook wel met kievietseieren zoeken, waarin hij zeer knap was. Ik herinner mij nog
levendig, dat hij mij een nest deed ontdekken met vijf eieren. Wat een succes! Toen ik die vijf
eieren goed en wel ingepakt in gras in mijn netje naar huis bracht, was ik rijker dan een koning
en mijn moeder in de gang ziende, stormde ik op haar los om mijn vondst te toonen. In mijn haast
struikelde ik echter. Arme jongen. Moeder hielp mij weer op de been en dacht mij in een ommelette
ze vinden, maar Aant kalmeerde haar met een glimlach, zeggende: U kunt gerust zijn: ze waren
hard gekookt.",
Wat al drukte en drukte als de groote Zaancommissie verscheept werd. Dat gebeurde na de groote
voorjaarsreis. Als alles dan klaar was ter verzending en de ankersmanden in rijen in het pakhuis
stonden dan kwam er een schip en werd alles ingeladen en zelfs de kinderen waren trotsch op hun
vader, die alles zoo flink en netjes bestuurde. Dat waren gelukkige dagen, die mij lang in het
geheugen zullen blijven.,
Een van de andere knechten was ook mijn vriend Pieter. Hij leerde mij snoek te vangen met de hand.
In den omtrek van den molen van Kingma hadden wij ontdekt, dat er snoeken in de slooten waren. Nu
gingen wij met onze polsen het water troebel maken, zoodat de visschen bij gebrek aan lucht
genoodzaakt waren om naar de oppervlakte te komen en men ze kon grijpen en op het land kon werpen.,
Pieter woonde in de Brouwerssteeg achter het pakhuis en inviteerde mij dan om bij hem den snoek op
te peuzelen.,
Hoeveel genoegen men in Sneek kon hebben, daaraan kwam geen eind. Denkt eens aan al die familie,
welke daar woonde en die ons altijd zoo welkom heette. De bezoeken aan oom Antoon in de
Noorderhorne onder,
andere staan mij nog duidelijk voor den geest. Speciaal met Nieuwjaar kregen wij de fijnste
koekjes en een borrel van advocaat versch gemaakt en heel wat fijner dan de beste likeurfabrieken
ze maken. Hoe onze magen dat volhielden, is mij een raadsel, maar onze eetlust had daaronder
volstrekt niet te lijden. Ik geloof trouwens, dat onze leefwijs ons ijzersterk maakte. Des
winters gleden wij over dun ijs achter de Burgerschool en haalden nu en dan een natten poot" die
ons echter niet verhinderde om tot twaalf uur op de schoolbanken te zitten.Veel kwaad heeft dat
ons niet gedaan en toch ben ik nu in mijn 89-ste jaar eigenlijk veel te gezond voor een gewoon
mensch. En hoeveel keer ben ik niet in het water gevallen? Met dooiweer, als het ijs eenmaal stuk
was, gingen wij met puthaken de schotsen naar de gracht drijven en herinner mij nog steeds juist
voor ons huis en voor het oog van mijn beste moeder een plons in de vaart te hebben gemaakt, die,
zooals men begrijpen kan, haar den schrik om het lijf gaf, maar die als gewoonlijk zonder erge
gevolgen afliep. Trouwens mijn beste ouders hadden dikwijls dergelijke emoties. Met kameraads
huurden wij voor een dubbeltje een zeilboot en trokken daarmee naar het meer met een prachtigen
zomer noordwester. Natuurlijk vergaten wij de avondkalmtes en waren wij genoodzaakt de terugreis
trekkend te doen. Doornat van het bedauwde gras kwamen wij dan terug, dikwijls omstreeks tien of
elf uur 's avonds, terwijl vader, moeder en knechten overal trachtten uit te vinden waar wij ons
bevonden en doodsangsten leden over ons. Dergelijke kinderen te bezitten moet geen groot genoegen
geweest zijn ...,
Mijn leven in Bordeaux heeft zijn besten tijd gekend omstreeks het jaar 1900. Mijn zaken hadden
zich uitgebreid en ik had het zoover gekregen, dat ik met de geregelde stoomvaartlijnen op
Amsterdam en Rotterdam contracten kon sluiten tot verlaagde prijzen onder een minimum garantie
van vracht. Zoodoende kon ik scherp concurreeren en bovendien had ik ook succes gekregen in
Duitschland en Engeland, zoodat ik bekende merken geheel kon opkoopen en voordeelig kon
aanbieden. Wanneer ik dan zulk een bekend merk kocht, dan liet ik terstond een photo maken van
het kasteel en bood per geïllustreerde briefkaart met het kasteel, dien wijn aan aan mijn
vrienden, dikwijls zelfs met étiquettes van het kasteel. Voor de financieering van die inkoopen
had ik den steun weten te verkrijgen van de bankiers Piganeau, met wie ik zeer interessante
relaties had, tengevolge van het feit, dat de chefs dezer firma ieder op een groote bezitting
hier in de nabijheid veel mest noodig hadden. Dit verplichtte hen een groote kudde melkkoeien te
hebben, welke van de allerbeste soort moesten zijn om door groote productie van melk de zaak
mogelijk te maken. Hun die allerbeste soort van vee te bezorgen lag natuurlijk geheel in de lijn
van een oud-Sneeker als ik. Door hulp van mijn vader is het mij gelukt heel wat drachtig vee naar
hier te verknopen met hetwelk mijn vrienden het grootste succes hebben gehad. Alles was
stamboek-vee met een gemiddelde productie van 25 1 per dag.,
Ja dat waren gelukkige jaren. Er werd goed verdiend en ieder was tevreden. Natuurlijk heeft men
toen ook wel slechte periodes gekend zooals de tijden van phyloxéra en mildew. Dat waren ernstige
kwalen, die men echter zoo flink heeft bestreden, dat alles weer goed terecht is gekomen. Van
1878 tot 1884 vernielde de phyloxéra de wortels van den wijnstok. Na veel nasporingen ontdekte
men wel is waar, dat het onder water zetten van de velden gedurende den winter afdoende was en
dus zag men weldra overal locomobielen met pompen de met dijkjes afgedamde palus" [gedroogde
slibvelden] onder water zetten. Maar dat was alleen voldoende voor de meest ordinaire soorten,
want de fijne wijnen komen van druiven, die op kiezelgrond worden geteeld. Die kiezelgronden
vindt men op honger en dikwijls glooiende plateaux en men moest dus een ander middel zoeken. Dat
middel werd gevonden door het enten van den Franschen wijnstok op Amerikaanschen wortel. Dat
middel is volkomen afdoende gebleken en sedert dien is het overal toegepast. Wanneer men thans
den stam van den wijnstok ontbloot, dan ziet men duidelijk den veel dikkeren Franschen stam
verbonden aan den meer tengeren Amerikaanschen wortel en zelfs in de palus" vindt men niet meer
den vroeger benutten stok.,
Circa vijf jaren zijn vereischt om een stok in productie te brengen. Men kan dus nagaan welke
enorme opofferingen de wijnbouwers zich hebben moeten getroosten om het zoover te brengen.,
Nauwelijks begon de toestand te verbeteren of een nieuwe slag trof de producenten. Ditmaal was het
de mildew", een cryptogame [schimmel ], die de bladen en de vrucht verdroogde, den wijn
decomposeerde en die niet zooals oidium" eenvoudig met bloem van zwavel te verdrijven was. Na
veel zoeken werd eindelijk de bouillie Bordelaise" ontdekt, be~taande uit kopersulphaat met kalk
in vloeibaren vorm, die gesprenkeld Wordt op de plant door een pulvérisateur. Dat vraagt
natuurlijk ook weer reel arbeid, doch dat is volkomen afdoende ... totdat een andere plaag ons
weer zal dwingen tot nieuwe zorgen. Enfin in theorie gaat het thans, maar tengevolge van den
oorlog is er haast geen mogelijkheid om kopersulphaat te krijgen.,
Ik zal nu eindigen met een beetje bluf. Als curiositeit vertel ik, dat in 1899 men hier wel i4
dagen lang op de vijvers van 't publieke park heeft kunnen schaatsenrijden en dat ik toen als
jong man veel lauweren geoogst heb. Dat is later nooit weer gebeurd. Verder dat ik in hetzelfde
jaar gedurende den zomer per cano van Royan naar den vuurtoren van Cordouan ben gevaren, iets,
dat geloof ik niemand ooit te voren had gedurfd - i9 mijlen in de volle Golf van Gascogne. -,
Dat behoeft echter niet te worden naverteld, te meer daar mijn stijve leden mij thans niet meer
toestaan om r oo meter te loopen, maar hetwelk als bewijs moet dienen, dat ik een behoorlijke
Gascon" ben geworden! Aangezien mijn eenige zoon Roelof [VII 41 ] geen zin had in ons mooie
wijnvak en verffabrikant is geworden, heb ik de firma F. Veen & Cie. in i93o verkocht aan Mr.
Miailhe te Bordeaux.,
The data shown has no sources.