Oorzaak: Suikerziekte
She is married to Tobias Stoll.
They got married on June 11, 1942 at Amsterdam, prov. Noord Holland , she was 28 years old.
Child(ren):
Mijn moeder was een dominante vrouw. Toen ze nog bij Oma woonden was ze hulp in de huishouding en maakte lange dagen. Je moest alles accepteren wat mevrouw zei en gewoon doen. Niet echt een makkelijk leven. Als ze thuis kwam moest ze ook nog bij Oma werken. Maar ja op een zeker moment krijg je verkering en wil je uit huis. In 1942 zijn ze getrouwd in Amsterdam en met 28 koppels werd je dan getrouwd. Ze kregen een woning op de Vrolikstraat 74, 3 hoog achter en daar is Kees, Rob en Els geboren. Piet en Marianne zijn in het Kamper ziekenhuis geboren in de Kamperstraat. Door het vele werk dat ze deed voor haar gezin en ook wel voor wat luxe kreeg zij vaak problemen met haar rug. Zij werkte bij slagerij van Veen op het Beukenplein in A'dam, waar ze het afsnijsel van mee mocht nemen, daarna bij De Raad van Arbeid en het belasting kantoor, later ook nog bij de lagere technische school op de Wibautstraat. Mijn moeder had zoveel last van haar rug en kon dus niet elke week op het wasbord alle kleding schoonhouden. Mijn vader spaarde elk sigaretje uit en kocht dan geen Kapitein Grand shag, dat scheelde dan 42 cent. Ook de fooitjes gingen vaak de pot in. Uiteindelijk kocht ze een wasmachine bij Stok(Vis) Wijtenbachstraat. op Ouwelzegels. Elke week kon ze dan wat afdragen aan Ouwel tot dat alles was betaald. Ook kocht zij een Electroluxe stofzuiger, eigenlijk was er weinig te eten en alles was zeer sober ingericht. We aten in de keuken waar mijn vader langs de rechter wand een plaat board had geplaatst. Deze had hij bewerkt met een tegelmotief in zacht blauw. Van de kast en toilet werd een douche gemaakt met de zelfde blauwe board tegels. Mastiek op de vloer en een afvoer naar het toilet. Wij waren de eerste in de straat die een douche hadden voorheen gingen we met zijn vieren in de tobbe de oudste voorop enz. We haalden brood bij bakkerij Kwakman, was fabrieksbrood voor 29 cent en was klef zei mijn vader altijd. Maar ja je moest de tering naar de nering zetten en tevreden zijn met opgepoft of dubbel gebakken brood. Van de reuzel dat mijn moeder kreeg van slagerij Veen, bakte mijn vader kaantjes en kregen we het vet op brood. Af en toe was er vlees (gehaktbal) Van de verse waarboer Andriesen kocht zij wel eens een maag of niertjes voor de kat of hond en vervolgens werd dit verwerkt inde macaroni en andere gerechten. Soms (beetje vaak) kregen we een bonnetje mee naar school omdat melkgeld te duur was, maar je mocht dit dan niet laten zien aan de anderen die het vaak nog slechter hadden. Mijn moeder moest opgenomen worden in een Rusthuis de Leemkuil in Vorden. Mijn vader zorgde dan voor ons en van elke stuiver maakte hij een feest. We werden wel om 3 uur waker gemaakt en had hij 2 zoute punt droppen gekocht of een bosje sprot en deze werden dan met veel plezier genuttigd met kop en darm, alles at je. Ook kregen we dan wel suiker op brood of reed mijn vader naar Abcoude en haalde daar Rammenas en dat raspen hij dan op brood. Hij leefde dan zeer zuinig maar kon toch veel
doen. Later kregen we het wat breder toen Piet ging werken bij een Loodgieter op de Looiersgracht. Ook ik moest werken bij Simon de Wit als bediende achter de toonbank in een bedieningszaak. We verhuisde uiteindelijk naar Beverwijk waar het goede verteoven was. Eerst de van Riemsdijklaan 80 daarna de van Weerden Poelmanstraat 18. Als gevolg van de suikerziekte zijn haar beide benen geamputeerd. De eerste amputatie (het linkerbeen)in 1992. Haar twee benen werden in 5 operaties verwijderd. De laatste operatie was in 1994 op haar 80e verjaardag, deze operatie kwam ze bijna niet meer te boven. Ze was volledig in de war. Thuis gaf het veel problemen. Pa en Rob moesten haar naar het toilet brengen en 's-nachts was ze bang en mijn vader en broer waren dan wakker. Mijn moeder wilde niet naar een verpleeghuis.
Mijn moeder was een dominante vrouw. Toen ze nog bij Oma woonden was ze hulp in de huishouding en maakte lange dagen. Je moest alles accepteren wat mevrouw zei en gewoon doen. Niet echt een makkelijk leven. Als ze thuis kwam moest ze ook nog bij Oma werken. Maar ja op een zeker moment krijg je verkering en wil je uit huis. In 1942 zijn ze getrouwd in Amsterdam en met 28 koppels werd je dan getrouwd. Ze kregen een woning op de Vrolikstraat 74, 3 hoog achter en daar is Kees, Rob en Els geboren. Piet en Marianne zijn in het Kamper ziekenhuis geboren in de Kamperstraat. Door het vele werk dat ze deed voor haar gezin en ook wel voor wat luxe kreeg zij vaak problemen met haar rug. Zij werkte bij slagerij van Veen op het Beukenplein in A'dam, waar ze het afsnijsel van mee mocht nemen, daarna bij De Raad van Arbeid en het belasting kantoor, later ook nog bij de lagere technische school op de Wibautstraat. Mijn moeder had zoveel last van haar rug en kon dus niet elke week op het wasbord alle kleding schoonhouden. Mijn vader spaarde elk sigaretje uit en kocht dan geen Kapitein Grand shag, dat scheelde dan 42 cent. Ook de fooitjes gingen vaak de pot in. Uiteindelijk kocht ze een wasmachine bij Stok(Vis) Wijtenbachstraat. op Ouwelzegels. Elke week kon ze dan wat afdragen aan Ouwel tot dat alles was betaald. Ook kocht zij een Electroluxe stofzuiger, eigenlijk was er weinig te eten en alles was zeer sober ingericht. We aten in de keuken waar mijn vader langs de rechter wand een plaat board had geplaatst. Deze had hij bewerkt met een tegelmotief in zacht blauw. Van de kast en toilet werd een douche gemaakt met de zelfde blauwe board tegels. Mastiek op de vloer en een afvoer naar het toilet. Wij waren de eerste in de straat die een douche hadden voorheen gingen we met zijn vieren in de tobbe de oudste voorop enz. We haalden brood bij bakkerij Kwakman, was fabrieksbrood voor 29 cent en was klef zei mijn vader altijd. Maar ja je moest de tering naar de nering zetten en tevreden zijn met opgepoft of dubbel gebakken brood. Van de reuzel dat mijn moeder kreeg van slagerij Veen, bakte mijn vader kaantjes en kregen we het vet op brood. Af en toe was er vlees (gehaktbal) Van de verse waarboer Andriesen kocht zij wel eens een maag of niertjes voor de kat of hond en vervolgens werd dit verwerkt in
de macaroni en andere gerechten. Soms (beetje vaak) kregen we een bonnetje mee naar school omdat melkgeld te duur was, maar je mocht dit dan niet laten zien aan de anderen die het vaak nog slechter hadden. Mijn moeder moest opgenomen worden in een Rusthuis de Leemkuil in Vorden. Mijn vader zorgde dan voor ons en van elke stuiver maakte hij een feest. We werden wel om 3 uur waker gemaakt en had hij 2 zoute punt droppen gekocht of een bosje sprot en deze werden dan met veel plezier genuttigd met kop en darm, alles at je. Ook kregen we dan wel suiker op brood of reed mijn vader naar Abcoude en haalde daar Rammenas en dat raspen hij dan op brood. Hij leefde dan zeer zuinig maar kon toch veel
doen. Later kregen we het wat breder toen Piet ging werken bij een Loodgieter op de Looiersgracht. Ook ik moest werken bij Simon de Wit als bediende achter de toonbank in een bedieningszaak. We verhuisde uiteindelijk naar Beverwijk waar het goede verteoven was. Eerst de van Riemsdijklaan 80 daarna de van Weerden Poelmanstraat 18. Als gevolg van de suikerziekte zijn haar beide benen geamputeerd. De eerste amputatie (het linkerbeen)in 1992. Haar twee benen werden in 5 operaties verwijderd. De laatste operatie was in 1994 op haar 80e verjaardag, deze operatie kwam ze bijna niet meer te boven. Ze was volledig in de war. Thuis gaf het veel problemen. Pa en Rob moesten haar naar het toilet brengen en 's-nachts was ze bang en mijn vader en broer waren dan wakker. Mijn moeder wilde niet naar een verpleeghuis.
Anna Cornelia Westerveld | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1942 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tobias Stoll |
The data shown has no sources.