Leeftijd:58y
He is married to Gijsberta Jannetje Martha De Veer.
They got married on December 2, 1804 at Curacao, .Source 1
Child(ren):
jhr. Jan Evert Lewe van Aduard (Aduard, 24 november 1774 - voor de kust van Belgiâ´, 12 december 1832) was een Nederlands schout-bij-nacht en ridder in de Militaire Willems-Orde derde klasse.
Familie:
Lewe was een lid van de oud-adellijke familie Lewe. Hij was de zoon van Evert Joost Lewe (van Aduard) (1743-1804), onder andere gedeputeerde ter Staten-Generaal, en Henriette Pauline van Holsten [1739-1806]. Hij trouwde in 1804 metGijsberta Jannetje Martha de Veer (1787-1846), uit welk huwelijk vijf kinderen geboren werden.
Adelsbesluiten:
Hij werd op 28 maart 1815 benoemd in de Ridderschap van Groningen, waardoor hij en zijn nakomelingen tot de Nederlandse adel gingen behoren, met het predicaat van jonkheer en jonkvrouw. Voor twee van zijn zonen werd in 1848 erkend de titelvan baron en barones, waardoor hun nageslacht die titel ging dragen.
Vroege loopbaan:
Lewe van Aduard werd opgeleid voor de marine; na het einde van het Franse Keizerrijk werd hij in de rang van kapitein, in augustus 1814, bij de zeemacht van Nederland geplaatst. Hij werd bij Koninklijk Besluit van 28 maart 1815 tevensbenoemd in de ridderschap van Groningen en voer in november 1815 als commandant op het schip Z.M. Prins van Oranje, dat deel uitmaakte van het Nederlandse eskader, onder commando van viceadmiraal Van Braam en onderweg was naar West-Indiâ´.Het eskader bestond verder uit de schepen Zr. Ms. fregat Van der Werf, Zr. Ms. fregat Eurydice, Zr. Ms. brik Irene en Zr. Ms. schoener Haai. Aan boord van het schip van Lewe van Aduard bevonden zich de gouverneurs van Curaâßao en SintMaarten. Verder had het eskader het elfde bataljon jagers en enige compagnieâ´n artillerie, bestemd om de bezetting uit te maken van de verschillende Nederlandse bezittingen in West-Indiâ´, aan boord.
Op 11 maart 1816 kwam hij met de Prins van Oranje, van Curaâßao komend, te Jamaica aan, met aan boord onder meer luitenant-generaal Le Couteur, diens familie en het garnizoen van dat eiland; hij vertrok de 17de maart weer van Port Royal naarPortsmouth. Bij het vertrek werd het schip door het fort Charles en het vlaggeschip gesalueerd. Op 28 juni 1817 kwam hij van Gibraltar met de Prins van Oranje, en met aan boord viceadmiraal Th.F. van Capellen, aan op de rede van Vlissingenen op 1 december 1819 vertrok hij weer vanuit Hellevoetsluis met het oorlogsschip Van der Werf naar Batavia, met aan boord schout-bij-nacht Musquetier, ter aflossing van â©â©n der oorlogsschepen aldaar. De 15de april 1821 kwam hij met hetschip van Makassar te Batavia aan, met aan boord onder meer 16 officieren, waaronder kolonel Lafontaine, 139 Europese onderofficieren en soldaten en 56 Boeginese rekruten.
Expeditie naar Palembang:
Begin der expeditie:
Lewe van Aduard nam begin 1821 deel aan de tweede expeditie naar Palembang; deze expeditie stond onder opperbevel van generaal H.M. de Kock en de zeemacht onder bevel van dan kapitein-ter-zee Lewe van Aduard. De landmacht werd aangevoerddoor de kolonels A.D. de la Fontaine en B. Bischoff. Men was niet in dezelfde fout vervallen als tijdens de eerste expeditie naar Palembang om een onvoldoende macht uit te zenden. De macht tijdens de tweede expeditie bestond uit eenlandingsleger, sterk 1.679 man, met 18 veldstukken, en een vloot van 18 oorlogsbodems en 14 transportschepen, met 2.600 koppen, waarvan 1.200 Europeaan; tezamen met inbegrip van een honderd inlandse soldaten, 4.300 man. Deze expeditieeindigde in een overwinning, maar er werden aan Nederlandse zijde wel zware verliezen geleden, waaronder alleen al tijdens de bestorming van een vijandelijke batterij 33 doden en 133 gewonden vielen. Lewe van Aduard kreeg bij KoninklijkBesluit van 7 mei 1822 nummer 29 de Militaire Willems-Orde derde klasse voor zijn verrichtingen tijdens de expeditie naar Palembang. Op 9 mei 1821 vertrok legercommandant De Kock van Batavia met een vloot van 18 oorlogs- entransportschepen, bemand met 2.600 matrozen, waarvan 1.200 Europeanen, terwijl de troepen 1.780 man telden. De 12de juni kwam de expeditie voor de batterijen aan de Plaju en op het eiland Gombora (Kemaro) dat sterk bewapend was en detoegang tot de hoofdplaats belette.
De 24ste juni 1821 had generaal De Kock, die het opperbevel over deze expeditie had, de vijandelijke werken in de rivier, die de toegang naar de stad afsloten, na een hevige tegenstand overmeesterd. Hij meldde in zijn rapport van 28 junidat hij de 26ste het anker voor eerder genoemde stad had laten vallen en dat de sultan, Badaroedin, die geen uitkomst meer zag, zich bereidwillig verklaarde om de regering aan zijn broer af te staan, die zich op de Nederlandse vloot bevond,en zich, onder toezegging van lijfsgenade aan de Nederlandse troepen zou overgeven. De Kock hoopte zo in staat te zijn om de sultan en zijn familie met het oorlogsfregat De Dageraad naar Batavia op te zenden. De Kock sprak vol lof over demoed en volharding van zijn soldaten en schepelingen. De vijand had zijn macht voornamelijk gevestigd in de rivier bij het eiland Gombora aan de uitwatering van de rivier de Pladjoe, te midden van een laag en moerassig land. Op dit eilandwas een grote batterij opgeworpen; tussen de linker- en de rechteroever lagen twee waterbatterijen en op de oever vier, de grootste en belangrijkste bij de monding van de Pladjoe.
De gevechten:
De werken waren bezet met 126 stukken geschut die de vijand zeer goed wist te bedienen. De beide rivieren waren met dubbele rijen paalwerk onder het bereik van het geschut afgezet en achter het paalwerk lagen gewapende prauwen. Het bleek alsnel dat het niet geraden was een poging te doen om de vijandelijke posities van de landzijde om te trekken. De 20ste juni vond de eerste aanval op de vijandelijke werken plaats. Met het aanbreken van de dag namen de oorlogsschepen de hunaangewezen posities in en van weerszijden werd er hevig gevuurd. In de voormiddag begon het vuur van de kant van Gombora te verminderen; een van de kanonneerboten drong door de palen van de grote rivier door en De Kock gaf bevel aan kolonelBisschof om met 300 man in landingsboten een aanval op de batterij te ondernemen, toen de touwen van de landingsboten werden afgeschoten, waardoor ze met de stroom mee afdreven. Hierdoor werd het fregat Van der Werff, dan geheel ongedekt,aan het vuur van de vijand blootgesteld waardoor diverse stukken onklaar geraakten. Boers voerde tijdens de expeditie op dit schip mede het commando en was aldus in de vuurlinie; aldaar vielen door deze actie in totaal 17 doden en 63gewonden. De Kock achtte het toen raadzaam voor die dag de verdere aanval te staken.
De volgende aanval vond de 24ste plaats; voor het aanbreken van de dag namen de oorlogsschepen hun posities in en beantwoordden het vijandelijke vuur vanaf vijf uur. Om kwart over zes verminderde dit vijandelijke vuur; kolonel Bisschof, diemet zijn troepen in landingsboten door de palen heendrong, ondernam een aanval aan de linkerkant van het eiland. De batterij werd overmeesterd en de kapiteins Elout en Dibbets en luitenant Lejeune wisten de Nederlandse vlag op devijandelijke versterkingen te plaatsen. Een poging om de grote batterij van voren aan te vallen werd als onverstandig geoordeeld en de troepen verenigden zich aan de kant van het eiland om daar de rivier over te steken en de batterijen opde rechteroever aan te vallen. Intussen hadden de Venus en de Ajax de waterbatterijen tot zwijgen gebracht, deze werden door luitenant van den Ende bezet en vervolgens verbrand. De negende begonnen de verenigde troepen, onder bevel vankolonel Bisschof, de rivier over te trekken. Om half 12 plaatste luitenant-ter-zee De Lange de vlag op de achterste batterij; de tweede en derde werden al spoedig door de vijand verlaten. Deze probeerde zich nog in de eerste en grootstebatterij te handhaven maar de flankeurs, geleid door de luitenants Wagener en van Styrum, drongen stormenderhand naar binnen en vermeesterden ook deze belangrijke en laatste vijandelijke positie.
Onderscheidingen:
Generaal De Kock was zeer onder de indruk van de bewezen diensten van alle officieren maar roemde in het bijzonder die van de kapitein-luitenants Bakker en Reins, de luitenants Koopman, Lans, Ruys, Willink, de Koning en Rengers; ook Boers,Van Kervel, Freudenberg, Allewijn, Olijve, Jolij en Van Berkel werden bij naam genoemd: Kapitein-ter-zee jhr Lewe van Adaard, commanderende Zr. Ms. fregat Van der Werff, hield niet op activiteit en ijver aan de dag te leggen, en in beidesecties vocht hij met moed en beleid. Op zijn schip hebben alle officieren zich onderscheiden, maar speciaal de eerste luitenants Koopman en Lans en de tweede luitenants Willink, de Koning, Rengers en Boers.
Belgische opstand:
Begin van de opstand:
In augustus 1821 keerde Lewe van Aduard te Middelburg terug, nadat hij van Palembang vertrokken was; hij werd nu overgeplaatst op het oorlogsfregat de Dageraad, waarmee hij in 1822 naar Soerabaja en terug zeilde. Op 10 januari vertrok hijvan Vlissingen met Zr. Ms. oorlogsfregat Diana voor een reis naar de Middellandse Zee en voer onder meer over Gibraltar en Smyrna (19 augustus). Op 15 november 1826 kwam hij ter rede van Vlissingen aan, alwaar de Diana in 's rijks dok werdgebracht. Bij Koninklijk Besluit van 3 februari 1830 werd Zr. Ms. fregat Eurydice in dienst gesteld en het bevel daarover opgedragen aan Lewe van Aduard. Op 31 augustus, na het uitbreken van de Belgische Opstand, zeilde hij met dit schip,en samen met de Sumatra, kapitein Lucas, van Vlissingen naar Antwerpen. Volgens de bij het Department van Marine ontvangen rapporten van Lewe van Aduard, die de zeemacht voor Antwerpen commandeerde, had hij, op bevel van generaal D.H.Chassâ©, deel genomen aan het op de 27ste oktober voor die stad plaatsvindende gevecht tegen de opstandelingen en hadden de manschappen van Z.M. schepen en vaartuigen van oorlog zich bij die gelegenheid uitmuntend gedragen. Twee officierenwaren gesneuveld; luitenant L.C. Maas (1799-1830, ridder Militaire Willems-Orde) van de Proserpina en J. Klinkhamer van de Komeet.
Bij Koninklijk Besluit van 23 maart 1831 werd schout-bij-nacht C.J. Wolterbeek tot viceadmiraal bevorderd, en werden de kapiteins-ter-zee A.W. de Man, Lewe van Aduard en P. Ziervogel tot schout-bij-nacht benoemd. Bij Koninklijk Besluit van14 november 1831 nummer 8 behaagde het Z.M. Lewe van Aduard, die toen de tweede divisie der eerste afdeling van de linie van defensie te water commandeerde, zijn bijzondere tevredenheid te geven over de wijze waarop hij het aan hemtoevertrouwde commandement had waargenomen en over de veelvuldige bewijzen van ijver en beleid die door hem de gehele tijd maar voornamelijk tijdens de vijandelijkheden gedurende de eerste helft der maand augustus 1831 werden gegeven.Ingevolge de machtiging, door Z.M. de koning verleend, vond de eerste uitgifte van het Metalen Kruis, uit het bij Hasselt veroverde geschut vervaardigd, op de vijfde april 1832 plaats aan de troepen die behoord hadden tot de bezetting vande Citadel van Antwerpen en onderhorigheden, en waartoe ook de forten Lillo en Liefkenshoek gerekend werden, alsmede aan de zeemacht onder bevel van kapitein-ter-zee Koopman, voor Antwerpen, en aan die onder bevel van Lewe van Aduard, bijLillo gestationeerd. Deze troepen rukten vervolgens, versierd met het edelmetaal, uit tot het houden van een grote parade, gedurende welke hen een dagorder werd voorgelezen van de directeur-generaal van oorlog.
Dood van Lewe van Aduard:
Lewe van Aduard sneuvelde in een gevecht met de Fransen voor de Kruisschans, tijdens de Belgische Opstand, terwijl hij de linie der defensie te water, aan boord van de Eurydice, commandeerde. Nadat de vijand gedurende de elfde opverschillende punten aan de Scheldedijk en vooral bij de Kruisschans, bestookt en in het voortzetten van zijn werkzaamheden verhinderd was geworden besloot Lewe van Aduard in de morgen van de twaalfde tot de aanval op dat punt met deEuridice en de Proserpina en zette daarnaast een aantal kanonneerboten in, om de vijandelijke werken aldaar te vernielen. Omdat om 10 uur activiteiten gezien werden gaf hij direct order de batterijen te openen maar dit vuur bleef door devijand in eerste instantie onbeantwoord. Kort daarop werd echter van zijn kant van de dijk een houwitservuur geopend en aanhoudend voortgezet. In eerste instantie vielen de projectielen voor of achter de schepen maar al snel werd het juistepunt bepaald en kwamen acht houwitsergranaten op de Eurydice terecht. Twee daarvan ontploften, de ene in de kuil en de andere tussendeks. Door de eerste explosie werden matroos Apon en luitenant Kluyskens gedood en een schepeling verwond.De tweede veroorzaakte tussendeks brand, die echter spoedig geblust was. De andere projectielen beschadigden het bovenschip en tuig terwijl â©â©n van de laatste granaten, omstreeks drie uur in de middag, de dood van Lewe van Aduardveroorzaakte.
Nadat Lewe van Aduard had gemerkt dat de bommen doel getroffen hadden kwam hij op het dek om order te geven het sein aan de stoomboot te doen om hem te komen afslepen. Vlak nadat hij die order gegeven had ontplofte een bom, die een deel vanzijn hoofd wegnam, waarop hij direct overleed. Hij bereikte de leeftijd van 58 jaar. Met het vallen van de avond was de Eurydice buiten bereikt van het vijandelijke geschut beneden de Kruisschans gaan liggen, terwijl de Proserpina met 6kanonneerboten onder luitenant Van der Plat even boven de Kruisschans post vatte. Het lichaam van Lewe van Aduard werd in de loop van de 13de december met een kanonneerboot naar Vlissingen vervoerd en aldaar ter aarde besteld. In Vlissingenwerd later een grafmonument voor hem opgericht, in het park tussen de Koudekerkseweg en de Julianalaan, ten noorden van de Prins Bernhardlaan. Het opschrift luidt: toegewijd aan de nagedachtenis van Jonkheer Jan Evert Lewe van Aduard.Ridder der 3e klasse van de Militaire Willemsorde en van de Nederlandse Leeuw. Uit hoogachting door de gezamelijke Bevelhebbers en Officieren welke destijds onder de bevelen van den gesneuvelde dienden.
Bron: Wikipedia
Jan Evert Lewe Van Aduard | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1804 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gijsberta Jannetje Martha De Veer |