Datum: Derk Persant Snoep
Oud-directeur van het Frans Hals Museum/De Hallen
Na zijn dood op 27 oktober 2005 werd Derk Snoep vanuit zijn huis Julianastraat 11 in Haarlem begraven op de Algemene Begraafplaats in Bloemendaal. Daarmee boog zijn leven zich tot een volle cirkel: de ligging van het graf boven op een duin weerspiegelt de positie van de nabij op een duin liggende Zandhoeve aan de Vinkenbaan in Santpoort, het huis waar hij op 9 april 1935 werd geboren. Tussen deze momenten van geboorte en sterven ligt het landschap van zijn leven dat ten diepste door de streek tussen Santpoort en Haarlem werd bepaald.
In de door hem geschreven autobiografische schets (1997) vertegenwoordigt het ouderlijke huis een magische plek, die hem zijn hele leven zal vergezellen: hij droomt er iedere nacht van. De kamers, de tuin, het geluid van waaiende dennen: hier worden zijn verbeelding, zijn historisch en cultureel besef geboren. Boutet de Monvel's publicatie over Jeanne d'Arc en de boeken van Jules Verne vormen even belangrijke inspiratiebronnen als de nabij gelegen ruïne van Brederode waar hij zijn eerste schoolopstel aan wijdt en waar hij als jongen rondleidingen geeft. Op de Bloemendaalse Schoolvereniging geniet hij van het zingen (op zijn laatste ziekbed bracht hij vele liederen uit dat repertoire ten gehore), en van het voorlezen. Na de oorlog zal hij het Jac. P. Thijsse Montessori Lyceum op Elswout bezoeken. Scholen en landelijke, boomrijke omgeving zullen voor altijd zijn romantische buitengevoel bepalen: het huisje in het bos en op het land, een ideaal dat later bewaarheid wordt als hij de beschikking krijgt over een 'datscha' bij het Drentse Exloo, voor hem een oord van groot geluk en werkzaamheid in zijn latere levensjaren.
De jeugd van Derk Snoep is wat eenzaam en teruggetrokken en wordt in 1940 verstoord door het uitbreken van de oorlog. De aankondiging daarvan op een heldere dag in mei, vormt zijn vroegste jeugdherinnering. Omdat hij een Joodse moeder heeft, moet het gezin in 1943 aan de Amsterdamse Beethovenstraat gaan wonen. Dit is in vele opzichten een diep traumatische periode. Zijn hele leven houdt hij een grote fascinatie voor deze oorlog, hij leest er veel over, is er intellectueel en emotioneel intensief mee bezig, het bepaalt veel van zijn visie op mens, maatschappij en politiek. De joodse herkomst speelt in zijn oriëntatie op de wereld een uitermate belangrijke rol. Grootvader Maurits Binger, die zo'n vitale rol speelde in de Haarlemse en nationale filmindustrie met zijn filmfabriek Hollandia, is voor hem een ijkpunt, ook al heeft hij hem nooit gekend. Artisticiteit, theatraliteit - Derk's eerste toneelrol na de oorlog is als rechter in het toneelstuk De Ring van de Hertog -, een zekere affectatie en extreem gevoel voor stijl, verbinden hem met deze voorvader. Diens milieu, herkomst en leven heeft Derk zelf verschillende malen onderzocht. Hij was daarbij vooral gefascineerd door de positie van Joden in het 19de en vroeg 20ste eeuwse Haarlem en met name geïnteresseerd in hun al dan niet geaccepteerde positie of assimilatie. De sporen van zijn beide families Binger en Emrik treft hij aan in Haarlemse en Amsterdamse archieven, bibliotheken, collecties, gebouwen en op begraafplaatsen. Van groot gewicht is de nalatenschap aan meubels en voorwerpen, die hij zijn hele leven lang zal koesteren en die hij voor zijn dood in perfect gerestaureerde staat nalaat aan de volgende generatie. Al deze dingen vertelden hem een verhaal, van herkomst, van mensen, van gebruik en van de plek die zij in diverse opeenvolgend huishoudens innamen. Zoals Hans Christiaan Andersen (die hij als auteur zo liefhad) in zijn sprookjes voor het eerst huiselijke objecten liet spreken, zo vertelden deze historische objecten Derk Snoep het verhaal van zijn familie en zij leidden tot zijn ontdekking van het belang van de historische ervaring.
Het verwondert niet dat hij kunstgeschiedenis wilde studeren, al wordt die wens voorlopig door zijn ouders niet ingewilligd. Hij zal eerst een tijd bij de Rotterdamse Lloyd werken om pas in 1957 in Utrecht de verlangde studie op te nemen. Dit wordt een cruciale periode in zijn leven: niet alleen ontdekt hij zijn toekomstige vak, maar ook het studentenleven, vertier, het Utrechtse Studenten Toneel, een sociaal leven met veel vriendschappen. Ook ontmoet hij er zijn toekomstige echtgenote, Ella Reitsma, met wie hij twee kinderen krijgt, Martijn (nu advocaat in Den Haag) en Jacomijn (antropologe aan het Musee Quai Branly te Parijs). Het Utrechtse Kunsthistorische Instituut geniet internationale faam door bibliotheek en hoogleraren, met name prof. G.J. van Gelder, bij wie Derk Snoep in 1975 promoveert op Praal en Propaganda. Triumfalia in de Noordelijke Nederlanden in de 16de en 17de eeuw. Het onderwerp toont de ongewone belangstellingen die Derk Snoep ontplooide: zijn interesse was evenzeer (politiek) historisch als kunsthistorisch en zijn belangstellingswereld is dan ook het beste te karakteriseren als cultuurhistorisch. Dat blijkt ook uit zijn onderzoek naar orgelluiken, plafondschilderingen en het 17de eeuwse classicisme van de Haarlemse schilderschool en van Gerard de Lairesse, onderwerpen die niet bepaald modieus waren en die hij als eerste heeft verkend. De late jaren '60 en vroege jaren '70 zijn een tijd van emancipatie. Zijn vrouw en hij werkten beiden parttime om voor het gezin te kunnen zorgen. Zeven jaar werkt Snoep samen met zijn goede vriend Eddy de Jongh onder Van Gelder als wetenschappelijk medewerker bij het eveneens in Utrecht gevestigde Centrum voor Voortgezet Kunsthistorisch Onderzoek. In 1974 werd hij conservator van de historische afdeling van het Centraal Museum in Utrecht. Hij richt deze afdeling op een geheel nieuwe en verrassende wijze in en organiseert er met veel elan cultuurhistorische tentoonstellingen als De Dom in Puin (1974), Jan van Scorel (1977), De Kogel door de Kerk (1979), Het Kleine Bouwen (1983) en de indrukwekkende expositie Dood en Begraven (1980). Conflicten ten aanzien van hun intellectuele en maatschappelijke bezigheden, lopen in het huwelijk parallel aan veranderingen in het emotionele leven. Voor Derk Snoep leidt dat tot een seksuele heroriëntatie, en tot een scheiding van zijn vrouw in 1975. De vormgeving van een nieuw, homoseksueel, bestaan is niet eenvoudig. In zijn autobiografie noemt hij de ontmoeting met Erik de Jong in 1977 het 'ene grote event' van zijn leven na zijn veertigste. Zij zullen samen een diepe 'Wahlverwandtschaft' opbouwen die tot zijn dood zal duren. Het andere grote 'event' is zijn benoeming in 1983 tot directeur van het Frans Hals Museum. Het brengt hem terug naar het landschap van zijn jeugd, waar al zijn verwachtingen omtrent zijn vak werden geboren. Het museum wordt een tweede huis, dat hij als 'huisvader' met veel smaak en visie verbouwt, inricht en vormgeeft. De uitbreiding van het museum met De Hallen op de Grote Markt is een meesterzet, die hem ook in staat stelt meer aandacht te geven aan de collectie vroeg moderne kunst. Als echte museumman ging zijn aandacht uit naar het consolideren van de Haarlemse locaties en van de voorhanden collecties. Dat leidde hem ook tot tal van initiatieven op het gebied van aankoop, conservering en restauratie. De zorg voor het object als lokaal, nationaal en internationaal erfgoed was voor hem een centrale museale opgave, ondanks het feit dat de Haarlemse politiek dat niet altijd belangrijk vond. Op het eigen restauratieatelier werd door hem fundamenteel onderzoek gestimuleerd en liet hij restauratiewetenschap en kunstgeschiedenis in diverse grote en kleine projecten aan elkaar smeden. Zijn streven was de status van de restaurator te verbeteren en diens vak een aanzien te geven op het niveau van de conservator. Het wordt een van zijn belangrijkste verdiensten. In die lijn onderneemt hij ook de samenstelling van een bestandscatalogus van de verzameling schilderijen, die nog moet verschijnen. Zijn aandacht gaat ook uit naar het publiek, reden om een Vereniging van Vrienden op te richten, die uitermate succesvol is en zijn werk op talloze manieren ondersteunt en bovendien een nieuw sociaal elan in het museum brengt. Het bewees eens te meer hoe inspirerend en enthousiasmerend hij was, een uitstraling die voor velen belangrijk is geweest.
Hij organiseert met zijn staf en hulp van buiten een aantal grote tentoonstellingen, Portretten van Echt en Trouw (1986, samen met prof. Eddy de Jongh), Schutters in Holland (1988), Frans Hals (1990), Judith Leijster (1993), Trots van Haarlem (1995) , terwijl zijn belangstelling ook uitging naar Haarlemse schilders als Verwey en Jacobus van Looy, over wie eveneens tentoonstellingen werden samengesteld. Zijn afscheidstentoonstelling in het najaar van 2000 Kinderen op hun mooist, was een van de ontroerendste, mooiste (en ook financieel succesvolste) tentoonstellingen die hij realiseerde.
Derk Snoep was een ongewoon mens, een bevlogen man, zeer kritisch, soms op het cynische af. Hij was geïnspireerd, ongelofelijk humoristisch en vrolijk, taalvaardig, vooral eerlijk en trouw aan zijn principes. Hij las veel Russische schrijvers en historische publicaties maar genoot evenzeer van de Bold and the Beautiful. Zijn sociale vaardigheden waren groot, maar werden weer afgeremd door zijn verlangen naar rust en eenzaamheid, weg van de ordinaire wereld, die hem zo vaak kwelde. Zijn uitersten verenigden zich in een zeer affectieve en gevoelige levenshouding; hij was een werkelijke vader, grootvader en vriend. De dromerige Oblomov uit de gelijknamige roman van de Russische schrijver Ivan Gontsjarov was zijn favoriete personage. Net als Oblomov kon Derk Snoep uren zitten dromen en nadenken over het ideale leven. De wijsheid waarmee hij zijn fatale ziekte onder ogen zag was indrukwekkend en weerspiegelde een vitale, innerlijke ontwikkeling, die van dat ideaal in het perspectief van het sterven werkelijkheid wist te maken. Met de in vol bewustzijn genomen en jaren lang voorbereidde beslissing tot euthanasie, was zijn einde waardig, rustig, helder en vol overgave aan leven en sterven, iets meer dan een week na het overlijden van zijn tweelingbroer.
Erik A. de Jong
(1) He is married to (Not public).
They got married on March 6, 1965 at Eindhoven, Noord-Brabant, Nederland , he was 29 years old.
Child(ren):
(2) He had a relationship with (Not public).
In 1975 gepromoveerd op de dissertatie "Praal en propaganda. Triumfalia in de Noordelijke Nederlanden in de zestiende en zeventiende eeuw."
Derk Persant Snoep (Bloemendaal, 1935 - Haarlem, 27 oktober 2005) was directeur van het Frans Hals Museum.
Hij was een zoon van Jan Snoep en Nanny Binger (dochter van Maurits Binger (1868-1923); oprichter en regisseur van de Haarlemse filmfabriek Hollandia).
Nadat Derk Snoep bij Lloyd in Rotterdam had gewerkt, ging hij in 1957 in Utrecht kunstgeschiedenis studeren. In 1971 werd hij conservator bij het Centraal Museum in Utrecht waarna hij in 1983 Dick Couvée opvolgde als directeur van het Frans Hals Museum in Haarlem. In het najaar van 2000 was er voor Derk Snoep in dat museum de afscheidstentoonstelling 'Kinderen op hun mooist' die 300.000 gulden (ruim 136.000 euro) opleverde. Bij zijn pensioen werd hij opgevolgd door Karel Schampers die tot dan werkzaam was bij het Rotterdamse Museum Boijmans Van Beuningen als hoofd van de sector Museale Zaken en als hoofdconservator Moderne Kunst.
In 2005 overleed Snoep, na geruime tijd ziek te zijn geweest, in zijn woonplaats Haarlem op 70-jarige leeftijd.
Bron: Wikipedia
Derk Persant Snoep | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
(1) 1965 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
(Not public) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
(2) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
(Not public) |
The data shown has no sources.