Peettante Wilhelmina Janssen
Tijdstip: 12:00
In de 19de eeuw waren er veel schaapherders, welke van de ene plaats naar de andere trokken en bij de boeren hun onderkomen hadden. Vele boeren hadden een schaapskooi of schapenhok op hun erf staan, daar verbleven de schapen in de nacht en dat bracht veel mest van zo'n kudde, soms wel 200 a 300 stuks. Deze mest was zeer welkom voor de tabaksbouw, welke thans geheel verdwenen is. Op Huize Schothorst hangt nog een schilderij, in 1880 gemaakt, waarop de tabaksbouw voorkomt. In dit verband is het aardig te vermelden, dat de eigenaren van Schothorst indertijd het recht hadden, om bij de Schothorsters steiger schapen mest te lossen ten behoeve van de tabaksbouw.
Rond het midden van de 19de eeuw was er ook op Hoogland een schaapherder, Hendrik Kaats genaamd. In 1855 was er een ziekte onder de schapen en Hendrik Kaats verloor er zo'n 80 stuks; hoe groot zijn kudde was is niet bekend. Dit was voor hem een grote strop en daarom ging hij naar de Burgemeester, deze was hem zeer ter wille en richtte een verzoek aan de Commissaris des Konings te Utrecht, om in de provincie te mogen collecteren. Daar kwam spoedig bericht op, het welk hier onder volgt:
Utrecht den 8 Juni 1855
Betreft No 3 Collecte
Aan de Requestrant.
Gezien het request van Hendrik Kaats schaapherder te Hoogland, gerigt aan den Heer Commissaris des Konings en door Zijn Hoog Edelgestrenge ter tafel dezer vergadering overgebragt, waarbij adressant vergunning verzoekt tot het mogen rondgaan in de gemeente dezer provincie, ter inzameling van giften, ten einde daar door in staat te worden gesteld, de hem getroffen ramp door het verlies aan eene ziekte van een 80 tal schapen te boven te kunnen komen.
Gezien het berigt van den Burgemeester van Hoogland van 4 dezer No.11 C. en bijlagen.
Gelet op het Koninklijk besluit van den 22sten September 1823 (Staatsblad no 41.)
Hebben goed bevonden en verstaan aan de requestrant toe te staan om de bedoelde inzameling in respective gemeenten dezer provincie te doen, onder gehoudenheid, om alvorens daar mede aan te vangen, zich vooraf, in iedere gemeente te vervoegen bij het hoofd van het betrokken gemeente bestuur, aan wien hij de tegenwoordige vergunning, zal moeten vertoonen, zonder al het welk de Collecte geen plaats zal mogen hebben, en aan wiens nadere bevelen, omtrent de wijze, waarop de voorzeide inzameling zal geschieden, hij zal moeten gehoorzamen, zullende hij overigens voor die Collecte niet mogen rondgaan, dan vergezeld van een policie beambte, door het hoofd van het gemeente bestuur daartoe mede te geven, terwijl hij eindelijk op een boek of staat door het hoofd van het gemeente bestuur zal moeten doen certificeren, de sommen door hen, in iedere gemeente gecollecteerd.
En zal deze aan den requestrant uitgereikt en in afschrift aan Burgemeester en Wethouders van Hoogland worden medegedeeld tot narigt.
De Gedeputeerde Staten voornoemd S.van Heemskerk, voorzitter J.W.Moorceel, griffier
Gezien door mij Burgemeester der Gemeente Hoogland en Duist den 16e Junij 1855 (wg) A.Smitt
Als hoogste gever stond Hotel des Pays Bas te Utrecht met fl.5 bovenaan, daarna volgde nog een gift van fl.3,50 ook uit Utrecht, maar ook veel giften één gulden, 50 cent en 25 cent. Alles bijeen een bedrag van fl.464 zodat hij voor elk schaap een vergoeding had van fl.5,80
Naar aanleiding van deze geschiedenis schreef Bets Ottenhoff-Schilder (zie kwartierstaatnummer 3) rond 1990 de ode aan de Schaapherder:
De herder bij de schaapskooi
Tuurt in de verte, denkt wat mooi
Is de grote stille heide
Waar ik de schapen op moet weiden
Hij ziet in het rond, 'n paarse gloed
Wat is dit leven mooi en goed
's Morgens bij het ochtend gloren
Is of alles lijkt herboren
Hij dwaalt eenzaam rond
Met zijn schapen en zijn hond
Zingt daarbij 'n vrolijk lied
Over alles wat hij ziet
Van de vogels en de bloemen
En de bijen die rond zoemen
Zo leeft hij voort dag na dag
De herder, die de verte zag