Sterftekansen
In het eerste levensjaar liepen de pas geborenen een zeer groot risico op overlijden en gedurende een groot deel van de 19e eeuw was er in dat opzicht ook van geen verbetering sprake.
Integendeel, tot het midden van de eeuw werd de situatie van de pasgeborenen alleen maar slechter. Pas vanaf 1880 treedt er in alle provincies een sterke daling van dezuigelingensterfte op.
Ook voor de kinderen die het eerste jaar haalden, bleven de sterfterisico’s groot. Voordat ze vijf jaar oud waren was opnieuw een aanzienlijk deel van de geborenen gestorven. Ook in deze leeftijdsgroep was er tot 1870 van een langzame maar zekere stijging van de sterfteniveaus sprake.
De sociaal-economische positie van de ouders was a belangrijke factor in de sterfte van zuigelingen zowel als van de één- tot vijfjarigen.
Gedurende de gehele 19e eeuw deden de kinderen van losse en ongeschoolde arbeiders het slechter dan die uit de andere sociale groepen.
Ofschoon Nederland al vanaf het midden van de jaren 1860 een vrijwel continue groei van de levensstandaard kende en na 1875 de zorg van de overheid voor de volksgezondheid werd geïntensiveerd, nam vanaf het laatste kwart van de 19e eeuw de sociale ongelijkheid in zuigelingen- en kindersterfte niet af.
Processen van urbanisatie, industrialisatie en proletarisering hebben daarnaast ook de omvang van de groepen met relatief hogere sterftekansen doen toenemen.
Vuil water
De verschillen in overlijdensrisico varieerden sterk per provincie en per periode. De verklaring moeten we vooral zoeken in de specifieke risicofactoren die de relatie tussen sociaal-economische positie en overlijdensrisico’s beïnvloeden. Waar de hygiënische situatie slecht was als gevolg van het ontbreken van een goede afvoer van menselijke en niet-menselijke afvalstoffen en vervuild oppervlaktewater was de kindersterfte hoog.
Daarnaast zorgde een toenemende verzilting en het hoge grondwaterpeil in de polders voor een beperkt aanbod van zoet water en was ook de kwaliteit van het putwater slecht.
De slechte afwatering zorgde ook voor veel stilstaand water, een ideale voedingsbodem voor de malariamug. Als gevolg daarvan was malaria in dit deel van Nederland tot ongeveer 1870 endemisch.
Het gebruik van vervuild oppervlaktewater had juist voor zuigelingen en kleine kinderen ernstige consequenties. Het water werd gebruikt voor het schonen van de flessen en spenen en andere eetgerei, voor het maken van pap, voor het verdunnen van melk, voor het wassen van het lichaam en kleren. Het risico van maag-/darmstoornissen was daardoor zeer groot. Deze ziekten waren veruit de belangrijkste doodsoorzaak van zuigelingen.
Van ruimtelijke segregatie was nauwelijks sprake, alle sociale groepen woonden door elkaar. Zowel kinderen van hogere als van lagere sociale groepen leefden in dezelfde risicovolle omgeving en de sociale verschillen in sterfte waren daardoor, vergeleken met de regionale verschillen, betrekkelijk gering.
Uit:
Frans van Poppel (Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut)
Kees Mandemakers(Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis)
Historische Steekproef Nederlandse bevolking
Oorzaak: Unknown
He is married to Ida Maria Kivits.
They got married on March 21, 1855 at Vlissingen, The Netherlands , he was 37 years old.Source 2
Huwelijk Jacob Lowensteijn en Ida Maria Kivits, 21-03-1855
Soort akte:Huwelijksakte
Aktedatum:21-03-1855
Aktenummer:9
Huwelijksplaats:Vlissingen
Bruidegom:Jacob Lowensteijn
Geboorteplaats:Amsterdam
Leeftijd:37
Beroep:Sergeant Majoor 2e Reg. Infant
Bruid:Ida Maria Kivits
Geboorteplaats:Bergen op Zoom
Leeftijd:30
Beroep:Zonder
Vader bruidegom:Koenraad Lowensteijn
Moeder bruidegom:Matje Rigter
Vader bruid:Jan Simon Kivits
Beroep:Gepensioneerd Militair
Moeder bruid:Helena Maltaux
Beroep:Zonder
Opmerkingen:
Erk. kind: Nicolaas Henri, ingeschr BS Vlissingen 01-12-1854
Toegangsnummer:25 Burgerlijke Stand Zeeland (1796) 1811-1980, (1796) 1811-1980
Gemeente:Vlissingen
Inventarisnummer:VLI-H-1855
Vindplaats:Zeeuws Archief
Child(ren):
Stamboek Onderofficieren
invent.no 1307 3e Quartaal 1847
Naam
13744 Lowensteyn Jacob
OOFNo 222424 zie N2361
bij het Batteljon vrijw.Artilleristen
N 11793 bij het Regiment Artillerie
Signalementen
vader: Koenraad
moeder: Matje Rigter
geb.: Amsterdam NH, den: 17 Sept.1817
Laatst gewoond te: Amsterdam
aangezicht: smal
voorhoofd:rond
oogen: bruin
neus: smal
mond:ordinair
Lang: 1ellen, 7 palmen
kin: spits
haar: bruin
wenkbr: idem
merktekens: pokdalig
Wanneer en op welke wijze bij het korps gekomen en omschrijving van zijn aangegaan accoord.
Op den 1 Mei 1848 overgenomen als sergeant van het Regiment veld Artillerie.
Op den 19 Junij 1848 gereengareerd voor den tijd van zes jaren ingaande den 1 Julij 1848.
Op den 30 Junij 1854 gereengareerd voor den tijd van twee jaren ingaande op dato.
Op den 30 Junij 1856 gereengareerd voor den tijd van twee jaren ingaande den 1 Julij 1856.
Op den 28 Junij 1858 gereengareerd voor den tijd van zes jaren ingaande den 1 Julij 1858.
Den 28 Junij 1864 gereengareerd voor den tijd van twee jaren ingaand de 28 Junij 1866.(Is behebt met ouderdoms verziendheid.)
Van te voren gediend. Waar en hoelang en op welke wijze daarvan afgegaan.
Bij het Battill. vrijw. Artill. op den 29 April 1836 ingedeeld als milicien voor den tijd van vijf jaren zijnde loteling van de ligting van 1836 uit de provincie Noord Holland gemeente Am-sterdam onder N5047.
Op den 12 Junij 1836 ingev.art. 171 der wet van 8 Jan.1817 en autor.van het D.V.O. dd. 26 Oct. 1830 N39 overgegaan bij de vrijwillig aangeworvenen en geengageerd als kan.2e kl. voor den tijd van zes jaren zonder handgeld. Kan. 1e kl. 11 Januarij 1839.
Korporaal 6 Aug. 1839 en op dato gedetacheerd bij het Batn. Artill. Schutterij ingevolge aanschrijven van den kommandant der Artill.
Inspectien dd.19 Maart 1832 N376 op den 11 Sept.1839.
Terug op den 16 Dec.1839 tengevolge de ontbinding van eerstgemelde Batillon.
Overgegaan bij het 4e Batill.Artill NM ingevolge autor. van het D.V.O. dd.4 December 1839 N18. Op den 10 Mrt.1841 ingevolge deinstractie van het D.V.O. dd.18 April 1836 N10 als milicien geroijeerd en thans als vrijwilliger aangemerkt.
Op den 1 April 1841 ingevolge den reorganisatie geincorporeerd bij het 1e Regimt.Artillerie. Op den 22 Sept. 1841 gereengageerd voor 2 jaren te rekenen van 30 Junij 1842 zonder hand-geld. Serjant 21 Junij 1842.
13 Junij 1844 gereengageerd voor 2 jaren te rekenen van 1 Julij 1844 zonder handgeld.
1 Julij 1846 gereengageerd voor 2 jaren zonder handgeld.
Op den 1e Mei 1848 overgeplaatst bij het 2e Regemt. vesting Artillr. ingevolge de reorganisatie vastgesteld bij 's Konings besluit van den 21 Apr. 1848 N63.
Bevordering bij het korpsSergeant Majoor den 1 Dec.1853. 1 en 2e Chevron den 1e Apr. 1859. 3e Chevron den 13 Julij 1866.
Gedane veldtochten. Bekomen wonden. Uistekende daden.Op den 23 Julij 1848 Bronzen Medaille ontvangen met f.12. gratificatie ingevolge uitv. van het DVO van den 15 Julij 1848 Nrd.B.
Op den 29 April 1860 de Zilveren medaille ontvangen ten gevolge autoresatie van den kolonel Bevelheb-ber in de 1e Militaire Afd. v.d. 12e te voeren No.8.Wanneer en op welke wijze afgedaan
Bij Zm besluit dd.22 Junij 1867 NB een voortdurend pensioen ad. f.240's jaars verleend.
Den 30 dito uit de sterkte gebracht
Was later bruggewachter in O.W.Souburg
Jacob Löwensteyn | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1855 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ida Maria Kivits |