Oorzaak: At War
Bij terugkeer naar België als krijgsgevangene omgekomen bij treinramp.
Treinongeval met terugkerende Belgische krijgsgevangenen in Isenbüttel op 22 januari 1941.
Op 20 januari vertrokken verschillende treinen uit Stablack (D.) met einddoel Antwerpen, in de wagons, Belgische krijgsgevangenen uit Stalag 1A. De Duitsers waren bezig met al de Vlaamse krijgsgevangenen te ontslaan uit hun kampen, de Franstalige bleven in gevangenschap en ook de Belgische officieren.
De repatriëring was al een paar dagen bezig en zou zeker nog verschillende dagen duren omdat deze treinen geen voorrang hadden op het normaal treinverkeer, veel stoppen en wachten tot de route vrij was.
Rond het middaguur vertrok één van deze treinen uit Stablack, de trein vervoerde een 1000 man verdeeld over 20 wagons. Op de 22e, rond zeven uur in de ochtend, was hij al ver voorbij Berlijn gekomen, waar hij stond te wachten bij het station van Isenbüttel, ongeveer 55 km voordat hij Hanover bereikte. Het was nog steeds donker, het sneeuwde af en toe en er was mist.
Op het moment dat de trein weer in beweging kwam beukte een goederentrein, geladen met honderden tonnen bieten, in de achterkant van de trein. De klop was buitengewoon gewelddadig, de vier achterste wagons, volgeladen met krijgsgevangen, waren 'total loss'.
Het ongeluk was te wijten aan een menselijke fout, een machinist had, verblind door de sneeuwval, een verkeerd signaal gegeven. Twee machinisten werden onmiddellijk gearresteerd maar werden waarschijnlijk na het onderzoek vrijgelaten.
Het waren de gevangenen zelf die hun kameraden begonnen te bevrijden uit het puin. Er waren drie Belgische artsen in de trein, maar ze hadden geen medische apparatuur en konden daarom weinig doen.
Toen, minder dan tien minuten na het ongeval, arriveerde de Duitse eerste hulp ter plaatse. De diensten van het Duitse Rode Kruis, ook van de Wehrmacht, gingen aan de slag met de hulp van Belgische gevangenen, vervolgens met de hulp van brandweerlieden en de Hitlerjeugd. Eenmaal met genoeg hulp werden de Belgische gevangenen vervolgens verwijderd, ze beweerden ook dat de gevangenen te opgewonden waren om goede prestaties te leveren. Alle inzittenden van de trein, ook die in de voorste wagons, waren zwaar door elkaar geschud en tegen de schotten of tegen elkaar gegooid. Daarom waren er ook heel veel lichte verwondingen.
De getuigen van dit ongeluk melden allemaal gruwelijke, vaak pijnlijke scènes in de laatste 4 wagons. Er waren zwaar en licht gewonden, verschillende doden maar merkwaardig genoeg ook een paar ongedeerd in dit verwrongen en verstrikt puin waaruit niemand levend naar buiten leek te komen.
De doden werden verzameld in een schuur op het station, terwijl de gewonden werden geëvacueerd naar een nabijgelegen gebouw en vandaar naar het ziekenhuis van Brunswick (Braunschweig), ongeveer twintig kilometer verderop. Zodra de evacuatie van de doden en gewonden voltooid was, begonnen de Duitsers de sporen op te ruimen om de circulatie van de treinen te herstellen.
Een konvooi met wagons werd ter plaatse gebracht, het was bijna volledig samengesteld uit eersteklas Duitse voertuigen. De ongeveer 800 overlevenden en lichtgewonden werden overgeladen. Rond 14.00 uur vertrok dit konvooi richting Antwerpen. De overlevenden hadden ongeveer zeven uur doorgebracht op de plaats van het ongeluk.
Aangekomen in Hannover deed de trein een langere stop dan gepland om de vele licht gewonden in het konvooi te behandelen. Twee uur later hervatte hij zijn reis. Tijdens de stop hadden de Duitsers de veiligheidsmaatregelen aanzienlijk versterkt en aangekondigd dat elk contact met de bevolking ten strengste verboden was.
Op de avond van 24 januari, rond 11 uur, reed de trein het station van Antwerpen binnen. Na de vrijlatingsformaliteiten bleven sommigen "gedemobiliseerden" in het station. De overlevenden van het ongeluk keerden op de ochtend van de 25e terug naar huis met de eerste treinen van de dag.
Gewonde soldaten werden goed behandeld en verzorgd. Het aantal gewonden is moeilijk vast te stellen. De getuigenissen variëren van 114 tot 140. Omdat een deel van de gewonden in Brunswick stierf, heeft dit verschil waarschijnlijk betrekking op de overledenen in deze stad. Het lijkt er dus op dat er ongeveer 210 slachtoffers waren, waarvan 97 stierven. Dit komt ongeveer overeen met de laatste vier wagons, plus een paar anderen. Volgens de overlijdensakten stierven op 22 februari 71 gevangenen in Isenbüttel . Dit zijn ongetwijfeld degenen die onmiddellijk werden gedood. Alle anderen stierven in Brunswick. De laatste gewonde man die stierf in Brunswick was soldaat Joseph Champagne van het 2e Medische Korps. Hij werd geboren op 29 november 1903 en had last van fracturen van het bekken. Tijdens zijn ziekenhuisopname werd zijn toestand erger. Hij stierf op 8 april om 12 uur en 35 minuten.
Het stoffelijk overschot van een groot aantal slachtoffers, zo niet alle slachtoffers, werd gerepatrieerd tussen 1947 en 1949. Deze repatriëring gebeurde op kosten van de Belgische staat. In Brunswick zijn er geen graven meer voor de slachtoffers van dit ongeval. Het gemeentebestuur van deze stad ontwijkt de vragen over hen. Maar ook in België worden de graven van burgerlijke begraafplaatsen na tien of twintig jaar overgenomen door de gemeenten. Bovendien lijkt het erop dat de niet-identificeerbare menselijke overblijfselen na het ongeluk zijn begraven in een graf op dezelfde begraafplaats. Dit anonieme puin werd opgegraven en bevindt zich momenteel in Leopoldsburg, waar ze bekend staan als de "Onbekende krijgsgevangene".
(Bron: meetjesland 1940: https://meetjesland1940.be/treinongeval%20in%20isenb%C3%BCttel%20op%2022%20januari%201941..html)
Ludovicus Albertus VAN HOEYDONCK |
The data shown has no sources.