In 1866 opzichter 3e klasse bij de Waterstaat en de Burgelijke Openbare Werken in Nederlands Indië. In 1867 gouvernements landmeter in het ressort Madoera. In eerste helft van 1868 benoemd tot opzichter 3e klasse op Ternate. In 1870 algemeen brandspuitmeester aldaar. In hetzelfde jaar vertrok hij als opzichter 3e klasse naar Semarang. In 1871 werd hij korte tijd overgeplaatst naar Ketangi (Salatiga). In 1873/1874 was hij opzichter 2e klasse, en in 1875 tot opzichter 1e klasse. Hij was tussen ca. 1871 en 1875 werkzaam als opzichter over de Slokkans te Batavia. In 1875 werd hij overgeplaatst naar Bandjermasin (Borneo).
Oorzaak: verdronken aan boord van het zeilschip "Aurora" ter hoogte van Kaap de Goede Hoop
He is married to Aurelia Reinetta Wilhelmina Hoff.
They got married on December 4, 1871 at Salatiga (Nederlands-Indië), he was 25 years old.
Child(ren):
"Ternate den 5 juli 1868
Geliefde oom en tante,
Door des Heeren genade zijn wij allen wel. Ik hoop dat het met u allen hetzelfde moge zijn. Van de cholera die hier heeft geheerst hoort men haast niets meer. Op het eiland Batjan is het nu zeer erg. Wij hebben gehoord dat er reeds 100 doden zijn. Denk eens oom en tante, hoeveel er hier zijn gestorven. Als ik mij niet vergis heeft Frits [Mattern] gezegd van duizend. U weet oom, hij moet in het kantoor goed weten wat er voorvalt, want alles wordt er opgeschreven. Maar het zijn allemaal inlanders. Van de christenen zijn er hoogstens tien gestorven, dus heeft de Heer ons weer genadig bewaard. Met onze Zondagschool gaat het maar hetzelfde. Veel geduld is er toe nodig om kinderen te onderwijzen, vooral als de kinderen geen ambitie hebben voorde zaak. Soms word ik voor een ogenblik driftig als ik hun drie, vier weken hetzelfde heb geleerd en zij het maar nog niet hebben onthouden. Maar dan is het weer voorbij. Zien wij hier op aarde geen vruchten, het is wel. Mogelijk zal de een of ander hiernamaals ons bedanken voor onze liefde jegens hun. Deze dagen hebben wij ondervonden dat ons onderwijs toch niet tevergeefs is geweest. U zal u wel herinneren dat ik u eens heb geschreven over een van die kinderen, een meisje (als ik u niet hebgeschreven, dan is het aan Kaatje) Betsy geheten, dat pas onze Zondagschool had verlaten en door een officier is gevraagd als huishoudster. U zal wel weten dat dat woord een heel andere betekenis heeft als in Holland. Nu een week of wat geleden kwam Mietje [Mattern] des avonds bij ons. Daar zij bezoek hadden gehad, was het over achten. Toen zei Mietje: 'Jansje, denk eens. Ik heb zo even vernomen, juist voordat ik hier kwam, dat Betsy door haar moeder aan Prins1 is verkocht, voor vijf gulden.'Prins is de nieuwe opzichter. Denk eens oom en tante, een mensenziel voor vijf gulden! En zei Mietje: 'Het is te laat. Hadden wij het eerder maar gehoord want zij gaat er hedenavond naartoe.' U beiden kan onze verslagen begrijpen. Het arme meisje, nog zo jong en onschuldig, pas 16 jaren, prijs gegeven aan een wellusteling. Altijd hadden wij het gehoord als zij door de een of ander was gevraagd, maar nu niets. Niets van gehoord. Ik zei aan Mietje, 'als gij nu naar huis gaat, ga dan even bij demeesteres aan en vraag of zij de ondermeester, haar neef, even wil sturen en zien of Betsy nog bij haar ouders is of dat het al te laat is.' Mietje zei van ja. U beiden kan mijn angst en verdriet begrijpen. Haar ziel, was die ons niet toevertrouwd geweest? Ik dacht O, had ik meer voor haar gebeden, voor haar gewaakt, mogelijk was het niet gebeurd. Mogelijk zal de Heer eens haar ziel van ons eisen. O, oom en tante, hoe vreselijk is de gedachte van verzuimde plichten. Ik heb de Heer zo vurig gebeden, dat onze pogingen niet tevergeefs mogen wezen. U kon begrijpen dat ik knorrig was op Frits [Mattern] waarom hij mij niets had verteld. Maar hij zei dat hij er ook niets van had gehoord, maar morgenochtend dadelijk ernaar zou informeren of hetwaar was. Toen Pa'tje het hoorde kunt u begrijpen hoe bedroefd of papa ook was. Vindt u niet lieve oom en tante dat ik mij niet zoveel had moeten aanttrekken. Ik ben ziekelijk dus kan ik niet meer doen als ik nu doe. Dat zei ik ook aan mijzelf, om mij te troosten, maar dat vertroostte mij niet. U kan dus ons aller blijdschap begrijpen toen wij des morgens hoorden dat zij nog niet weg was. Zij kwam zelfs. Toen ik met haar in de kamer alleen was vroeg ik haar 'Hoe is het Betsy? Hebt gij dan al ons onderwijs vergeten? O Betsy, ik ben zo bedroefd over u geweest en heb de Heer zo vurig gebeden voor uw ziel. Uw ziel is immers meer waard dan alle schatten van deze wereld.' 'Ja, jufvrouw. Ik wil niet. Ik wil waarlijk niet. Maar mijn ouders wel.Zij hebben geld ontvangen, 35 gulden. Mijn vader heeft mij reeds geslagen omdat ik niet wil, maar ik zal moeten jufvrouw, omdat mijn ouders geld hebben ontvangen. Zij kunnen het niet wedergeven, want zij hebben het verbruikt. Ik heb gezegd dat ik mij zal vermoorden, maar ik zal toch wel moeten jufvrouw.' 'Nu Betsy, als gij niet wilt, dan weet ik raad. Ik zal u het geld geven, dan kunnen uw ouders het wedergeven. Dan hebben uw ouders niets te zeggen.' U kan begrijpen hoe gelukkig het arme meisje is. Papa heeft de ouders laten roepen, hun een goede vermaning gegeven en tevens het geld, en hun gezegd: 'Nu is Betsy de onze. Zij moet bij de meester blijven wonen zolang die heer nog geen huishoudster heeft. Wil zij naderhand bij u lieden terugkeren, dat staat haar vrij.' U kunt begrijpen hoe blij Betsy was, want nu was zij weer vrij. In de tussentijd kreeg ik een briefje van Frits. Hij schreef dat Betsy nog niet bij Prins was, maar eerst over enige dagen naartoe ging. Deed mij plezier dat hij moeite had gedaan, maar wij wisten het reeds. Toen die avond aanbrak dat zij gaan moest, zei aan de meesteres 'O, had jufvrouw Jansje mij niet gered, ik was hedenavond verloren gegaan, maar nu ben ik ofschoon arm, toch gelukkig.' Toen zeide de meesteres 'Maar dan kan je zitten op een stoel en niets doen.' 'Nu ik veeg liever als nu de tuin, dan mooi gekleed op een stoel te zitten maar onteerd.' Dus een grote reden tot blijdschap voor ons heeft de Heer ons weer geschonken.
Lieve tante, wilt u zo goed zijn mij een mooi geborduurd doopkleedje sturen en een mutsje erbij? Is voor Mietje. Wij zijn zo blij kan u begrijpen. En papa die verlangt er zo naar. Zendt maar met de mail als er geen spoedig gelegenheid is. Het kleedje en het mutsje moet wezen dat het zowel door een jongen als meisje kan gebruikt worden. Wil zo goed wezen lieve tante, ja ook een paar lieve laarsjes om er bij te gebruiken? Tante, u zal mij zo plezier doen. De prijs kan ik u niet opgeven, want ik weet niet hoeveel ze zal kosten. U zal het zelf wel weten.
Uw altijd liefhebbende,
Jansje"
Jacob Kornelis Prins | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1871 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aurelia Reinetta Wilhelmina Hoff |
The data shown has no sources.