He is married to Margaretha van Kleef.
They got married
Child(ren):
Otto II van Gelre (ca 1215 - 10 januari 1271), bijgenaamd de Lamme, was graaf van Gelre van 22 oktober 1229 tot zijn dood in 1271. Hij is de zoon van graaf Gerard III van Gelre (ook wel aangeduid als Gerard IV of Gerard V) en Margaretha van Brabant. De graaf had vele bijnamen. Voorbeelden hiervan zijn de Lamme, 'de Paardenvoet'[1] of de Hinkende vanwege zijn klompvoet. Een andere bijnaam was ook wel de Stedenstichter vanwege de vele plaatsen die hij tot stad verhief.
Familie:
Op vijftienjarige leeftijd volgde hij zijn vader Gerard III van Gelre op. Otto regeerde 42 jaar. Otto II trouwde in 1240 met Margaretha van Kleef[2], de dochter van graaf Diederik VI van Kleef en Mechtild van Dinslaken. Zij schonk hem twee dochters:
Margaretha (-1281), die trouwde met graaf Enguerrand IV van Coucy
Elisabeth, die trouwde met graaf Adolf V van Berg.
In 1253 trouwde hij met Filippa de Dammartin, dochter van graaf Simon van Dammartin, en werd vader van:
Reinoud (1255-1326)
Filippa, gehuwd met Walram van Valkenburg, Monschau en Sittard, dochter van Dirk I van Valkenburg
Margaretha, gehuwd met graaf Diederik VIII van Kleef.
Levensloop [bewerken]
Otto II was het meest afhankelijk van de Duitse rijksvorst van de Nederrijnlanden. Hij bemiddelde vaak bij vetes in zijn omgeving. Ook werd hijzelf vaak in conflicten betrokken door zijn bezittingen in Westfalen, onder andere met de graven van Ravensberg en Tecklenburg maar ook met de bisschoppen van Münster, Osnabrück en Paderborn.
Om de invloed in de Nederrijnlanden voerde Otto II vele oorlogen met de graven van Kleef en bisschoppen van Utrecht. Zijn aanspraken op Salland moest hij daardoor opgeven.
In 1247 werd Otto II door de paus gevraagd of hij Rooms-koning wilde worden. Hij was de tweede keus, want de hertog van Brabant had de kroon al geweigerd. Hij wees dit aanbod af, omdat dit ambt veel nadeel zou brengen.
Het klooster Grafenthal werd in 1248 gebouwd op aandringen van zijn vrouw Margaretha van Kleef. De kloosterkerk was het eerste bouwwerk op het kloostercomplex. In hetzelfde jaar kwam de stad Nijmegen in zijn bezit. Otto II liet in 1250 aanvangen met de bouw van de Grote of Sint-Stevenskerk, die pas in 1476 zou worden voltooid. In 1251 werd het lichaam van Margaretha van Kleef bijgezet in de kerk van het klooster Graefenthal. Vlak voor zijn dood vocht hij nog enkele geschillen met de stad Zutphen uit. Hij trok de tolvrijheid van de stad in, een actie waar hij op zijn sterfbed spijt van had[bron?].
Otto bereikte als bondgenoot van de Hertogen van Brabant en Graven van Holland (van 1261 t/m 1262) een hoge positie in Neder-Lotharingen. Hij verkreeg vele heerlijkheden waaronder Groenlo, Bredevoort en Lichtenvoorde. Zodoende was hij beschermheer van Keulen.
Voogd van Holland (1263-1266) [bewerken]
Otto II was een goede bondgenoot van Willem II van Holland, toen deze sneuvelde in een compagne tegen de Friesen in 1256 erfde Floris V van Holland het graafschap Holland. Echter stond Floris V nog onder voodij van Floris de Voogd (tot 1258) en daarna door Aleid van Holland waarmee Otto II de voogdij bevocht over Holland en Zeeland met andere edelen[3]. Bij de slag bij Reimerswaal op 22 januari 1263 versloeg Otto II zijn rivaal Aleid waarna hij als voogd werd verkozen[4]. In 1266 werd Floris V meerderjarig op 12 jarige leeftijd en werd hij instaat geacht om zelf zijn graafschap te regeren.
Een andere bijnaam van Otto is de stedenstichter. Hij verleende tijdens zijn regeerperiode stadsrechten aan maar liefst 29 steden, onder meer Geldern (1229), Goch (ca 1230), Roermond (1231), Harderwijk (1231), Grave (1232), Emmerich (1233), Arnhem (1233), Lochem (1233), Doetinchem (1236), Doesburg (1237), Wageningen (1263) en Montfort (Waarschijnlijk in 1263).
Otto II werd opgevolgd door zijn zoon Reinoud I. Hij ligt begraven in het klooster Graefenthal.
The data shown has no sources.