Family tree De Groot en Jansen » Frederik Hendrik stadhouder prins van Oranje (1625–1647) (Frederik Hendrik, stadhouder, prins van Oranje (1625–1647)) van Nassau Dietz (1584-1647)

Personal data Frederik Hendrik stadhouder prins van Oranje (1625–1647) (Frederik Hendrik, stadhouder, prins van Oranje (1625–1647)) van Nassau Dietz 

  • First name Frederik Hendrik, stadhouder, prins van Oranje (1625–1647).
  • He was born on January 29, 1584 in Delft, Zuid-Holland, Nederland.

    Waarschuwing Attention: Was older than 65 years (80) when child (Hendrik Lodewijk van Nassau Dillenburg) was born (November 19, 1664).

  • Profession: prins van Oranje, Fürst von Oranien Grfaf von Nassau-Diillenburg, Erbstatthalter der Niederlande (1625 - 1650).
  • He died on March 14, 1647 in den haag, he was 63 years old.

    Fout Attention: Died 9 months (March 14, 1647) prior to the birth (November 19, 1664) of child (Hendrik Lodewijk van Nassau Dillenburg) .

  • He is buried on May 10, 1647 in Nieuwe Kerk, Delft, Nederlande.

    Fout Attention: Had already been buried (May 10, 1647) 9 months before the birth (November 19, 1664) of child (Hendrik Lodewijk van Nassau Dillenburg).

  • A child of Willem van Oranje Willem de Zwijger van Nassau Dietz and Louise de Coligny de Coligny

Household of Frederik Hendrik stadhouder prins van Oranje (1625–1647) (Frederik Hendrik, stadhouder, prins van Oranje (1625–1647)) van Nassau Dietz

(1) He is married to Margaretha Catharina Van Oranje Nassau-dietz (born Bruyns) Bruyns.

They got married


Child(ren):



(2) He is married to Amalia van Solms van Solms.

They got married.


Child(ren):

  1. Frederik van Nassau  1624-1672
  2. Maria Orange-Nassau  1642-1688


Notes about Frederik Hendrik stadhouder prins van Oranje (1625–1647) (Frederik Hendrik, stadhouder, prins van Oranje (1625–1647)) van Nassau Dietz

Frederik Hendrik (Delft, 29 januari 1584 – Den Haag, 14 maart 1647), prins van Oranje en graaf van Nassau was stadhouder en kapitein-generaal van het leger van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Vanwege zijn vele succesvolle belegeringen, zoals van 's-Hertogenbosch kreeg hij de bijnaam 'stedendwinger'.

Geboren in Delft als enige zoon uit het huwelijk van Willem van Oranje en Louise de Coligny ging hij studeren in Leiden. Na zijn studie ging hij het leger in en volgde in 1625 zijn halfbroer Maurits op als stadhouder van Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland en Overijssel en opperbevelhebber van het Staatse leger. Het stadhouderschap over Drenthe en Groningen verwierf hij in 1640. De Republiek was verwikkeld in de Tachtigjarige Oorlog met Spanje en als opperbevelhebber gaf hij, evenals Maurits, voorkeur aan het belegeren van steden boven veldslagen. De geduchte veldheer veroverde onder andere Groenlo, Maastricht, Schenkenschans, Breda en Hulst. Zijn grootste overwinning was die van 's-Hertogenbosch in 1629.

Als staatsman had hij te maken met het reeds in de tijd van Maurits ontstane conflict tussen de remonstranten en de contraremonstranten, dat protestanten in het hele land verdeelde. Behendig bleef hij in het midden om beide partijen afhankelijk van hem te houden en verschilde hierin met zijn voorganger. Na het beleg van Breda in 1637 kregen de remonstranten de overhand in Holland en door de op handen zijnde vrede werd het voor de stadhouder moeilijker de oorlog gefinancierd te krijgen. Frederik Hendrik overleed in 1647; een jaar later werd de vrede met Spanje getekend.

Op persoonlijk vlak vond hij het heel belangrijk zijn prestige en vorstenallure in Europa te verhogen. Hij liet grootse paleizen bouwen, had een uitgebreide kunstverzameling en hield uitbundige feesten.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Vroege jaren

 

Frederik Hendrik werd geboren op 29 januari 1584 in Delft, waar hij op 12 juni in de Nieuwe Kerk werd gedoopt. Zijn vader, Willem van Oranje was weduwnaar van zijn eerste en derde vrouw en gescheiden van zijn tweede vrouw. Zijn vierde en laatste vrouw Louise de Coligny was de moeder van Frederik Hendrik. Zij was een Franse hugenoot, weduwe van Charles de Téligny en een dochter van de Franse admiraal Coligny, die beiden tijdens de Bartholomeusnacht werden vermoord. Willem en Louise trouwden op 12 april 1583 in Antwerpen en kort daarna vertrokken zij naar Middelburg, omdat Antwerpen door naderende Spaanse troepen onveilig werd. Later gingen zij naar Delft, waar ze neerstreken in het Prinsenhof, een voormalig klooster. Daar beviel Louise van Frederik Hendrik. Bij zijn doop kreeg de prins de naam Frederik Hendrik, vernoemd naar zijn peetooms: Frederik II, de koning van Denemarken en Hendrik van Navarra

 

Sinds halverwege de zestiende eeuw was er in de Nederlanden een Opstand oftewel Tachtigjarige Oorlog gaande tegen de machthebber, de Habsburger en Spaanse koning Filips II. De Reformatie die begonnen was in Duitsland, had ook toegeslagen in de Nederlanden en veel mensen keerden de Katholieke Kerk de rug toe en kozen het protestantisme. Omdat Filips II zichzelf zag als de verdediger van het katholieke geloof werden protestanten vervolgd en uitgesloten. Willem van Oranje, voormalig adviseur van de koning, was een van de leiders van de Opstand en daarom vogelvrij verklaard door Filips II. De inzet van de strijd was godsdienstvrijheid voor protestanten; na het tekenen van de Unie van Utrecht werd dit onafhankelijkheid.

Toen Frederik Hendrik bijna een half jaar oud was, werd Willem van Oranje in het Prinsenhof vermoord door de fanatieke katholiek Balthasar Gerards. Na zijn dood vertrok Louise met de kinderen voor een korte tijd naar Leiden. Daar kon Louise niet aarden en ze besloot naar Middelburg te gaan. Nog liever was ze naar Frankrijk gegaan, maar dat was geen optie vanwege de godsdienstoorlog die er woedde. Louise, zelf een Française, heeft haar zoon Franstalig opgevoed, volgens verfijnde Franse manieren en stelde ook Fransen aan die hielpen bij de opvoeding van Mooi Heintje, zoals Frederik Hendrik in zijn beginjaren ook wel genoemd werd. Ondertussen was Frederik Hendriks halfbroer, Maurits, stadhouder geworden van Holland.

In Middelburg bracht Frederik Hendrik zijn jonge jaren door en had daar als leermeester Janus van der Does (16 januari 1571-), de oudste zoon van Janus Dousa die hem het rekenen, schrijven en lezen bijbracht. Enkele jaren verbleven zij daar om vervolgens in 1591 naar Den Haag te trekken. Daar woonde het gezin in paleis Noordeinde. Als voorbereiding op zijn studie werd Frederik Hendrik in Den Haag onderwezen door Louises eigen predikant, Johannes Uytenbogaert. Hij leerde Frederik Hendrik over het Christelijke geloof en tevens Latijn. Uytenbogaert heeft Frederik Hendrik beïnvloed in zijn tolerante houding bij conflicten tussen verschillende godsdienstige stromingen waar hij in zijn latere leven mee te maken zou krijgen. Twee en een half jaar later ging Frederik Hendrik naar Leiden om te studeren. Daar verbleef hij op het Rapenburg en kreeg les in wiskunde en landmeetkunde.

Eerste wapenfeiten en lid Raad van State

 

Na zijn studie in Leiden vergezelde hij in 1597 zijn halfbroer bij de veldtocht van dat jaar, die inmiddels stadhouder was geworden en kapitein-generaal van het Staatse leger. In november 1597 vertrok Frederik Hendrik naar Frankrijk met zijn moeder om het huwelijk van zijn zus Charlotte Brabantine te Châtellerault bij te wonen. In Frankrijk bleef hij uiteindelijk meer dan een jaar. Hij bezocht er zijn peetoom, de Franse koning, Hendrik van Navarra en aan het begin van de zomer van 1598 volgde hij er ook een opleiding paardrijden. Teruggekomen uit Parijs, kreeg Frederik Hendrik de leiding over een compagnie kurassiers

Om bekender te raken met staatszaken werd in februari 1600 door de Staten-Generaal voorgesteld Frederik Hendrik op te nemen in de Raad van State; zijn installatie als lid volgde in maart. In deze raad zat hij met de stadhouders Maurits en Willem Lodewijk en overige leden. De raad behandelde allerlei zaken maar voornamelijk militaire zaken; onderwerpen die Frederik Hendrik erg interesseerden.

Als militair was zijn eerste echte gevecht de Slag bij Nieuwpoort in 1600 die door de Staatsen maar net gewonnen werd. Het jaar erop bij het beleg van Rijnberk raakte de prins door een musketschot gewond aan zijn schouder.

Frederik Hendrik werd in 1602, tijdens het beleg van Grave als achttienjarige, benoemd tot legeraanvoerder over de troepen van de gewonde sir Francis Vere. Als aanvoerder gedurende het beleg wist Frederik Hendrik met zijn troepen een halve maan te veroveren. De titel generaal der ruiterij kreeg Frederik Hendrik in 1603 van de Staten-Generaal, waarmee hij derde kwam te staan op de ranglijst na zijn halfbroer Maurits en zijn neef Willem Lodewijk. Als generaal van de ruiterij hield hij geregeld strooptochten in vijandelijk gebied, zonder daarbij de burgerbevolking te ontzien. Dit was in de zeventiende eeuw gangbaar en gebeurde vaak als reactie op strooptochten van de vijand. In 1606 slaagde hij erin het vestingstadje Bredevoort, dat belegerd werd door Du Terrail, te ontzetten.

Geloofsstrijd in de Republiek

De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden ging in 1609 een wapenstilstand aan, het Twaalfjarig Bestand, met Spanje, omdat men oorlogsmoe was en de oorlog veel geld kostte. Een wapenstilstand, laat staan een vrede werd echter door een groot deel van de bevolking niet gesteund. Men was bang dat hiermee Spanje op kracht kon komen, om later alsnog de Republiek en het calvinisme te vernietigen. Gedurende het Twaalfjarig Bestand ontstond er in de protestante kerk een conflict tussen de rekkelijken, bekend als de remonstranten en de orthodoxen, bekend als de contraremonstranten.

Met dit conflict kwam ook de vraag wie er nu het zeggenschap had over de protestante kerk: de provincie of de Staten-Generaal. Johan van Oldenbarnevelt kwam in deze periode lijnrecht tegenover Maurits te staan. Frederik Hendrik probeerde zich niet achter een kamp te scharen.In de stad Utrecht mondde het conflict in 1610 uit in de afzetting van het stadsbestuur door opstandige orthodoxe calvinisten. Oldenbarnevelt kreeg het voor elkaar dat de Staten-Generaal dit veroordeelden en besloten werd dat er militair ingegrepen moest worden. Daar Maurits de machtsovername goedkeurde kon hij deze expeditie niet leiden en Oldenbarnevelt besloot dat Frederik Hendrik het moest doen. Zodoende trok Frederik Hendrik met het Staatse leger naar Utrecht, waar hij zonder veel moeite de stad in handen kreeg waarna het bestuur kon worden vervangen.

Vijf jaar later vertrok hij met de Staatse ruiterij richting de Hanzestad Brunswijk. Deze stad werd belegerd door de hertog van Brunswijk. Deze hertog was de neef van de koning van Denemarken en diens vrouw, ook de zus was van de Engelse koning, Jacobus I. Door die buitenlandse connecties durfde het congres van Hanzesteden geen actie te ondernemen tegen de hertog. De komst van de Staatse ruiterij heeft wel indruk gemaakt. Toen het leger, dwars door neutraal gebied, was aangekomen bij de Wezer werd het beleg door de hertog opgeheven.

Huwelijk met Amalia van Solms

 

Vanaf 1608 - 1609 ging Louise actief op zoek naar een geschikte vrouw voor Frederik Hendrik. Tegen die tijd was het duidelijk dat zijn oudere broer Filips Willem, hoewel net getrouwd, geen kinderen meer zou gaan krijgen. Ook van Maurits' kant waren wettelijke erfgenamen niet te verwachten. Filips Willem had Maurits als enige erfgenaam benoemd en daardoor zouden al zijn bezittingen geërfd van hun vader na de dood van Filips Willem toekomen aan Maurits. Na Maurits' dood zouden de bezittingen toekomen aan Frederik Hendrik. Om te zorgen dat de bezittingen in de familie bleven was het dus van belang dat Frederik Hendrik zou gaan trouwen en de dynastie zou gaan voortzetten. Bijna was Frederik Hendrik getrouwd met de dochter van de landgraaf van Hessen-Kassel, Elisabeth, maar dat ging op het laatste moment niet door omdat hij de huwelijkse voorwaarden ongunstig vond. Ondanks de druk die op hem werd uitgeoefend bleef hij bij zijn standpunt.

De laatste grote reis die Frederik Hendrik maakte was in 1619, kort na de dood van Van Oldenbarnevelt, naar het prinsdom Orange. Dit land was in bezit gekomen van Maurits na de dood van Filips Willem in 1618 en Maurits wilde het bestuur vervangen door personen van zijn signatuur. Op zijn reis bezocht hij tevens de Franse koning, waarmee de relatie bekoeld was geraakt door de executie van Van Oldenbarnevelt.

Met de dood van Van Oldenbarnevelt in de Republiek en van Filips III in Spanje waren de voorstanders van verlenging van de wapenstilstand van het toneel. Zodoende werd de oorlog weer aangevangen in 1621. In 1624 sloeg de Spaanse commandant Spinola het beleg rond Breda. Maurits heeft nog getracht het beleg te breken, maar slaagde er niet in. Hij was ziek en toen zijn toestand verslechterde vertrok hij naar Den Haag. De prins benoemde Frederik Hendrik tot waarnemend opperbevelhebber. Vanaf zijn ziekbed ontbood hij in maart 1625 zijn jongere broer om afscheid te nemen.

Frederik Hendrik, inmiddels 41, was nog steeds niet getrouwd. Omdat zonder te trouwen de dynastie niet voortgezet kon worden, werd hij door Maurits onder druk gezet alsnog te trouwen. In Den Haag werd haastig gezocht naar een geschikte bruid en gevonden in de Duitse gravin Amalia van Solms, die een achternicht van hem was, en die als hofdame met de 'winterkoning' Frederik V van de Palts in 1620 mee naar Den Haag was gevlucht. Zij trouwden op 4 april 1625 onder druk van Maurits: zou Frederik Hendrik niet trouwen en daarmee niet de dynastie voortzetten, dan zou hij onterfd worden. Maurits overleed drie weken later.

Benoeming tot stadhouder

 

Toen Maurits van Oranje op 23 april 1625 overleed, hadden de provincies Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland en Overijssel geen stadhouder meer. Een stadhouder was in feite de plaatsvervanger van de landsheer in een provincie. Met het afzweren van de Spaanse koning werd een plaatsvervanger overbodig. Toch bleef de functie in stand als legeraanvoerder en kon hij andere functies naar zich toe trekken. Het benoemen van een stadhouder was een provinciale aangelegenheid; iedere provincie mocht bepalen wie hun stadhouder werd. In Holland waren de Staten van Holland het al snel eens dat Frederik Hendrik de nieuwe stadhouder moest worden. Zeeland dat een verbintenis had met Holland kon niet anders dan meegaan in het besluit dat in Den Haag was genomen. Op 2 juni werd hij benoemd als stadhouder van deze provincies. Hij werd ook als stadhouder benoemd door: Utrecht op 9 juli, Overijssel op 6 juli en Gelderland op 25 juli. De provincie Stad en Lande benoemde de Friese stadhouder Ernst Casimir tot stadhouder.

Vanaf het moment dat Maurits was overleden had het leger officieel ook geen opperbevelhebber meer. Op dezelfde dag werd door de Staten-Generaal een resolutie aangenomen met daarin de benoeming van Frederik Hendrik tot kapitein- en admiraal-generaal van het Staatse leger en de vloot.

De stadhouder als staatsman

 

Gedurende de zomermaanden was Frederik Hendrik vaak op zomercampagne met het leger en kon zich dan niet intensief bemoeien met staatszaken. In de wintermaanden echter, wanneer de legereenheden ingekwartierd waren hield hij zich juist meer bezig met staatszaken, zowel van het land als van de provincie Holland.

Was Frederik Hendrik in Den Haag, dan sprak hij als lid van de Raad van State, geregeld met de roterende voorzitter van de raad en de secretaris. Het bijwonen van vergaderingen deed hij af en toe, afhankelijk van de agenda van de vergadering en van de prins. Het is niet zeker of Frederik Hendrik ook regelmatig contact had met de griffier van de Staten-Generaal. Vanaf 1628 was dit Cornelis Musch en hij kon in ieder geval wel tot de politieke intimi van Frederik Hendrik gerekend worden. Geleidelijk werd het gebruikelijk dat ook de president van de Staten-Generaal 's morgens voor de vergadering de prins bijpraatte. Als stadhouder woonde hij ook zo nu en dan vergaderingen bij van de Staten van Holland. Zo probeerde hij bij Holland de benodigde financiële middelen vrij te krijgen voor het voeren van een offensieve oorlog. In 1626 en in 1627 trok hij samen met de Raad van State naar de Vergadering van Holland om de Gecommitteerde Raden te overtuigen dat er geld opgebracht moest worden voor de oorlogsvoering en dat het niet met minder kon. Vanaf 1619 was de secretaris van de prins Constantijn Huygens. Dankzij zijn verslagen en dagboek is er veel bekend over Frederik Hendrik.

Sinds de Opstand was er al een religieus conflict gaande in de Nederlanden. Eerst nog vooral tussen katholieken en protestanten. Later ook tussen twee stromingen in het protestantisme: de 'preciezen', ook wel contraremonstranten genoemd en de 'rekkelijken', ook wel remonstranten genoemd. Willem van Oranje, de vader van Frederik Hendrik en Maurits was voor religievrede en koos geen partij. Maurits daarentegen, koos in het steeds hoger oplopende conflict de zijde van de onverdraagzame contraremonstranten. Maurits liet na een machtsstrijd tussen hem als militaire leider en de politieke leider van het land Oldenbarnevelt deze in 1619 onthoofden en liet stadsbesturen vervangen door bestuurders van de contraremonstrantse stroming. Sinds de Dordtse synode van datzelfde jaar was de contra-remonstrantse stroming de officiële staatsgodsdienst en was de remonstrantse stroming verboden.

Naast een religieus conflict was het ook vooral een politiek conflict. De remonstranten waren namelijk voor een grotere macht van de afzonderlijke provincies, voor vrede met Spanje en tolerant richting andere godsdiensten. Dit in tegenstelling tot de contraremonstranten die een sterke Staten-Generaal en stadhouder nastreefden, die geen vrede met Spanje wilden en fel in het vervolgen van alle andere godsdiensten. Na zijn aantreden als stadhouder in 1625, werd er door Frederik Hendrik niet tegen het verboden remonstrantisme opgetreden. Hij was vergeleken met zijn broer gematigder en koos net als zijn vader geen partij. Toch was het duidelijk dat hij meer sympathie had voor de remonstranten: zijn mentor was de verbannen remonstrant Uytenbogaert en het was voor iedereen zichtbaar dat hij zijn broer niet steunde bij zijn keuze voor het contra-remonstrantisme. Frederik Hendrik erkende de enige officiële staatsgodsdienst, maar was van mening dat er ook ruimte moest zijn voor andere stromingen. Ook tegen de contra-remonstranten trad hij weinig op, alleen wanneer de openbare orde in gevaar was. Behendig bleef hij in het midden om beide partijen afhankelijk van hem te houden. Zo ondernam hij geen poging om de door de Staten van Holland ingestelde plakkaten tegen de remonstranten te laten intrekken. Evenmin ondernam hij actie om de plakkaten af te dwingen in steden zoals Maurits dat wel deed. Omdat contra-remonstranten de stadhouder niet aan kun kant hadden, was hun enige wapen de publiciteit en pamfletten, dat tot een felle strijd leidde. In sommige steden, zoals in Schiedam en Rotterdam was er meer tolerantie voor remonstranten dan in andere steden en in de loop der jaren nam heel langzaam de tolerantie toe en namen meer remonstranten zitting in de stadsbesturen. Tegen 1622 had Amsterdam een uit merendeel bestaande remonstrantse stadsregering. De meerderheid van de Amsterdamse bevolking was echter contra-remonstrants en door opruiende predikanten was er nog geregeld geweld tegen remonstranten. Toen de situatie in 1628 onhoudbaar werd voor de vroedschap, werd Frederik Hendrik gevraagd orde op zaken te stellen in Amsterdam. Frederik Hendrik trok erheen en bleef er vier dagen om de rust te herstellen. In datzelfde jaar werd door de vroedschap nog eens om hulp gevraagd en werden er soldaten naar de stad gezonden.

Sommige tijdens godsdiensttwisten van het Twaalfjarig Bestand verbannen personen, zoals Uytenbogaert, konden tijdens zijn stadhouderschap terugkeren. Dit gold niet voor Hugo de Groot, ondanks herhaaldelijke verzoeken.

Verlies van Breda

Toen Frederik Hendrik het stadhouderschap overnam was de Republiek er slechter aan toe dan ooit sinds 1590.De sfeer in het land was gespannen en de schatkist was nagenoeg leeg. Als opperbevelhebber heeft hij nog getracht de belangrijke vesting en familie-eigendom Breda te ontzetten dat toen nog belegerd werd door Spinola, maar slaagde daar niet in. Zo begon hij als opperbevelhebber meteen met een verlies. Hoewel het hem nauwelijks aangerekend kon worden, werd zijn militaire prestige er niet groter door.

In 1624 had de Republiek een verdrag gesloten met Frankrijk en in 1625 met Engeland. Frankrijk zou jaarlijks financieel bijdragen en Engeland zou manschappen leveren. De Republiek kreeg daardoor de mogelijkheid gebieden op Spanje te heroveren. In 1626 werd echter slechts Oldenzaal heroverd, omdat de benodigde financiën voor zo'n offensieve veldtocht te laat opgebracht werden. Een poging dat jaar om Hulst bij verrassing in te nemen mislukte. Het stadje Groenlo, gelegen in het graafschap Zutphen, dat net als Oldenzaal door Spinola voorafgaand aan het Twaalfjarig Bestand was veroverd, werd in 1627 door Frederik Hendrik met Ernst Casimir heroverd. Dit lag voor de hand, omdat dit in 1627 nog de enige stad in de Republiek was in handen van de Spanjaarden. Lang heeft de belegering niet geduurd: op 30 juli werd de stad voor het eerst door het Staatse leger beschoten en op 18 augustus werd er over de overgave onderhandeld, die op 20 augustus plaatsvond. Hulp aan Spaanse zijde kwam niet vanwege geldgebrek, waardoor de commandant van de Spaanse troepen, Hendrik van den Bergh, alleen hulp kon bieden door dreigende bewegingen uit te voeren. Ook de de Duitse keizer kon als bondgenoot van Spanje geen hulp bieden, omdat hij toen in oorlog was met met de Deense koning Christiaan IV.

Beleg van 's-Hertogenbosch

 

Sinds 1625 was de situatie in de Republiek op economisch en sociaal gebied verslechterd. Ook op strategisch gebied liep het niet voorspoedig voor het land door de uitbreiding van de macht van de Habsburgers over Noord-Duitsland. Toch waren er enkele lichtpuntjes. Zo kreeg het land na de Spaanse verovering van Breda weer lucht, doordat de offensieve oorlog door de Spanjaarden wegens geldgebrek werd gestaakt. Ook de Spaanse bemoeienis met de Mantuaanse Successieoorlog verlichtte de druk op de Republiek. Daarnaast verbeterde de financiële situatie voor de Republiek en raakten Engeland en Frankrijk ook in oorlog met Spanje. In 1628 wist de kaper Piet Hein bij de slag in de baai van Matanzas een Spaanse zilvervloot te veroveren, waarmee hij een enorme schat voor de Republiek verwierf. Frederik Hendrik kon die goed gebruiken in zijn strijd en tevens enthousiasmeerde het mensen om de oorlog door te zetten. Naast dit succes gaf ook de stabiliteit die hij terugbracht in de Republiek hem de mogelijkheid eindelijk eens een grote belangrijke stad te belegeren. Zijn keus viel op 's-Hertogenbosch dat na een beleg van vier en een halve maand veroverd werd. Het zou zijn grootste overwinning zijn. De stad met de bijnaam 'moerasdraak' was moeilijk in te nemen door twee stroompjes die in de stad samenkwamen en doordat het gebied rond de stad erg drassig was. Ook de uitgebreide verdedigingswerken en nabij gelegen forten maakten de stad sterk. Om Den Bosch te veroveren werd er, net als bij het beleg van Groenlo, een circumvallatielinie rond de stad aangelegd waarmee de stad afgesloten werd van de buitenwereld. Vervolgens werden vanuit verschillende kwartieren approches aangelegd naar de stadsmuren om zo de verdedigingswerken te kunnen opblazen. De Spanjaarden probeerden het Staatse leger bij Den Bosch weg te lokken door in het oosten de Republiek samen met hun Duitse bondgenoot binnen te vallen. Amersfoort werd nog veroverd, maar het Spaanse leger moest zich uiteindelijk terug trekken, door de Staatse verovering van Wezel, waarmee het Spaanse leger geïsoleerd werd. Met het opblazen van verdedigingswerken via de approches werd Den Bosch tot overgave gedwongen. In de onderhandelingen die volgden werd overeengekomen dat het Bossche garnizoen met alle mogelijke eer de stad uit mocht trekken, hetgeen op 17 september geschiedde onder grote belangstelling. Frederik Hendrik pleitte nog voor religievrede voor de stad maar de Staten-Generaal besloot het katholicisme te verbieden.

De Spaanse koning Filips IV was geschokt door het verlies en wilde een wapenstilstand aangaan met de Republiek. De hele bevolking sprak erover. Het lijkt erop dat de prins voor een vrede was, al kan dat ook gespeeld zijn om de Spanjaarden te misleiden en meer financiële steun te krijgen van contraremonstranten voor de oorlog. In de Staten van Holland was de verdeeldheid over een vrede zo groot dat er een patstelling ontstond zodat in 1630 op militair gebied niets ondernomen kon worden.

Veldtocht langs de Maas

In het jaar na Den Bosch kon er door Frederik Hendrik niets ondernomen worden, omdat de Staten van Holland niet het ervoor benodigde geld opbrachten. Dit werd erg betreurd door de prins, omdat hij, door de zwakte van het Spaanse leger van dat moment, juist de kans zag iets groots te ondernemen.

Het jaar erop in 1631 was er weer geld beschikbaar en werd er gekozen voor een inval in Vlaanderen. Het doel was Duinkerken, omdat de vanuit die stad opererende kapers grote schade aan de Nederlandse handel aanrichtten of Brugge. Eenendertig jaar geleden had zijn broer Maurits ook al geprobeerd Duinkerke te veroveren, maar dat mondde uit in de slag bij Nieuwpoort. Dit maal was het leger met 30.000 man veel groter en zonder veel weerstand bereikte het leger het kanaal Gent-Brugge dat tot paniek leidde onder de bevolking. Het bericht van een groot Spaans leger dat onderweg was veroorzaakte een ruzie tussen de aanwezige gedeputeerden en de stadhouder over het doorgaan dan wel afblazen van de expeditie. De gedeputeerden trokken aan het langste eind en het leger werd teruggetrokken, waarna dat jaar voorbij ging zonder iets bereikt te hebben.

 

Als 1629 het jaar was van Den Bosch, dan zou 1632 het jaar worden van Maastricht. Hoewel in eerste instantie Frederik Hendriks plan was om Antwerpen te belegeren maar door de zware versterking ervan werd Maastricht het doel. Om steden in het zuiden tegemoet te komen had Frederik Hendrik bij de Staten-Generaal voor elkaar gekregen dat zij die vrijwillig overgingen naar de Republiek, vrijheid van godsdienst zouden krijgen. Wel zou er een kerk overgedragen moeten worden aan de gereformeerden. Op 1 juni begon de veldtocht langs de Maas. Het leger trok vanaf de Mookerhei via Venlo, dat zich na 2 dagen overgaf, naar Roermond dat zich na een dag overgaf. De geschonken vrijheid van godsdienst, dat voor Frederik Hendrik heel belangrijk was had tot zijn teleurstelling niet het gewenste effect. De katholieke geestelijken in Roermond bijvoorbeeld konden het niet accepteren dat er ruimte was gekomen voor de protestanten en voelde het als een dwang. Op 10 juni bereikte de prins Maastricht en werd het omsingeld. Het Spaanse leger was op dat moment in de Palts en keerde terug, waar het zich nabij Maastricht verschanste. Ook een Keizerlijk leger onder leiding van Pappenheim kwam om het beleg te proberen te breken. Na een mislukte aanval op de Staatse linie vertrok het leger en sloeg het kampement op ten zuiden van Maastricht. Het beleg vorderde gestaag en op 19 augustus was er een bres geslagen in de verdediging van de stad en moest de stad capituleren. Omdat de stad zich niet vrijwillig had overgegeven kregen zij wel vrijheid van godsdienst, maar moesten er twee kerken worden overdragen aan de protestanten.

Vrede of een nieuwe alliantie met Frankrijk

 

Kort na deze overwinningen zou Frederik Hendrik overwogen hebben om Brussel aan te vallen. Tot vaste plannen is het nooit gekomen en hij bleef tot november in Maastricht. Zijn doel was nog steeds de Nederlanden weer te verenigen, maar hij had daarbij steun nodig van de bevolking. Die steun was ondanks de toezegging van godsdienstvrijheid niet duidelijk merkbaar. Na de Spaanse nederlagen kregen de zuidelijke Staten-Generaal voor het eerst sinds lange tijd toestemming van Isabella om bij elkaar te komen. Tijdens die vergadering werd duidelijk dat de meeste provincies direct vredesbesprekingen met het noorden wilden. Daarop vertrok een delegatie naar Maastricht waar de noordelijke gedeputeerden te velde nog waren. Frederik Hendrik was voor een vrede en probeerde daarvoor een meerderheid te krijgen in de Republiek. Provincies als Gelderland, Overijssel en Utrecht waren voor vrede; Friesland, Groningen en Zeeland tegen en Holland was verdeeld tussen arminiaanse steden die voornamelijk voor vrede waren en contraremonstrantse steden die voornamelijk tegen waren. Veel eisen van het noorden werden door de zuidelijke onderhandelaars ingewilligd op drie voor de Republiek cruciale eisen na: het behoud van de Nederlands-Braziliaanse bezittingen van de WIC, het lot van de Meierij dat met Den Bosch zou moeten toevallen aan de Republiek en als belangrijkste de toltarieven voor Vlaamse havens, met name de vrije toegang tot de haven van Antwerpen was voor de onderhandelaars van de Zuidelijke Staten-Generaal een breekpunt. Toen de onderhandelingen vastliepen waren de arminiaanse steden tot verdere concessies aan de zuidelijke onderhandelaars bereid. Daar wilde Frederik Hendrik echter niet in meegaan en zo brak er een felle ruzie uit tussen hem en de arminiaanse fractie die gesteund werd door de Hollandse raadspensionaris Adriaan Pauw. Uiteindelijk won Frederik Hendrik door Utrecht en Gelderland te overtuigen zijn advies over te nemen. Hierdoor verkreeg hij een meerderheid in de Staten-Generaal. Tevens was dit een kentering in de geschiedenis. Waren de arminianen daarvoor in de minderheid en hadden zij de steun en bescherming van de stadhouder nodig; nu waren zij onderhand in de meerderheid en hadden zij deze steun niet meer nodig en konden zij een eigen weg inslaan.

In plaats van een vrede met Spanje ging de prins in op het alternatief: een alliantie met Frankrijk. Dit bondgenootschap werd gesloten met de eerste minister van Frankrijk kardinaal Richelieu en met hulp van Venetiaanse ambassadeurs waarvan de vorige alliantie in 1627 was verlopen. In dit verdrag werd onder andere bepaald dat de Republiek geen eenzijdige vrede mocht aangaan met Spanje. Het sluiten was voor Frederik Hendrik heel belangrijk, maar was niet eenvoudig door een aantal spanningen van een paar jaar ervoor. Zo was er in 1627 al een geschil over het verlengen van het verdrag met Frankrijk geweest. Een onbekwame onderhandelaar had zich niet aan zijn instructie gehouden en een vooral voor Frankrijk voordelig conceptverdrag opgesteld dat, tot woede van Frankrijk, door de Verenigde Provinciën niet werd geratificeerd. Een ander voorval ging over het prinsdom Orange, een klein gebied in Zuid-Frankrijk, dat nog altijd eigendom van Frederik Hendrik was. In 1619 werd Jean de Hertoge van Osmael, heer van Valckenburg, de door Frederik Hendrik nieuw geïnstalleerde gouverneur van het gebied. Deze Valckenburg kreeg goede banden met Richelieu en in 1628, katholiek geworden, ondertekende hij met de Franse minister een overeenkomst om het prinsdom Orange op zijn teken over te dragen aan Frankrijk. Het teken kwam niet, maar ondertussen was Frederik Hendrik hiervan op de hoogte en stuurde hij onderhandelaars, waaronder zijn Zeeuwse adviseur Johan de Knuyt naar Orange om Valckenburg af te zetten. Dit mislukte, waarna een nieuwe poging werd ondernomen. Bij deze poging kwam Valckenburg om. Zijn opvolger werd een halfjaar later vermoord en uit onderschepte brieven bleek dat Richelieu bij dit complot betrokken was. Ondanks deze gebeurtenissen waren de betrekkingen tussen de prins en de kardinaal voor de Republiek zo belangrijk, dat deze gebeurtenissen niet tot een merkbare verslechtering van de relatie met Frankrijk leidden.

Strijd om Schenkenschans

Gedurende de twee opvolgende jaren waren er weinig militaire activiteiten. Rijnberk werd nog ingenomen alsook Lingen, een persoonlijk eigendom van Frederik Hendrik dat verlaten werd door het keizerlijke leger. Het twee jaar ervoor veroverde Maastricht werd door de Spanjaarden belegerd, maar braken het beleg op toen Frederik Hendrik Breda had omsingeld, dat vervolgens op haar beurt weer werd opgebroken.

 

In 1635 werd het nieuwe verdrag gesloten met Frankrijk. Tegelijkertijd kwam de nieuwe Spaanse landvoogd in de Nederlanden met een leger van 11.000 man. Overeengekomen was dat Frankrijk en de Republiek een leger van 25.000 soldaten en 5.000 ruiters zouden oproepen die gezamenlijk ingezet zouden worden. Beide legers verzamelden zich bij Maastricht en via Maastricht trokken zij naar Tienen dat na de inname geplunderd werd. Hierna ging men door naar Leuven, maar dat beleg werd al gauw opgebroken door ziektes in het Franse kamp, en naderende keizerlijke troepen. Toen Schenkenschans, een landtong waar de Rijn het land binnenstroomt en een van de belangrijkste schakels in de verdedingslinie van de Republiek, werd veroverd door de Spanjaarden was Frederik Hendrik gedwongen dit gat in de linie te dichten. In mei 1636 werd de vesting na een hevig bombardement weer heroverd. Het jaar 1635 en de alliantie bleek een fiasco en het was een tegenslag voor de stadhouder want het had niet de gewenste resultaten gebracht. Daarnaast werd samenwerking met de belangrijkste provincie Holland steeds moeilijker voor Frederik Hendrik vanwege de tegenstellingen met de arminiaanse fractie geleid door Adriaan Pauw. Toen zijn herverkiezing kwam, werd Pauw op een diplomatieke missie naar Parijs gestuurd. Tijdens zijn afwezigheid werden drie zwakkere kandidaten naar voren geschoven waar de prins beter mee kon samenwerken, waarvan de keuze na verkiezing op Jacob Cats viel.

Naast opperbevelhebber van het leger was Frederik Hendrik ook admiraal-generaal van de vloot. De vloot was nodig om het land, de handel en de visserij te beschermen tegen de Duinkerker kapers, Spaanse schepen en tegen eventuele Engelse overlast. Onmogelijk kon hij beide functies waarnemen en daarom benoemde hij een luitenant-admiraal die de controle kreeg over de vloot. Zijn keuze viel in 1632 na de dood van Piet Hein op een vertrouweling van de stadhouder Philips van Dorp. Zijn admiraalschap werd echter een grote mislukking door een gebrek aan bekwaamheid en leiderschapskwaliteiten. Uiteindelijk werd hij in 1637 teruggeroepen en afgezet ten behoeve van Maarten Tromp.

Herovering van de Nassaustad Breda

 

Voordat Frederik Hendrik het beleg voor Breda sloeg in 1637, was hij door de Franse diplomaat Charnacé overgehaald eerst Duinkerken te proberen te veroveren. Na drie weken ingescheept te hebben gewacht werd besloten de aanval af te breken. Ook Hulst kon niet bij verrassing ingenomen worden en toen viel de keuze op Breda. Een Brabantse stad aan de grens met de Republiek en vlakbij de provincie Holland, die in 1625 nog was veroverd door de Spaanse commandant Spinola. Het beleg werd gevoerd in de trant van de belegeringen van Den Bosch en Maastricht, dus als een omsingeling met een circumvallatielinie en met het graven van approches naar de stad. De stad capituleerde na bijna drie maanden. Terwijl Frederik Hendrik Breda belegerde kon de Spaanse generaal en landvoogd de Kardinaal-Infante vrij gemakkelijk de steden Venlo en Roermond heroveren.

Na Breda werd het steeds moeilijker voor Frederik Hendrik om geld los te krijgen bij de provincies en voornamelijk bij de belangrijkste van de zeven, Holland. In Holland had ondertussen de remonstrantse factie de overhand en zij waren tegen het voortzetten van de oorlog met Spanje en wilde het leger inkrimpen. Frederik Hendrik echter zag zijn missie nog helemaal niet als volbracht. Hij wilde op zijn minst nog de stad Antwerpen veroveren. Het bleef na Breda bij de steden Gennep, en de Zeeuw-Vlaamse steden Sas van Gent en Hulst. Dit was erg frustrerend voor de stadhouder, omdat Spanje uiterst zwak stond. De vloot was vernietigend verslagen door Maarten Tromp in de Slag bij Duins, onder de zuidkust van Engeland. Het landleger van Spanje werd verslagen bij Rocroi door de Fransen waarmee de Republiek nog steeds een aanvalsverdrag had. Dit bood kansen om meer successen te boeken in de Zuidelijke Nederlanden, maar dat hadden de Hollanders er niet voor over. Frankrijk benutte die kans wel en heeft toen een groot aantal steden kunnen veroveren op de Spanjaarden. Wel werden er nog diverse pogingen gewaagd om Antwerpen te veroveren maar toen zijn neef Willem van Nassau in zijn opdracht in 1638 een poging waagde, werd hij grondig verslagen in de Slag bij Kallo. In 1646 deed de stadhouder nog een laatste poging om Antwerpen te herwinnen; hij sloeg het beleg voor de stad, maar slaagde er niet in haar te onderwerpen.

Toen in 1640 Hendrik Casimir I van Nassau-Dietz overleed, die in 1632 zijn vader Ernst Casimir was opgevolgd als stadhouder van Friesland, Stad en Lande en Drente, zocht zijn broer Willem Frederik steun bij Frederik Hendrik voor zijn opvolging als stadhouder in die provincies. Frederik Hendrik wilde daar echter ook stadhouder worden om zijn aanzien te vergroten. Ook de Staten-Generaal wilde dat graag - bij de stemmingen onthielden Friesland en Stad en Lande zich - en daarom stuurde zij een delegatie naar de provinciale staten om voor hem te pleiten. Nog voor die delegatie Friesland bereikte, hadden de Friese Staten al Willem Frederik benoemd. In de provincies Stad en Lande en Drente werd Frederik Hendrik wel benoemd tot stadhouder. Erg blij was Frederik Hendrik niet dat Friesland aan hem voorbij ging en als vergelding kreeg Willem Frederik geen hoge rang in het Staatse leger.

Engelse perikelen

 

Frederik Hendrik was constant bezig om zijn prestige te vergroten en om de dynastie te versterken. Zo ging hij langs de provincies om te zorgen dat zij het stadhouderschap erfelijk verklaarden. Het hoogtepunt voor hem in dynastiek opzicht was het huwelijk van zijn zoon Willem met de Engelse prinses Mary. Oorspronkelijk hadden de Engelse koningin Henriëtte Maria en de koningin-moeder Maria de' Medici de tweede Engelse prinses Elisabeth in gedachten voor Willem en Mary, de oudste prinses, voor de Spaanse kroonprins D. Baltasar Carlos. Maar omdat deze Baltasar plotseling stierf kwam Mary weer beschikbaar. Een delegatie van de Staten-Generaal ging op diplomatieke reis naar Londen om te onderhandelen. Toen het geregeld was werd om de hand van de prinses gevraagd. Voor Frederik Hendrik was het huwelijk een enorme verhoging van zijn prestige. Voor de Engelse koning Karel I was het uithuwelijken van zijn oudste dochter met iemand van een lagere stand een aanzienlijke concessie. Hiermee hoopte hij meer steun in zijn parlement te krijgen waarmee hij constant overhoop lag. De situatie in Engeland was zo verslechterd dat de Engelse koningin naar de Republiek was gevlucht. Daar bood zij Frederik Hendrik in ruil voor steun een huwelijk aan tussen de Engelse kroonprins en Frederik Hendriks dochter Louise Henriëtte. En terwijl de Staten-Generaal een neutraliteitspolitiek voerde tussen het parlement en de koning, deed Frederik Hendrik vanwege het lokaas er alles aan om de koning te steunen. Weer kwam de stadhouder in botsing met de Staten van Holland en door zijn beleid zette hij ook zijn reputatie op het spel bij zijn trouwste aanhang. Uiteindelijk werd Karel I gevangengenomen en onthoofd en van een huwelijk met de Engelse kroonprins is niets meer gekomen. Deze episode kan voor Frederik Hendrik gezien worden als zijn minst sterke optreden.

Overlijden

 

Jaren voor zijn overlijden, leed Frederik Hendrik al regelmatig aan hevige jichtaanvallen, in Den Haag maar ook tijdens veldtochten. Bij zo'n aanval kon hij niet anders dan rusten. Langzaam takelde hij af maar dat weerhield hem niet veldtochten te blijven ondernemen. Naast jicht had Frederik Hendrik ook last van andere aandoeningen, maar door het ontbreken van een autopsie rapport en door de discretie van zijn doktoren kan door moderne deskundigen niet vastgesteld worden wat dat kon zijn. Toch dacht de stadhouder er niet aan het opperbevel over te dragen aan zijn zoon, Willem II. Hun opvattingen lagen daarvoor te ver uit elkaar. In januari 1646 werden ambassadeurs naar het vredescongres gezonden in Münster. Een van hen was de Zeeuw Johan de Knuyt die ook een overeenkomst moest sluiten met de Spaanse koning over de bezittingen van de prins in de Zuidelijke Nederlanden. Tegen die tijd dat de ambassadeurs naar Münster vertrokken, was de stadhouder nog geen voorstander van een vrede. Amalia was inmiddels wel voor een vrede en vanaf juli/augustus dat jaar hijzelf ook. Willem II bleef tegen een vrede en zou het gesloten akkoord ook niet ratificeren. Op 8 januari 1647 werd het voorlopig vredesverdrag gesloten. In februari was de prins inmiddels te zwak om naar de kerk te gaan en kwam er een predikant naar de ziekenkamer. Een maand later was zijn situatie zo verslechterd dat er afscheid werd genomen. Niet alleen de directe familie, maar ook afgevaardigden van de hoge Statencolleges gingen op bezoek. Frederik Hendrik overleed op 63-jarige leeftijd op 14 maart 1647, een jaar voordat de Vrede van Münster getekend werd. Zijn stoffelijk overschot werd bijgezet in de Grafkelder van Oranje-Nassau in de Nieuwe Kerk in Delft. Frederik Hendrik werd opgevolgd als stadhouder en kapitein-generaal door zijn zoon Willem II. Tijdens zijn korte stadhouderschap stortte hij het land in de ergste crisis sinds 1618.

Huwelijk en kinderen

 

Toen Maurits in 1625 op sterven lag, was Frederik Hendrik nog altijd ongehuwd en stond evenals zijn halfbroer bekend als rokkenjager. Frederik Hendrik had bij de burgemeestersdochter Margaretha Catharina Bruyns een bastaardzoon: Frederik van Nassau. Deze werd de stamvader van de tak Nassau-Zuylestein. Omdat Maurits altijd ongehuwd was gebleven, zette hij Frederik Hendrik ter wille van de voortzetting van de dynastie onder druk om te trouwen. Zou hij niet trouwen, dan zou hij niet de erfgenaam worden van Maurits. De Duitse Amalia van Solms, die als hofdame met de 'winterkoning' Frederik V van de Palts in 1620 mee naar Den Haag was gevlucht, kwam in beeld. Frederik Hendrik en Amalia trouwden op 4 april 1625. Anders dan Maurits ontwikkelden Frederik Hendrik en Amalia een hofhouding met koninklijke allure, waarbij Den Haag steeds meer het karakter van hofstad kreeg en de heerschappij van de Oranjes de pretenties van een monarchale dynastie aannam. De oudste zoon van Frederik Hendrik en Amalia, Willem II, trouwde met een Engelse prinses, Maria Stuart. Louise Henriëtte van Nassau de oudste dochter trouwde met de keurvorst van Brandenburg, Frederik Willem.

Frederik Hendrik en Amalia kregen 9 kinderen, van wie er 4 jong stierven:

 

 

  • Willem II van Oranje (27 mei 1626 — 6 november 1650) (stadhouder), gehuwd met Maria Stuart

 

 

 

 

  • Louise Henriëtte van Nassau (7 december 1627 — 18 juni 1667), gehuwd met keurvorst Frederik Willem van Brandenburg

 

 

 

 

  • Henriëtte Amalia van Nassau (26 oktober 1628 — december 1628)

 

 

 

  • Elisabeth van Nassau (4 augustus 1630 — 4 augustus 1630)

  • Isabella Charlotte van Nassau (28 april 1632 — april 1642)

 

 

 

 

  • Albertine Agnes van Nassau (9 april 1634 — 24 mei 1696), trouwde met Willem Frederik van Nassau-Dietz

 

 

 

 

  • Henriëtte Catharina van Nassau (10 februari 1637 — 3 november 1708), trouwde met Johan George II van Anhalt-Dessau

 

 

 

 

  • Hendrik Lodewijk van Nassau (30 november 1639 — 29 december 1639)

 

 

 

 

  • Maria van Nassau (5 september 1642 — 20 maart 1688), trouwde met Maurits van Simmern

 

 

 

 

Vorstenallure

 

In de jaren 30 van de zeventiende eeuw kende de Republiek een duidelijk speculatieve economische opleving. Zo steeg de waarde van de aandelen van de VOC spectaculair en ontstak de tulpenmanie. Ook Frederik Hendriks inkomen steeg flink tot 650.000 gulden in 1637 door de opleving van de landbouw en de herovering van persoonlijke eigendommen als Lingen en Breda. Verschillende paleizen in Nederland zijn in Frederik Hendriks opdracht gebouwd en verbouwd; onder andere liet hij Huis ten Bosch, Huis ter Nieuburch en Huis Honselaarsdijk bouwen. Hij verbouwde paleis Noordeinde en de stadhouderlijke verblijven op het Binnenhof. Het kasteel van Buren en dat van Breda werden opnieuw ingericht. Zijn paleizen werden gebruikt voor grootse feesten en ontvangsten. Frederik Hendrik was, dankzij aanmoediging van zijn secretaris Constantijn Huygens, een kunstverzamelaar. In 1634 bestond de stadhouderlijke kunstcollectie uit zo'n honderd schilderijen, waaronder werken van Rembrandt, Rubens, Van Honthorst, Poelenburgh en Van Dyck. In Huis ten Bosch is de Oranjezaal aan Frederik Hendrik opgedragen. Een wandschildering, getiteld Frederik Hendrik de Triomfator, laat de stadhouder zien als overwinnaar van zijn vijanden. Daarnaast gaf hij veel geld uit aan tuinen en wandtapijten en had Amalia een grote juwelenverzameling.

 

In het door hem heroverde Breda, erfstad van de Oranjes, stichtte Frederik Hendrik in 1646 uit eigen middelen van hemzelf en zijn echtgenote een prestigieuze Illustere school, die naar zijn familie het Oranjecollege zou heten. Uit verschillende Europese landen kwamen hier in de aanvangsjaren buitenlandse studenten op af. Van hieruit zou volgens plan ook de protestantisering van Brabant ter hand genomen moeten worden.

Frederik Hendrik en Amalia streefden ernaar om te worden opgenomen in de familie van Europese vorstenhuizen. Zij hadden het tij mee, want gedurende het bewind van de prins steeg de Nederlandse welvaart explosief. Het prinselijk paar wist voor zijn kinderen voorname huwelijken te sluiten. De erfprins huwde Maria Stuart, dochter van koning Karel I van Engeland, en Louise Henriëtte werd erfprinses van Brandenburg. Albertine Agnes huwde een Friese Nassau. Via haar stamt het huis Oranje-Nassau af van Willem van Oranje.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

http://commons.wikimedia.org/wiki/Category:Frederick_Henry,_Prince_of_Orange#mw-subcategories">Mediabestanden

Do you have supplementary information, corrections or questions with regards to Frederik Hendrik stadhouder prins van Oranje (1625–1647) (Frederik Hendrik, stadhouder, prins van Oranje (1625–1647)) van Nassau Dietz?
The author of this publication would love to hear from you!


Timeline Frederik Hendrik stadhouder prins van Oranje (1625–1647) (Frederik Hendrik, stadhouder, prins van Oranje (1625–1647)) van Nassau Dietz

  This functionality is only available in Javascript supporting browsers.
Click on the names for more info. Symbols used: grootouders grandparents   ouders parents   broers-zussen brothers/sisters   kinderen children

With Quick Search you can search by name, first name followed by a last name. You type in a few letters (at least 3) and a list of personal names within this publication will immediately appear. The more characters you enter the more specific the results. Click on a person's name to go to that person's page.

  • You can enter text in lowercase or uppercase.
  • If you are not sure about the first name or exact spelling, you can use an asterisk (*). Example: "*ornelis de b*r" finds both "cornelis de boer" and "kornelis de buur".
  • It is not possible to enter charachters outside the standard alphabet (so no diacritic characters like ö and é).



Visualize another relationship

The data shown has no sources.

Matches in other publications

This person also appears in the publication:

Historical events

  • Stadhouder Prins Willem I de Zwijger (Prins Willem van Oranje) (Huis van Oranje) was from 1581 till 1584 sovereign of the Netherlands (also known as Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden)
  • In the year 1584: Source: Wikipedia
    • March 25 » Sir Walter Raleigh is granted a patent to colonize Virginia.
    • May 16 » Santiago de Vera becomes sixth Governor-General of the Spanish colony of the Philippines.
    • July 4 » Philip Amadas and Arthur Barlowe arrive at Roanoke Island
    • July 10 » William I of Orange is assassinated in his home in Delft, Holland, by Balthasar Gérard.
    • September 13 » San Lorenzo del Escorial Palace in Madrid is finished.


Same birth/death day

Source: Wikipedia

Source: Wikipedia


About the surname Van Nassau Dietz


When copying data from this family tree, please include a reference to the origin:
Peter de Groot, "Family tree De Groot en Jansen", database, Genealogy Online (https://www.genealogieonline.nl/stamboom-de-groot-en-jansen/I5638.php : accessed June 18, 2024), "Frederik Hendrik stadhouder prins van Oranje (1625–1647) (Frederik Hendrik, stadhouder, prins van Oranje (1625–1647)) van Nassau Dietz (1584-1647)".